Is de PSP bezig op te schuiven naar rechts? Een aantal gebeurtenissen suggereren dat er inderdaad één en ander aan de hand is.
De verwikkelingen rond Fred van der Spek, mede-oprichter van de partij en vertegenwoordiger van haar linkervleugel duiden op het voortduren van grote meningsverschillen in de partij. De recente uitspraak van PSP-bestuurder Janssen, dat Van der Spek maar moest opstappen als de partij een andere dan door hem gewenste richting inslaat, is wat dat betreft slechts één van de openbare schotenwisselingen tussen de linker- en rechtervleugel. Van der Spek beet op 7 november jongstleden in een interview, in het Utrechts Nieuwsblad, op niet mis te verstane wijze van zich af. Het meest opvallend voor het anti-militaristiese en pacifistiese wereldje was echter de publikatie van een brochure die een antwoord op de defensienota (zie hiervoor AMOK 3/1984) heette te zijn, onder verantwoordelijkheid van partijbestuur en kamerfraktie. In dit artikel worden de implikaties van dit boekje voor het PSP-beleid nader bekeken.
Doorbraak-perikelen
De ‘doorbraakgroep’, voornamelijk bestaande uit leden van de CPN, PSP en PPR die naar samenvoeging van deze drie partijen streven, vormt een belangrijk gedeelte van de politieke achtergrond waartegen de verschuivingen in het defensiebeleid van de PSP plaatsvinden. Deze al sedert vorig jaar op gang gekomen ontwikkeling is de parlementaire pendant van de politieke krisis die de hele linkse beweging momenteel doormaakt. In een tijd waarin de verdedigingslijnen tegen de heersende klasse steeds weer naar achteren moeten worden verlegd, gaan veel mensen twijfelen aan de linkse politiek. Voor radikaal-links in het parlement vertaalt die vraag zich al snel in pogingen om nieuwe stemmen te winnen, in plaats van het zoeken naar middelen om de buitenparlementaire strijd op een meer effektieve manier te voeren. Naarmate het ledental van deze partijen afbrokkelt (dat van de PSP is gedaald van 10.400 in het derde kwartaal van 1982 naar 8.000 eind juni 1984) worden de partijpolitieke vetes heftiger. Voor een groep PSP-ers betekende dit deelname aan de doorbraakgroep. Omdat deze voornamelijk in parlementaire termen denkt, is de diskussie in de eerste plaats gericht op het vinden van overeenstemming over een politiek programma. Dit betekent dat er konsessies moeten worden gedaan. Deze beginnen door te werken in de debatten die in de partij plaatsvinden en hebben dus ook gevolgen voor de partijlijn van de PSP. Een eerste ‘vrucht’ hiervan was de deelname aan de Europese verkiezingen afgelopen juni. Op het PSP-kongres van eind november zullen verdergaande voorstellen van de doorbrakers op tafel komen. Voorstellen tot nauwere samenwerking met CPN en PPR, vooral op gemeentelijk en provinciaal nivo.
Antwoord op de defensienota?
Ook op defensiegebied hebben de doorbrakers zich geroerd. In het voorjaar verscheen ter gelegenheid van een konferentie georganiseerd door de wetenschappelijke buro’s van de drie partijen een diskussiemap. In de map waren onder andere stukken uit de partijprogramma’s te vinden, waaronder het defensiegedeelte van het PSP-programma van 1981. Verbazingwekkend is dat daaruit slechts de eerste zes punten (a t/m f in het origineel) waren opgenomen, doch niet de rest (in het origineel g t/m q). Het totale defensieprogramma staat aan het einde van dit artikel: opvallend is vooral het weglaten van punt i: afschaffing van de krijgsmacht. Veel van de ontbrekende punten hebben met i gemeen dat ze een zodanige inhoud hebben dat kompromissen moeilijk af te sluiten zijn in eventuele onderhandelingen met bijvoorbeeld de PPR en de PvdA. Blijkbaar wil men al bij voorbaat meningsverschillen over een gedeelte van het PSP-programma vermijden.
Maar de sterkste aanwijzingen voor een nieuwe koers vindt men in het PSP-antwoord op de defensienota. Dit verscheen in mei 1984 onder verantwoordelijkheid van partijbestuur en beide kamerfrakties. Deze brochure bestaat uit vier hoofdstukken: de eerste drie over respektievelijk blokkenpolitiek (Warschau Pakt versus NAVO), de defensienota, en over wereldwijde ontwapening. Het gaat hier vooral om het vierde hoofdstuk: ‘Wat moet Nederland doen’.
