Diskussie Golfoorlog – repliek van Karel Koster

Van primair belang in de hele Iran-Irak diskussie lijkt mij de positie van waaruit je als buitenstaander er tegenaan kijkt.

Ben je een linkse aktivist, pacifist, anti-militarist, islamitisch fundamentalist, adviseur voor de Nederlandse overheid? Dat uitgangspunt is vaak van beslissend belang voor je kijk op allerlei gebeurtenissen. Vanuit het oogpunt van de linkse aktivist kan ik me onmogelijk vinden in die kringen die vinden dat je de politieke lijn van de Iraakse of Iraanse staat moet ondersteunen. Beide regiems hebben bloedig huisgehouden onder hun binnenlandse oppositie. Irak vooral tegen de Koerden, maar ook tegen de linkse oppositie. Iran vooral tegen de linkse oppositie die op zeer grondige wijze is onderdrukt aan het begin van de jaren tachtig.
Robert Soeterik beroept zich in zijn stuk op een viertal politieke ‘feiten’, die bij nadere studie een mengeling van feiten, interpretaties en meningen blijken te zijn. Als ik het goed zie, beroept S. zich op een soort ‘internationale gedragsregels’ om de Iraakse positie en die van Iran te beoordelen. Een lijn die steeds door zijn betogen loopt, is dat Irak op de een of andere manier ‘onfatsoenlijk’ is geweest. Ze zijn met een agressie-oorlog begonnen en S. vindt dat ze er mee op moeten houden, onder voorwaarden vastgesteld door het Iraanse regiem. Het kruciale punt in deze diskussie is de ondersteuning die je als links aan een regering moet geven. S. beweert dat zijn stellingname vooral anti-Iraaks is en niet pro-Iraans. Dat zijn woordenspelletjes, die kloppen als je het hebt over een woordenstrijd, maar niet meer als je wilt over stappen naar konkreter handelen. Wat is de implikatie van zo’n positie: ten eerste dat Iran ontzien wordt in de praktische politiek: geen akties tegen de Iraanse ambassade vanwege de interne onderdrukking in Iran, geen akties tegen wapenhandelaars die aan Iran leveren. Je zwijgt over wat het Iraanse bewind uitspookt en richt je op Irak. Van de Nederlandse regering eis je erkenning van de Iraanse vredesvoorwaarden.
Dat lijkt mij de praktische toepassing van een ‘anti-Irak’-lijn zoals S. die voorstaat. Helaas is hij zelf onduidelijk hierover: als het hem slechts om een paar nuanceringen te doen is, lijkt me deze diskussie zinloos. Het gaat mij juist om de politieke konsekwenties voor linkse aktivisten. Met deze uitgangspunten in mijn achterhoofd zal ik nu S. zijn vier ‘interpretaties’ kritisch bekijken.

(1) ‘Verantwoordelijkheid voor het ontketenen van de oorlog ligt bij Irak’.
Dit is een zeer formele benadering van de oorlog: Irak heeft agressie gepleegd, inderdaad maar er waren wel een aantal ontwikkelingen aan vooraf gegaan. De Iraanse islamitische fundamentalisten waren bezig hun invloed in de regio uit te breiden door agitatie onder de sjiitiese bevolking in diverse Golfstaten. Het Iraakse en het Iraanse regiem waren beide bezig, na de verdrijving van de Amerikaanse aanwezigheid in de vorm van de Sjah, om te strijden voor de positie van de regionale grootmacht. Het enige wat je daar als linkse buitenstaander op kan zeggen is: waren er linkse ontwikkelingen aan de gang in Iran of Irak? Wat was hun mening over de politieke lijn van hun regeringen? Kortom, het interesseert me nauwelijks wie er ‘begonnen’ is met deze oorlog. Het maakt namelijk heel weinig uit voor de bevolkingen van Irak of Iran. Ze hebben er beide voldoende onder geleden. Een vraag aan S.: vindt hij de ontwikkeling van het islamitisch fundamentalistisch bewind in Iran na 1979 zo positief?

(2) ‘Militair en ekonomies heeft Iran Irak in een wurggreep’.
S. is slecht geïnformeerd. De wurggreep wordt niet door Iran op Irak, maar andersom door Irak op Iran uitgeoefend. Uiteraard lukt dit alleen met massale Westerse en Russische steun. Irans ekonomie en daar-mee haar kapaciteit om oorlog te voeren, brokkelt gestadig af. Wel is het zo dat Irak door haar aanvaarding van gigantische steun, vooral uit Saoedi-Arabië en Egypte, zich met handen en voeten aan de politiek van deze rechtse regiems heeft gebonden. De militaire druk van Iran op Irak is, na het misluk-ken van het Basra-offensief van februari 1987 weggevallen. De ontwikkelingen van de laatste maanden (twee suksesvolle Iraakse operaties bij Fao en Basra) wijzen eerder op toenemende militaire druk op Iran.

