Een groot deel van de Arabische wereld is in opstand gekomen. Achtereenvolgens zijn bewegingen de straat opgegaan in Tunesië, Egypte, Jemen, Bahrein en Libië.
Kleinere betogingen hebben ook in andere landen plaatsgevonden en het is niet denkbeeldig dat deze revoltes zich verspreiden naar andere delen van de wereld. Hoewel de situatie in elk land anders is, is het duidelijk dat grote delen van de bevolking verandering willen. Welke verandering en welke eisen, verschilt van land tot land. Er zijn wel gemeenschappelijke kenmerken die steeds weer terugkomen.
De internationale economische crisis heeft overal diepe sporen achtergelaten: er is niet genoeg economische groei en zeker niet genoeg werk voor de miljoenen jongeren. Er heeft een enorme demografische omslag plaatsgevonden in grote delen van de wereld: de bevolkingen worden steeds jonger. In Egypte bijvoorbeeld is bijna 33 procent van de bevolking jonger dan 14 jaar (ter vergelijking, in Nederland is dat 17 procent).
Die jongeren hebben beter onderwijs dan ooit gekregen, maar hebben zeer slechte vooruitzichten op werk, huisvesting en een redelijk inkomen. In Egypte leeft 40 procent van de bevolking van 80 miljoen mensen van minder dan twee dollar per dag. De economische groei heeft een minderheid verrijkt, maar de meeste mensen niet geholpen.
De voortgezette groei van de economieën elders in de wereld, zoals die van China, Brazilië en India heeft extra vraag gecreëerd op de wereldmarkten. Daardoor is er een wereldwijde toename in de vraag naar energiebronnen en voedselvoorraden. Voedselprijzen zijn zodanig gestegen dat de Voedsel en Landbouw organisatie waarschuwt voor een ramp. (1)
Die hogere prijzen kunnen door de arme bevolkingen van veel landen niet meer worden opgebracht. Daar komt nog bij dat onder druk van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) de voedselsubsidies in landen zoals Tunesië en Egypte zijn afgebroken. Deze ontwikkelingen hebben veel mensen met de rug tegen de muur gezet.
Nieuwe oppositie
Oudere generaties, gewend aan de onderdrukking van regimes die niets van verandering wilden weten, komen niet zo snel in opstand tegen de achteruitgang. Maar hun kinderen hebben wel aspiraties en weten door de verbeterde communicatiemogelijkheden en het vrije verkeer van informatie dat een beter leven mogelijk is. Dankzij de elektronische revolutie kunnen ze elkaar daarover bovendien vertellen. Deze jongeren zijn niet bereid om stil te zitten en hun lot te ondergaan. Door het onderlinge contact en de toegang tot internationale zenders zoals Al Jazeera is het makkelijker geworden om massaal tot verzet op te roepen en demonstraties te organiseren.
De combinatie van de breed gevoelde woede tegen de sociaal-economische achteruitgang en de politieke repressie door de elite die haar positie wil behouden, vormt samen met de nieuwe technologie de basis voor de opstanden.
De opstanden verrasten velen in het Westen. Men dacht dat economische groei en stabiliteit vanzelf zouden leiden tot verbetering van de levensomstandigheden van de mensen. Dat was weer een gevolg van een fixatie op de belangen van de politieke elites, vooral de westerse bondgenoten in de regio. Die fixatie creëert een blinde vlek voor het belang van eenvoudige maar voor de bevolking cruciale zaken. Veel zogenaamde deskundigen die in de media aan het woord komen hebben geen oog voor zaken als inkomen, werk en huisvesting; kortom de oude sociaal-democratische eisen van de arbeidersbeweging in Europa. (2)
Er was nog iets: de sinds 09/11 wijd verbreide angst voor islamitisch-religieus geïnspireerd terrorisme. Daardoor werd al snel elke strijdvaardigheid uit zijn verband gerukt en daarmee in verband gebracht. In plaats van waardering voor de rebellen, voor wie de strijd om democratische vooruitgang centraal staat, kwam er in januari kritiek en op zijn best terughoudendheid. Dat was zeker de alles overheersende reactie van de EU-buitenlandvertegenwoordiger Ashton, eerst op de opstand in Tunesië en vervolgens op die in Egypte.