Eerst nog enkele opmerkingen vooraf. De lezer(es) van de brochure vraagt zich af wat de bedoeling ervan is geweest. De PSP-standpunten worden eigenlijk gewoon weer eens herhaald: misschien nuttig vanuit de PSP gezien, maar op zich niets nieuws. Kwa antwoord op de regeringsnota is hoofdstuk twee een goed principieel weerwoord, maar enigszins moralisties getint.
Ook in een persverklaring uitgegeven bij het verschijnen van de defensienota op 29 november 1983 toonde de PSP-fraktie een ongebruikelijk en ietwat naïef optimisme naar aanleiding van het voornemen van de regering om geen tweede brigade in West-Duitsland te plaatsen. Men vond toen dat: “De AirLand Battle (sic, red.) strategie (….) krijgt daarmee de negatieve waardering die ze verdient”. Dit optimisme is misplaatst zoals blijkt uit de deelname van Nederland aan de lopende militaire NAVO-bouwprogramma’s (zie hierover het boekje van de Bond voor Dienstplichtigen: Staatsgeheimen tegen de VVDM). Deze gebrekkige kritiek werd niet herzien in de latere PSP-nota. Het was duidelijk niet bedoeld als analiese van het defensie-apparaat, maar als een politiek dokument, een signaal naar de rest van parlementair links dat de PSP bereid is tot onderhandelen op een aantal essentiële punten. Wat dat betreft zijn hoofdstukken één tot en met drie slechts achtergrond muziek: de kern van de brochure zit in hoofdstuk 4, dat in feite een stuk ‘alternatief’ defensiebeleid moet voorstellen.
(Nog even) in de NAVO?
Waarom moest er zo nodig een ‘alternatief defensiebeleid worden geformuleerd, gegeven de geringe parlementaire invloed van de PSP? Het programma van 1981 is kwa uitgangspunten voldoende duidelijk, dus gaat het hier niet om een herhaling maar om een herziening. De ‘revisie’ zit in het tijdsaspekt: men is bereid een aantal ooit voor de PSP essentiële zaken op de lange baan te schuiven. Zo houdt men zogenaamd vast aan het ‘uit de NAVO’, maar stelt tegelijkertijd: “Ook wanneer de politieke bereidheid er nog niet is om deze stap te zetten, kan Nederland direkt eigen stappen doen, waarmee het ophoudt een ’trouwe NAVO-bondgenoot’ te zijn” (pag. 31).
Hier wordt ongemerkt een konsessie gedaan: want als het standpunt luidt ‘uit de NAVO’ dan moet men buiten een eventuele regeringskoalitie met de PvdA blijven, maar als het standpunt luidt ‘ooit uit de NAVO’ en intussen lastig zijn (hetgeen onder andere door Sami Faltas wordt betoogd in de map van de wetenschappelijke buro’s) dan aanvaard je intussen wel het lidmaatschap.
Er worden in deze trant een hele serie voorstellen gedaan, die een kurieuze mengeling vormen van revolutionaire (sociaal-demokraten zouden zeggen ‘idealistiese’) eisen, zoals afbraak van het defensie budget …. op den duur, met daarnaast meer ‘realistiese’ zoals ‘verbod op de export van nukleaire technologie’. Gebrek aan humor kan de schrijvers/sters niet ontzegd worden. Op pagina 32 eisen ze het afschaffen van militaire vliegtuigen met een duidelijk aanvallende taak op het grondgebied van de Oost-Europese landen. Aangezien alle F-16’s daartoe technies in staat zijn, betekent dit min of meer de afschaffing van de Nederlandse Luchtmacht. Misschien was het een beetje eerlijker geweest om dat te zeggen, in plaats van de indruk te willen wekken dat men slechts een gedeelte van de krijgsmacht eenzijdig wil afbreken. Op de pagina’s 31 en 32 worden ‘zelfstandige Nederlandse stappen’ (terwijl men nog in de NAVO zit) opgesomd. Naast de al eerder genoemde rond de afschaffing van de luchtmacht en het defensiebudget, worden genoemd:
– Afstand nemen van agressieve bedoelingen en de NAVO-strategie dat de aanval de beste verdediging is;
– Een eerste stap is het niet plaatsen van kruisraketten;
– Verwijdering van alle kernwapens uit Nederland;
– Afstoten patrouilletaken van de marine in internationale wateren;
– Eenzijdige terugtrekking van Nederlandse troepen uit de Bondsrepubliek;
– Verbod export nukleaire technologie. (samenvatting auteur).