(3) ‘De Iraanse leiders zijn niet bereid het verworven initiatief in de oorlog uit handen te geven’.
Iran heeft het initiatief verloren, omdat de massale Westerse interventie de oorlogssituatie ‘bevroren’ heeft ten nadele van Irak. De Iraanse leiding is zwaar verdeeld. De verkiezingen voor de Majlis, het Iraanse parlement in april, die wel enigszins een maatstaf zijn voor de politieke krachtsverhoudingen, duiden erop dat één groepering streeft naar herstel van de oude relaties met de Westerse landen, m.n. de Verenigde Staten, terwijl een andere vleugel de oorlog onverminderd wil voortzetten. Overigens is de steun van de bevolking veel sterker weggevallen dan S. suggereert. De rekrutering van vrijwillige milities het afgelopen najaar en winter is zo slecht gelopen, dat er geen Iraans offensief mogelijk was. Althans, niet op de schaal van voorgaande jaren. Ook de staatsinkomsten uit straatkollektes lopen achteruit. Overigens wordt er nog steeds een guerrilla gevoerd binnen Iran door diverse groeperingen. Een daarvan, de Moedjahedin heeft er zelfs voor gekozen om aan de kant van Irak te vechten. Het grote aantal vluchtelingen uit Irak spreekt verder boekdelen. Tenslotte kan ik me niet voorstellen dat een bevolking die al acht jaar oorlog voert, nog steeds de voortzetting daarvan steunt als er geen zicht op overwinning is. De politieke eis dat Saddam Hussein moet oprotten is voor de massa van de bevolking gewoon lucht: na acht jaar oorlog hebben de mensen genoeg kinderen verloren, geld moeten geven en ontberingen moeten lijden om er genoeg van te hebben.

(4) ‘Onder de Iraakse bevolking is de oorlog nooit populair geweest’.
Van het verzet van de Iraakse niet-Koerden is helaas weinig te merken. Volgens Iraakse vluchtelingen die ik sprak, speelt daar een sterk Arabisch nationalisme een rol. Verder is van heel groot belang de verdediging van eigen grondgebied. Dat speelde hij de Iraakse inval bij de Iraniërs, die zich in 1980 onder het Khomeiny-regiem verenigden tegen de invallers. Dat speelt evenzeer al een aantal jaren voor de Irakezen als gevolg van de Iraanse pogingen om een doorbraak naar Basra te forceren. Daarom getuigt het doorzetten van de oorlog door Iran nadat de vooroorlogse grenzen weer hersteld waren, van een misdadige stompzinnigheid. Mij dunkt dat het doorzetten van de oorlog op dat ogenblik voor een deel te wijten is aan de binnenlandse kalkulaties van de Iraanse fundamentalisten. Het Iraanse leger, nog altijd een potentieel gevaar voor het bewind van de Iraanse fundamentalisten, werd en wordt aan het front vastgehouden door de oorlog. Wat gebeurt er als er vrede komt en de troepen naar hun kazernes terugkeren? Deze vraag houdt de regering van de mullah’s ongetwijfeld nog steeds intensief bezig.

Onder punt (4) stelt S. een andere kwestie aan de orde. Uit zijn stelling over de gevolgen van een vrede voor Koerdistan, maak ik op dat hij vindt dat de oorlog moet resulteren in de verwijdering van het regiem van Saddam Hussein. Impliciet zegt hij dus dat de oorlog maar door moet gaan als dit niet lukt.
Dit is in mijn ogen een zeer vreemde stellingname voor een linkse wetenschapper of aktivist. Uiteraard moet Hussein weg, maar wij zijn niet degenen die die eis kunnen stellen. Dat gebeurt daarginds en in de ‘corridors of power’ van de grootmachten van de wereld. We kunnen hoogstens een beetje druk uit oefenen op de Nederlandse regering en de door haar beschermde wapenhandelaars. Als we ooit nog een beetje sterk worden kan je daar aan toevoegen: het ondersteunen van het linkse verzet in Iran en Irak plus steun voor de Koerdische nationale zaak. Daar hoort zeker niet bij het ondersteunen van eisen waar wij nooit iets over te zeggen zullen hebben en waar we dus alleen maar lawaai over kunnen maken. Het soort lawaai dat neerkomt op het meeschreeuwen met de Iraanse regering. De eisen die S. opsomt (veroordelingen, verwijdering Hussein) zijn irrelevant voor de strijd die hier tegen de Nederlandse regering en haar stompzinnige hypokrisie gevoerd wordt (bijv. tegen de kontrole op wapenexport die alleen wordt toegepast als dat zo uitkomt in de internationale politiek – zie hierover de Golfoorlog-brochure).
De Nederlandse staat is vorig jaar door de Verenigde Staten betrokken in de Golf-interventie: omdat daar geen enkel vreedzaam belang bij gediend is, moet de Nederlandse marine daar gewoon oprotten. Ze zijn slechts pionnen in het Amerikaanse beleid. Verder moet er geen enkele ekonomiese of militaire steun meer naar Irak of Iran. Hoogstens naar het linkse verzet in beide landen en naar Koerdistan (wie dat zijn wordt dan de volgende diskussie).
Alles in het debat draait om ondersteuning van de Iraanse regering: zien wij als links iets in die regering, zoals we dat bijv. in de Nicaraguaanse regering zien ? Omdat die regering alles gedaan heeft om een flink deel van links om zeep te helpen en omdat ik ze niet vertrouw, meen ik dat we afstand moeten houden. Daarom ga ik, tenslotte, niet mee in de naïeve opvatting van linkse solidariteit zoals die door S. aan het slot van zijn betoog wordt opgevoerd. Dat je tegen Irak moet zijn en tegelijk niets over Iran moet zeggen. Zwijgen is toestemmen, zoals S. zelf in een eerder stuk in de Groene Amsterdammer (4-2-1987) over Westerse landen zegt. Links moet niet zwijgen over Iran maar van de daken schreeuwen dat we geen reaktionair en repressief bewind in Teheran willen hebben.

AMOK