De oppositie liet zich niet afremmen door de koele ontvangst in het Westen. De Egyptische initiatiefnemer van de beweging die op 26 januari de straat op ging, de 6 april Jeugdbeweging, was al langer actief. Deze beweging werd opgericht in 2008, toen de initiatiefnemers solidariteitsacties ondernamen voor stakers in de industriestad El-Mahalla El-Kubra. Ook toen waren gestegen voedselprijzen en dus ernstige dalingen in inkomsten voor een groot deel van de bevolking de lucifer in het kruitvat. De huidige beweging bestaat uit een zeer brede coalitie van kleine handelaars, kantoor- en industriearbeiders, kleine seculiere krachten zoals de liberale New Wafd Party en Al-Ghad en studenten. (3)
Een hecht bondgenootschap
Er was in Egypte al tientallen jaren meer aan de hand dan stijgende voedselprijzen. De politieke structuur wordt al jaren gedomineerd door het leger en aanverwante veiligheidsorganen. Dat was een uitvloeisel van de oorspronkelijk militaire coup uit 1952, van kolonels tegen koning Faroek I. De koning dankte zijn positie aan de oude Britse kolonisten maar werd aan de kant gezet door de nationalistische groep rond Nasser.
Gedurende een groot deel van de Koude Oorlog was Egypte een bondgenoot van de toenmalige Sovjet-Unie. Daar hoorde ook een confrontatiepolitiek met Israël bij, die uitliep op een drietal oorlogen waarvan de laatste plaats vond in oktober 1973. Na die confrontatie werd onder Amerikaanse begeleiding een vredesverdrag gesloten.
Het nieuwe bewind onder Anwar Sadat en later Mubarak draaide richting VS. Die oriëntatie werd sinds 1982, na het ondertekenen van een vredesverdrag met Israël, gehandhaafd. Het bondgenootschap met de VS heeft de legerleiding geen windeieren gelegd: jaarlijks maakt de VS 1,3 miljard dollar aan militaire hulp over. (4) Die hulp vormt de basis van grootschalige corruptie in de legertop. Zoals in veel andere autoritaire landen zijn ze ‘voor zichzelf’ begonnen. De militaire top controleert tegenwoordig een derde van de Egyptische economie. (5)
Het Egyptische leger is voornamelijk met Amerikaanse wapensystemen uitgerust en er worden gezamenlijke militaire oefeningen gedaan met de Amerikaanse strijdkrachten in de regio. Daarnaast wordt nauw samengewerkt met Israël om radicale oppositie in de regio, zoals de Palestijnse Hamas in de Gaza-strook, te controleren en zo nodig te breken. Egypte maakt in feite deel uit van de prowesterse en pro-Amerikaanse machtssfeer in het Midden-Oosten, samen met Israël en Jordanië.
De top van het Egyptische leger vormde de sleutel van deze samenwerking: ze heeft er alle belang bij om vast te houden aan de bestaande machtsverdeling. Toch gaat het niet om een strikt militair regime. De Nationaal Democratische Partij (NDP), nauw verbonden met de militaire top, is al jarenlang de enige toegestane politieke machtsfactor. De enige grote georganiseerde oppositie is sinds tientallen jaren de Muslim Brotherhood, een islamitische partij met jihadische wortels die de afgelopen tijd een steeds pragmatische koers is gaan varen. Bij de laatste door de militaire top streng gecontroleerde verkiezingen, was de Brotherhood het enige alternatief voor de NDP. Vanwege de ondemocratische grondwet mocht deze partij bij de laatste parlementaire verkiezingen echter uitsluitend niet-partijgebonden kandidaten verkiesbaar stellen. Ze kan vermoedelijk rekenen op steun van een solide minderheid onder de bevolking.
De opstand van 2011
De kern van de opstand bestond uit een massale, permanente demonstratie op het Tahrir-plein in Caïro. Deze demonstraties werden geïnitieerd door de 6 april-beweging en wekenlang volgehouden, ondanks bijzonder gewelddadige pogingen van het veiligheidsapparaat om de demonstranten te verjagen. Behalve door politie-inzet gebeurde dit later door het ronselen van de allerarmste Egyptenaren. Hun was wijsgemaakt dat behoud van hun werk afhing van het wegjagen van de demonstratie. Bij de daaropvolgende veldslagen bleef het leger, dat vanaf eind januari met tanks en troepen aanwezig was, afzijdig. Er zijn aanwijzingen dat de laagste commandanten weigerden de opstand met geweld neer te slaan – de verbroedering van de demonstranten met de dienstplichtige militairen speelde daarin een rol.
Die terughoudendheid verhinderde niet dat tientallen demonstranten door de militairen werden gearresteerd en mishandeld. (6) Maar er was nog veel meer verzet: stakingen en demonstraties breidden zich uit in andere steden. De toeristenindustrie, met 1 miljard dollar per maand een van de belangrijkste inkomstenbronnen was zo goed als lam gelegd. (7)
In Suez, gelegen aan het strategische kanaal, werden stakingen uitgeroepen door onder anderen douanebeambten. Op 1 februari ging er een oproep uit voor een nationale staking. (8) De Egyptische opstand dreigde om te slaan in een revolutie, waarbij het maar de vraag was of de lagere officieren en dienstplichtige militairen loyaal zouden blijven aan de militaire top. Toen President Mubarak op 30 januari weigerde af te treden en de demonstraties en stakingen onverminderd werden voortgezet en zelfs uitgebreid, moest de militaire top een offer doen. Dat bestond uit het ontslag van Mubarak op 11 februari en het begin van een proces naar een democratische samenleving.
