Het anti-oorlogskamp heeft de aard van het bewind-Saddam nooit ontkend, maar Karel Koster en Jan Schaake zien niets in de export van democratie met geweld.
Juist als historicus had Soedish Verhoeven eerst de bronnen moeten checken voordat hij de tegenstanders van de oorlog in Irak beschuldigde van een ‘door en door valse moraal’ en van ‘leugenachtigheid’ (Forum, 25 augustus). Hij stelt dat de anti-oorlogsbeweging inzette op een voortzetting van het al tien jaar falende VN-beleid, bestaande uit de wapeninspecties en het embargo tegen Irak, waarmee ze feitelijk niets tegen het regiem van Saddam Hussein wilde ondernemen en de misdadigheid van dit regime ontkende. Dat klopt niet.
Vorig jaar rond deze tijd – een half jaar voor de twee massale demonstraties in Amsterdam – verspreidde het Platform tegen de ‘Nieuwe Oorlog’ een petitie. Daarin sprak het zich niet alleen uit tegen een mogelijke Amerikaanse aanval op Irak, maar ook voor opheffing van de toen geldende VN-sancties ‘omdat deze de machtspositie van Saddam alleen maar versterken’ en voor een terugkeer van de VN-wapeninspecteurs naar Irak. Die waren sinds 1998 niet aanwezig en hadden tot die tijd wel degelijk effectief geopereerd.
Scott Ritter, destijds VN-inspecteur, heeft meermalen verklaard dat Irak in ieder geval in 1998 niet meer over de capaciteiten beschikte om massavernietigingswapens in te kunnen zetten. Ons verhaal rond het VN-embargo was dat de sancties de binnenlandse machtspositie van Saddam alleen maar versterkte (meer dan 60 procent van de bevolking was afhankelijk van het voedsel dat via de Baath-partij werd verdeeld) en vervangen diende te worden door sancties die niet de bevolking maar het regime troffen.
Ook over de aard van het regime is het Platform altijd helder geweest. Het strooibiljet waarin voor de demonstratie van 15 februari werd opgeroepen begint met: ‘De Iraakse bevolking lijdt. Ze lijdt al een kwart eeuw onder het regime van Saddam Hussein. Ze lijdt al meer dan tien jaar onder de sancties die de VN tegen dat regiem hebben ingesteld (…) En ze lijdt onder de bombardementen die ook al meer dan tien jaar plaatsvinden en steeds intensiever worden.’
Ook hier dus weer kritiek op het VN-embargo, maar ook op de Amerikaanse-Britse luchtacties die in de maanden voorafgaand aan de eigenlijke aanval al schering en inslag waren. In de maanden voor de oorlog waren we ook als Platform in gesprek met vertegenwoordigers van de Iraakse oppositie om te bezien hoe het regime van Saddam beëindigd zou kunnen worden, maar dan zonder oorlog. We hoeven een historicus niet uit te leggen dat in het verleden wel vaker stevig in het zadel zittende regimes zijn gevallen door een combinatie van gerichte sancties en ondersteuning van de binnenlandse oppositie.
Het is een nogal demagogische voorstelling van zaken als zou de anti-oorlogsbeweging zich verkneukelen omdat in Irak wel massagraven maar geen massa-vernietigingswapens worden gevonden. Het bestaan van massagraven en de kans dat er massavernietigingswapens zouden kunnen zijn, is bij de anti-oorlogsbeweging ook nooit het strijdpunt rond de oorlog tegen Irak geweest. Waar het de anti-oorlogsbeweging toen en nu om gaat is of je, desnoods eenzijdig en ‘preventief’, een oorlog mag beginnen als er van massagraven en massavernietigingswapens sprake is. Dat ‘mogen’ is niet alleen legalistisch. Het wel of niet ‘mogen’ heeft ook te maken met het ‘kunnen’: een regime verdrijven door middel van een overweldigende overmacht is een ding, het vestigen van een nieuw regime dat in staat is om een betere situatie tot stand te brengen is een tweede. In de recente gevallen van Amerikaans ingrijpen (Bosnië, Kosovo, Afghanistan en Irak) heeft dat geleid tot een situatie waarin alleen door blijvende aanwezigheid van duizenden buitenlandse militairen een nauwelijks ideale status quo gehandhaafd kan worden.
Aan dit alles ligt de misvatting ten grondslag dat een democratische rechtstaat met militaire middelen kan worden geëxporteerd naar zogenoemde schurkenstaten. De kritiek van de anti-oorlogsbeweging betreft juist deze misvatting die centraal staat in de neoconservatieve ideologie van de Bush-regering en zijn uitwerking heeft gekregen in de preventieve aanval op staten die verdacht worden van steun aan terroristische organisaties of van het bezit van massavernietigingswapens. Een concept dat geheel in strijd is met het geldend internationaal recht en ook daarom door ons wordt bekritiseerd. Als Verhoeven de aanval alsnog wil rechtvaardigen door te wijzen op de aanwezigheid van massagraven, dan zal hij zich ook rekenschap moeten geven van de situatie die thans voor de burgerbevolking is ontstaan. Sinds 1 mei zijn er bij gewapende incidenten meer Iraakse burgers gedood dan Amerikanen en Britten en waaraan onze media zoveel aandacht besteden. Wanneer krijgen de Irakezen eindelijk de hun beloofde democratie? Wanneer kunnen zij zonder angst van hun vrijheid genieten? Daar zouden we in een pleidooi dat de oorlog vanuit het gezichtspunt van de Iraakse bevolking probeert te rechtvaardigen graag meer over hebben gelezen.
Tenslotte willen we ook wijzen op de naïviteit van Verhoevens standpunt. Denkt hij echt dat de VS een illegale aanvalsoorlog hebben gevoerd om het Iraakse volk democratie te brengen? Of zou wellicht het vestigen van een strategische uitvalsbasis bovenop de belangrijkste olievelden in het Midden-Oosten er ook iets mee te maken hebben?
Zolang een gewapende interventie geen duidelijk zicht geeft op een verbetering van het lot van de bevolking – de voorbeelden Bosnië, Kosovo en Afghanistan niet laten zien dat het wel degelijk beter zou kunnen – moet je erg uitkijken met de gedachte dat je een land naar een situatie van vrijheid en democratie kunt bombarderen. Dat is pas een valse moraal.
Medeauteur: Jan Schaake (Platform tegen de Nieuwe Oorlog)
De Volkskrant