De mysterieuze verplaatsing van zes Amerikaanse kernkoppen
Een incident waarbij een B-52 bommenwerper geladen met zes kruisraketten met kernkoppen dwars over de Verenigde Staten vloog en vervolgens urenlang onbewaakt op een landingsbaan stond leidt momenteel tot verregaande speculaties. Hebben de VS door de geld en energie opslorpende oorlogen in Afghanistan en Irak het onderhoud aan hun kernwapenarsenaal dusdanig verwaarloosd dat de nucleaire veiligheid nu gevaar loopt? Of is er een nog veel duisterder scenario denkbaar?
Op 29 augustus jl. werden op de Amerikaanse luchtmachtbasis Minot, in Noord Dakota zes W80-1 kernkoppen (elk met een nucleair vermogen van 10 Hiroshima bommen) gemonteerd op evenzovele kruisvluchtwapens (type AGM-129 Advanced Cruise Missile) en onder een vleugel van een B-52 bommenwerper gehangen. Onder de andere vleugel hingen zes oefenwapens met namaakkoppen. Deze bommenwerper vloog op 30 augustus een afstand van 1760 kilometer dwars over de VS naar de luchtmachtbasis Barksdale in Louisiana, waar ze vervolgens naast de landingsbaan geparkeerd werd. Na bijna 10 uur zou luchtmachtpersoneel de aanwezigheid van de nucleaire kruisvluchtwapens hebben geconstateerd en dit hebben doorgegeven aan de hogere bevelsstructuur, wat betekende dat ook president Bush werd gewaarschuwd. Deze gebeurtenissen werden in een communiqué (gepubliceerd op 6 september jl.) officieel erkend door de Amerikaanse luchtmacht, nadat eerder die dag het nieuws al uitgelekt was via luchtmachtpersoneel naar het blad Military Times. Na een officieel onderzoek door de luchtmacht werden op 19 oktober 70 personeelsleden gestraft dan wel ontheven uit hun functie. De luchtmacht had al eerder erkend dat er sprake was van een ‘fout’. Het officiële verhaal werd netjes afgedrukt in de Nederlandse pers. In het AD (22 oktober 2007) werd de onafhankelijke nucleaire expert Hans Kristensen aangehaald. Deze was van mening dat “er sprake was van slijtage in de voorschriften voor het omgaan met kernwapens”.
Een andere deskundige, de voormalige lieutenant-commander Stormer van de Amerikaanse Marine, hield een vergissing voor zeer onwaarschijnlijk. Het Amerikaanse opperbevel beweert al jaren dat de procedure voor het inzetten van kernwapens, de command and control regels, uiterst zorgvuldig worden nageleefd. Daarin wordt elke stap die het grondpersoneel neemt om een kernwapen uit de opslagplaats te nemen en gereed te maken voor een missie, gedetailleerd voorgeschreven. Bovendien wordt de verplaatsing van elk kernwapen gecontroleerd via een electronic tag, een op het kernwapen bevestigd zendertje waardoor de locatie van de bom op afstand kan worden bijgehouden. De verplaatsingen worden geregistreerd in het Nuclear Management Information System. Dat systeem is bovendien gedupliceerd.
Maar er is meer. De procedure voor het verplaatsen van kernkoppen is ook onderworpen aan bevelen die volgens vaste protocollen worden uitgevaardigd: command and control zorgt er voor dat een kernwapen alleen op bevel kan worden verplaatst en ingezet. Bij elke stap van die inzetprocedure zijn speciaal opgeleide technici betrokken die altijd in paren werken. Op die manier kan de één de ander tegenhouden, mocht die iets willen uithalen met het kernwapen. Het geheel van maatregelen staat ook wel bekend als nuclear surety – nucleaire zekerheid. Uit documentatie die op Volkel luchtmachtbasis gevonden is, waar Amerikaanse kernwapens voor Nederlands NAVO gebruik zijn opgeslagen, weten we dat er regelmatig sprake is van nuclear surety inspecties, oefenprocedures waarbij overtredingen nauwgezet worden geregistreerd en gestraft. Zo’n afwijking kan bijvoorbeeld bestaan uit het onbevoegd over een streep op de grond stappen die de veiligheidszone rond het kernwapen markeert. Er is nog meer bekend over de procedures: de kruisvluchtwapens die met kernkoppen zijn uitgerust, hebben rode tekens. Bovendien is er een klein raampje om het mogelijk te maken voor grondpersoneel om te controleren of er een kernbom gemonteerd is. Dit onderscheidt de nucleair uitgeruste kruisvluchtwapens van de oefenwapens. De nucleaire systemen wegen ook meer dan de oefenwapens.