Internationale veranderingen
Gaat er ook iets veranderen in de internationale rol van Egypte, als bewaker van westerse – vooral Amerikaanse – belangen in het Midden-Oosten? Te oordelen naar de negatieve Israëlische reacties is dat zeker zo. Dat is niet vreemd: als er een democratischer regering komt dan zal die rekening moeten houden met de massale afkeer van het Israëlische beleid ten opzichte van de Palestijnen. Net als in Turkije zal men afstand nemen van de blinde Amerikaanse steun voor de regering van premier Netanyahu. Deze heeft immers aangetoond dat hij niet tot enigerlei concessie ten aanzien van de Palestijnen in staat is, door het nederzettingenbeleid in de bezette gebieden voort te zetten.
Ook de rol van Israël als kernwapenstaat in het Midden-Oosten zal sterker ter discussie komen te staan. Die kritiek is niet nieuw. Ze werd in 2010 al geuit en massaal ondersteund in de Verenigde Naties. Ook daar zullen de VS en haar bondgenoten, dus ook Nederland, op Egyptische kritiek kunnen rekenen. Hoe ver die kritiek gaat hangt af van de omvang van de politieke veranderingen in Egypte.
Een onvoltooide omwenteling
De demonstranten hebben tegen een hoge prijs (half februari waren er 365 doden en duizenden gewonden) de eerste stappen naar werkelijke democratie afgedwongen. Symbolisch daarvoor was het vertrek van Mubarak, maar voorlopig verandert er in Egypte nauwelijks iets aan de politieke machtsstructuur. De informele militaire junta, geleid door veldmaarschalk Tantawi, die de werkelijke politieke macht vormt in Egypte is niet verdwenen. Het leger houdt zijn greep op de economie, de noodtoestand blijft en er zitten nog steeds politieke gevangenen vast. De oppositie beseft dat, maar heeft besloten om het veranderingsproces een kans te geven.
Na gesprekken tussen de regering en de oppositie is er een wettelijke adviesraad ingesteld door de militairen, die een aantal wijzigingen in de grondwet voorstelde. Daardoor wordt deelname aan de presidentiële verkiezingen door onafhankelijke kandidaten makkelijker. De gewijzigde grondwet wordt op 19 maart aan een referendum onderworpen, gevolgd door parlementaire verkiezingen in juni en daarna presidentsverkiezingen. Door voortgezette druk van de oppositie werd de door Mubarak aangestelde premier Ahmad Shafiq begin maart al vervangen door Essam Sharif, een voormalige minister die zich solidair had verklaard met de oppositie.
Met deze concessies houdt het repressieapparaat niet op te bestaan, zoals de demonstranten heel goed weten. Begin maart werd een bezetting van het kantoor van de geheime politie uitgevoerd. De actievoerders namen delen van de archieven in beslag, zodat het bewijs van het wangedrag van de politie, waaronder het martelen van gevangenen, niet verloren gaat. Zulke waakzaamheid zal nog lang noodzakelijk zijn. Beloftes door de militaire en politieke elite voor democratie en verbeteringen in het lot van de miljoenen Egyptenaren, zullen niet afdoende zijn. Zoals we weten worden vrijheid en vooruitgang niet weggegeven maar moeten ze worden veroverd, keer op keer.
Noten:
1. Adam Morrow and Khaled Moussa Al-Omrani, EGYPT Soaring Food Prices Squeeze Poor, IPS News, Cairo, 19 november 2010.
2. Annie Lowrey, Protesting on an Empty Stomach. How the Egyptian economy is fueling unrest in Egypt, www.slate.com geplaatst op 31 januari 2011.
3. JuanCole, Why Egypt 2011 is not Iran 1979, geplaatst op 2 februari 2011 op www.juancole.com.
4. William D. Hartung, Who is Profiting From Arming Egypt?, geplaatst op 30 januari 2011 op www.huffingtonpost.com.
5. One-third of Egypt’s economy under army control, www.iol.co.za, 20 februari 2011.
6. Leger Egypte betrokken bij martelingen, AFP 10 februari 2011.
7. Nicholas Kulish, Egypt’s Economy Is Near Paralysis, New York Times, 31 januari 2011.
8. Eric Lee and Benjamin Weinthal, Trade unions: the revolutionary social network at play in Egypt and Tunisia, www.guardian.co.uk, 10 Februari 2011.
Spanning