Kernbom voor Iran mist doel

Een kernbom in handen van Iran maakt het Midden-Oosten niet stabieler. Hoe meer kernwapenstaten, hoe onveiliger.

Schrijfster Nikita Shahbazi heeft gelijk dat de verontwaardiging over de vermeende Iraanse kernbewapening ongeloofwaardig is (Podium, 25 november). Want de staten die met de vinger naar Iran wijzen, zijn zelf kernwapenstaat en/of leven onder een nucleaire paraplu van de VS.
Maar ze slaat de plank mis als ze stelt dat het Midden-Oosten veiliger wordt als er meer staten met kernwapens bijkomen. Dat is niets minder dan een pleidooi voor de toepassing van de afschrikkingsdoctrine van de Koude Oorlog op een regio die niet bekend staat als ‘stabiel’.
Door vermenigvuldiging van het aantal kernwapenstaten neemt de kans op een nucleaire ramp toe. Elke oplossing voor de Iraanse crisis moet dus garanties bieden tegen nucleaire bewapening. Overigens stelt het Internationaal Atoomagentschap formeel dat er geen bewijs is dat Iran kernwapens ontwikkelt. De Iraanse regering houdt ongetwijfeld voor de toekomst rekening met een optie van nucleaire bewapening. Maar zelfs volgens Amerikaanse inlichtingendiensten duurt de echte ontwikkeling van een Iraanse kernbom minstens vijf jaar.
Die tijd hebben we om serieuze stappen te ondernemen om het Midden-Oosten kernwapenvrij te maken. Dat betekent sancties tegen de staten in de regio met kernwapens (Israël, India en Pakistan) die zich onttrekken aan elke verplichting tot nucleaire ontwapening. En natuurlijk is zo’n beleid alleen geloofwaardig als de vijf kernwapenstaten en hun bondgenoten ook werken aan nucleaire ontwapening. Daar zijn ze krachtens het non-proliferatieverdrag ook toe verplicht.

Trouw