Daarnaast zijn er uitgebreide procedures voor het bewapenen van een vliegtuig, waar de bemanning bij betrokken moet worden. Dat was het geval op de vertrekbasis Minot en de bestemming Barksdale. Beide zijn de thuisbasis voor eventuele nucleaire missies van B-52 bommenwerpers. Dat betekent dat het personeel goed bekend is met de nucleaire procedures. Om de door de luchtmacht genoemde fout te maken, zouden dus de registratiesystemen van de kernwapens moeten zijn uitgeschakeld; de kernwapens zouden dan op de kruisvluchtwapens zijn gemonteerd door het grondpersoneel, die niet zouden hebben geweten dat het om kernwapens ging, of het wel wisten maar dachten dat het om een bona fide verplaatsing ging. Dat laatste zou dan uitzonderlijk zijn, omdat verplaatsingen van kernkoppen sinds een reeks ongelukken in de zestiger jaren uitsluitend met transportvliegtuigen plaatsvinden (type C-17 en C-130), gescheiden van de kruisvluchtwapens. Dus niet op bommenwerpers. Vervolgens zou al het grondpersoneel betrokken bij de verplaatsing niet hebben gemerkt dat er kernwapens werden verplaatst, en de vliegtuigbemanning zou ook haar eigen procedures hebben veronachtzaamd.
Een alternatieve verklaring zou zijn dat men niet wist dat er kernkoppen werden verplaatst, ondanks de bekende verschillen. Maar dan moet er verklaard worden waarom de herkenningstekens waren verwijderd en de elektronische registratiesystemen uitgeschakeld dan wel genegeerd. De enige magere steun voor de ‘vergissingstheorie’ is dat zowel nucleaire als oefenladingen in hetzelfde depot waren opgeborgen. Maar ook die theorie vereist de uitschakeling van de elektronische volgsystemen. Kortom: een keten van fouten, onachtzaamheden en verwarring kan geconstrueerd worden, maar wordt uitermate onwaarschijnlijk als alle veiligheidsprocedures op een rijtje worden gezet. Om die reden dwingt de logica om een andere theorie onder ogen te zien die, wellicht onbewust, gesteund wordt door de verklaring van de luchtmacht. Daarin staat immers dat de kernwapens te allen tijde onder haar controle waren. Als dat zo is, en de voorschriften niet op de boven beschreven wijze zijn veronachtzaamd, dan rest alleen de optie van opzet. De procedures zijn in dat geval gevolgd, omdat er langs de bevelsstructuur bevelen kwamen voor het nucleair bewapenen van de B-52 bommenwerpers. De grote vraag is dan op welk niveau dat gebeurd is. Ging het om het omzeilen van de bestaande hiërarchie, of het gebruik maken daarvan? En wie was de bevelgever?
Instructies voor de verplaatsing van een nucleair bewapende bommenwerper moeten van het hoogste politiek niveau komen, om evidente redenen. Vandaar de uitgebreide speculatie op het internet dat er een atoomaanval in stelling werd gebracht: vanuit die redenering was het een korte stap naar de mogelijkheid van een nucleaire aanval op Iran. Barksdale is immers de vertrekbasis van luchtmachtvluchten naar het Midden-Oosten: wellicht wilde men deze vlucht verstoppen tussen de honderden andere dagelijkse vliegbewegingen. Dat was natuurlijk niet noodzakelijk geweest als de politieke leiding er op kon vertrouwen dat het personeel alle bevelen zou uitvoeren. Maar een atoomaanval staat in een klasse op zichzelf. Is het misschien mogelijk dat een gedeeltelijke camouflage van de vlucht noodzakelijk was om het eigen personeel te misleiden? Het feit dat de nucleaire missie bekend werd doordat grondpersoneel het nieuws doorgaf aan de pers, duidt er op dat iemand in de luchtmacht zeer bezorgd was over de dolende kernkoppen.
Vredesmagazine