Zover mij bekend heeft de NAVO geen officiële strategie dat de aanval de beste verdediging is; dus als politieke eis is dat niet zo sterk. Het niet-plaatsen van kruisraketten is momenteel een PvdA-eis, dus geeft het geen problemen. Maar dan volgt een interessante formulering: ‘gevolgd door’. Dit wijst op een lange termijn perspektief. We zaten al op een lange termijn perspektief als we de PSP-schrijvers/sters nog even volgen: Eerst zijn we nog even krities NAVO-lid, als ‘onbetrouwbare’ bondgenoot. Daarna wordt nog een extra termijn toegevoegd voor bijvoorbeeld het verwijderen van alle kerntaken. Voor een partij die is opgericht op pacifistiese grondslag is dit een wel zeer grote konsessie. De andere punten zijn ook vergaand, maar er valt in de parlementaire praktijk altijd wel wat te ritselen als het om de lange termijn gaat. Interessant is ook, als we het hele hoofdstuk bekijken, wat er ontbreekt. Een blik op het partijprogramma uit 1981 laat zien dat de volgende punten zijn ‘weggevallen’:
– Het weren van militaire produktie en onderzoek uit ons land.
De brochure heeft het alleen over konversie van militaire naar civiele produktie;
– Registratie en publikatie van buitenlandse wapenproduktie van belang voor Nederland.
Verdwenen:
– Afschaffing van de krijgsmacht. Dit is uitgekleed tot stelselmatige vermindering van het defensiebudget;
– Recht op politieke dienstweigering.
Verdwenen;
– Ondersteuning van de strijd van soldatenbewegingen en dienstweigeraars.
Verdwenen;
– Beëindiging uitzending troepen naar Libanon.
Verdwenen;
– Sluiting alle wapendepots, bases, enz in Nederland.
Is geworden: weigering Amerikaanse wapendepots, enz.
– Geen bouw atoomschuilkelders.
Verdwenen;
– Training bevolking in sociale verdediging.
Is geworden: invoering vredesonderwijs;
– Instelling Ministerie van ontwapening en sociale verdediging.
Verdwenen.
Tenslotte ontbreekt in beide stukken elke verwijzing naar de voortdurende militaire aanwezigheid van Nederland in haar laatste koloniën: de Antillen. Het lijkt mij niet oneerlijk om te stellen dat alle radikale punten uit het programma verdwenen zijn of behouden in afgezwakte vorm. Wat over is, is blijkbaar een aanbod aan de PvdA zoals de schrijvers/sters zich dit voor ogen houden. In dit aanbod zitten op haar beurt weer verdere konsessies besloten via de termijn-clausule die in een eventueel PvdA-PSP akkoord zullen uitmonden in zeer vage formuleringen, ongetwijfeld vatbaar voor velerlei uitleg.
Realpolitik
Waarom zijn bestuur en frakties blijkbaar bereid tot dergelijke konsessies? Een aanwijzing werd gegeven op een PSP-diskussiedag gehouden in Utrecht op 20 oktober jongstleden. Bram van der Lek, Europarlementariër en ex-bestuurder, voerde het woord namens de schrijvers/sters van de brochure. Tijdens die dag (twee AMOK-redakteuren, waaronder de schrijver waren aanwezig) werd herhaaldelijk gezegd dat de PSP niet meer een getuigenispartij moest zijn, maar moet streven naar ‘werkelijke invloed op de politiek’. Dat zou kunnen door wat water bij de wijn te doen. Wat in niet zoveel woorden werd gezegd, was dat men zich in feite aanvaardbaar aan het maken was voor de grotere PvdA. Men veronderstelt dat men invloed op de PvdA kan uitoefenen door met haar in een koalitie te gaan zitten, of door een groter aantal stemmen aan te trekken door middel van het afgezwakte programma. Door dit parlementaire spel wordt natuurlijk de hele buitenparlementaire beweging ofwel buitenspel gezet ofwel op zijn minst ondergeschikt gemaakt aan de jacht op stemmen. De inhoud van het PSP-beleid wordt uitgehold en de PSP verliest daarmee zijn rol als stem van de sociale bewegingen in het parlement. Wat hieraan ten grondslag ligt is een zuivere vorm van parlementarisme. De positie in het parlement wordt niet uitgebouwd vanuit de basis, maar op een kunstmatige manier uitgebreid. In feite kan men dan maar beter direkt de PvdA in, dat is een stuk eerlijker.
