Het geopolitieke belang van een land als Rusland in de rol van gasleverancier, is een niet te onderschatten factor in de internationale politiek.
Om grondstoffen als olie en gas worden oorlogen gevoerd. Het belang van energievraagstukken gaat dan ook verder dan de kwestie van milieu en klimaatverandering.
Het bezoek van president Poetin aan Nederland riep veel protesten op tegen het repressieve mensenrechtenbeleid dat door hem gevoerd wordt. Daarmee werd ook de klassieke Nederlandse koopman-domineediscussie weer op de agenda gezet. Als er geldelijk gewin in het spel is, zo luidde de kritiek, dan levert Nederland de mensenrechten al rap in. Door de nadruk op de Nederlandse handelsgeest – zeker een belangrijk thema voor studie en debat – wordt een andere kwestie vergeten, namelijk de aard van de Nederlandse buitenlandpolitiek en de mate waarin die gedreven wordt door het handhaven van de toegang tot en controle over grondstoffenlocaties, waar ook ter wereld. Met als noodzakelijke conditie de controle over of invloed op de handelsroutes waarover grondstoffen naar de plaats van bestemming worden vervoerd. Dat laatste is alleen mogelijk met strijdkrachten, zoals de marine.
Deze manier van kijken is zo goed als afwezig in het openbare debat. Zo kan het gebeuren dat de veel aangehaalde rol van Nederland als toekomstige Noordwest-Europese energierotonde wordt besproken als een winstmakende investering (althans voor de energiemaatschappijen) dan wel een milieu- en bewonersonvriendelijk beleidsplan. In dat kader kan er beleid worden gemaakt dan wel actie gevoerd rondom deze plannen. Maar op een heel ander niveau wordt een internationaal machtsspel uitgevochten dat over iets heel anders gaat: de bovengenoemde controle over gas, zowel in de winning als de doorvoer ervan. Omdat dit betekent dat Russische invloed op Nederland mogelijk wordt, is dit een van de belangrijkste geopolitieke thema’s. Dit thema zal niet alleen onderwerp worden van intensieve diplomatieke stappen en onderhandelingen maar kan ook, zoals zo vaak in de geschiedenis, de aanleiding vormen tot oorlog.
Denktanks zoals HCSS in Den Haag propageren al jarenlang het belang van controle over grondstoffen en de aanvoerlijnen (en dus handhaving van een sterk leger). In regeringsstukken wordt wel gewezen op het belang van de aanvoer van grondstoffen (vooral energiedragers zoals olie en gas) maar wordt het niet omschreven als beslissende factor in de buitenlandse politiek. In het omvangrijke onderzoek uit 2008 naar het toekomstige Nederlandse leger, ‘de Verkenningen’, werd wel een duidelijk verband gelegd tussen de Nederlandse geopolitieke belangen, waaronder de controle over grondstoffen, en het type leger dat Nederland moet nastreven. Hetzelfde speelt een rol in de jaarverslagen van de Militaire Inlichtingendienst MIVD, waar men graag schrijft over de ‘spelers’ die bepalen wat er op dit vlak internationaal gebeurt.
Bij interventieoorlogen is de kwestie van grondstoffen controle nooit ver weg. Iedereen kent de leus ‘bloed voor olie’, ten tijde van de interventieoorlog in Irak van 2003. In het Mali-conflict van het afgelopen jaar speelde de aanwezigheid van uraniumvoorraden in Noord-Afrika een rol voor Frankrijk en zijn nucleaire industrie, evenals de invloed van het Amerikaanse AFRICOM – een militair hoofdkwartier dat operaties in heel het gebied uitvoert. Als verklaring voor deze intensieve operaties geven de Amerikanen het standaardverhaal over de war on terror, eventueel samen met de war on drugs. Zo ontstaat een wirwar van verklaringen voor operaties die honderd jaar geleden simpelweg als kolonialisme dan wel imperialisme werden omschreven. Daaronder viel ook de jacht op olie in Nederlands-Indië door de Bataafsche Petroleum Maatschappij, tegenwoordig bekend als Shell.
De etiketten kloppen misschien niet, maar het dominante beeld ook niet. In het publieke debat in Nederland, in de Kamer evenals in de media wordt (bijna altijd) verwezen naar de handelaar en de dominee. Er is echter geen discours over het geopolitieke belang, evenmin als over de relatie daarvan met het trans-Atlantisch bondgenootschap. Het lijkt net alsof het debat over de belangen vervangen is door een paar codewoorden waarbij de meest voorkomende is: het belang van samenwerking met de Amerikanen. Keer op keer blijkt dat ‘optrekken met de Amerikanen’ kennelijk de som is van het Nederlandse buitenlandbeleid; en dus ook een formule waarmee het werkelijke geopolitieke debat uit de weg wordt gegaan.
De verwarring die over het thema geopolitiek veelal heerst, komt door de verbrokkelde aard van het debat. De actiegroepen voor het gebruik van fossielvrije energiebronnen brengen hun argumenten veelal in termen van het meest algemene belang, vaak in apocalyptische termen (klimaatverandering, de toekomst van de wereld) maar mijden de harde nationale en internationale strijdterreinen waar invloedrijke multinationals, financieringscentra, de geheime diplomatie en operaties van grote en kleine staten en, in laatste instantie, militaire macht beslissend zijn.
Hoe graag we het milieu ook willen redden en klimaatverandering willen bestrijden: de kwestie van het eigendom van de grondstoffen en de controle over de distributie ervan, kan niet onbesproken worden gelaten.
Spanning