Gebruikte literatuur:
– Geen afschrikking maar ontwapening. PSP-publikatie 1984.
– Bondgenoot, buitenbeentje of buitenstaander, Uitgave van de wetenschappelijke buro’s van de CPN, PSP en PPR.
– Verkiezingsprogramma’s 1981, Staatsuitgeverij.
– Diverse kranten, periodieken waaronder Bevrijding (partijblad PSP).
ARTIKEL UIT PSP-PARTIJPROGRAMMA 1981
Ia. Nederland uit de NAVO, de NAVO uit Nederland, als voorwaarde voor een politiek gericht op werkelijke internationale samenwerking en ontbinding van militaire blokken. Geen buitenlandse militairen in Nederland. Terugtrekking van de Nederlandse militairen uit het buitenland.
b. Een ontwapeningskonferentie van alle Europese landen, waarop aan de orde komt:
— een drastische demilitarisatie in Europa, in het bijzonder Midden-Europa;
— zelfverplichting tot ontwapening van afzonderlijke landen;
— uitbreiding van het aantal landen met een politiek neutrale status;
— invoering van een systeem van veiligheidsgaranties tussen alle Europese landen.
c. Geen plaatsing van nieuwe kernwapens in Nederland, maar verwijdering van alle kernwapens uit Nederland, mede om uitvoering te geven aan het verdrag tegen de verspreiding van kernwapens.
d. Een verbod op export van materiaal en kennis op het gebied van de kernenergie.
e. Bevordering van de afbraak van de bewapeningsuitgaven in de wereld (die al 1000 miljard gulden per jaar bedragen) door er éénzijdig mee te beginnen.
f. Het weren van militaire produktie en onderzoek uit ons land. Een aktief beleid gericht op omschakeling van de militaire produktie in ons land, in het bijzonder van de produktie voor onderdrukkende regimes en van de produktie ten behoeve van de kernbewapening. Instelling van een fonds dat omschakeling mogelijk moet maken. Openbare kontrole van alle wapenproduktie. Stopzetting van alle wapenexporten.
g. Volledig recht op werkweigering in de wapenindustrie.
h. Jaarlijkse registratie en publikatie door de regering van alle voorbereidingen op nieuwe wapenprodukties in het buitenland (met name de VS) die voor ons land van belang kunnen worden.
i. Afschaffing van de krijgsmacht. Zolang de krijgsmacht nog bestaat, geen beroeps- en vrijwilligersleger, omdat een leger zonder in de gewone maatschappij gevormde, kritische dienstplichtigen nog minder aan demokratische kontrole onderhevig is.
j. Zolang er een dienstplicht is, volledig recht op dienstweigering, volledige erkenning van politieke bezwaren daarvoor.
k. Ondersteuning van de strijd van de bewegingen van soldaten en dienstweigeraars op onder meer de volgende punten:
— vrijheid van meningsuiting op de kazerne;
— recht op informatie over middelen en doelen van oorlogsvoering, met name over kernwapens;
— recht om medewerking aan kernwapenonderdelen van de krijgsmacht te weigeren;
— een inkomensrecht voor soldaten en dienstweigeraars op normaal burgernivo;
— afschaffing van de militaire rechtspraak; rechtspositie van dienstweigeraars op basis van het burgerlijke recht;
— vervangende dienst even lang als militaire dienst;
— motieven en kapaciteiten van dienstweigeraars als richtlijn bij de vervangende dienst;
— geen financiële belemmeringen voor instellingen die dienstweigeraars te werk willen stellen;
— voor ’totaalweigeraars’ een humane behandeling in overeenstemming met hun motieven.
l. Beëindiging van de uitzending van militairen naar Libanon.
m. Sluiting van alle wapendepots, militaire oefenterreinen en luchtmachtbases enzovoort in ons land. Volledige opheldering over geheime opslagplaatsen.
n. Afschaffing van militaire propaganda zoals parades, taptoe’s, open dagen en wapenbeurzen. Bij zogenaamde ‘voorlichting’ door militairen op scholen en dergelijke de plicht kritici van het militaire apparaat uit te nodigen.
o. Geen bouw van nieuwe atoomschuilkelders en andere vormen van civiele oorlogsvoorbereiding.
p. Ruime subsidie voor studie en training in sociale verdediging en voor andere bewustmakende aktiviteiten van de vredesbeweging. Oprichting van een Nationale Kommissie voor Vredesvraagstukken. Meer geld voor vredesonderwijs en vredeswetenschappen.
q. Instelling van een ministerie voor ontwapening en sociale verdediging.
AMOK