Na jarenlange onderhandelingen en verklaringen, lijkt de Iraanse crisis in een stroomversnelling te zijn gekomen.
Iran heeft zijn nucleaire programma, dat tijdens de onderhandelingen met de Europese Unie was opgeschort, hervat. De bestuursraad van het internationale atoomagentschap (de IAEA) besloot in februari om het dossier door te sturen naar de Veiligheidsraad. En in de Veiligheidsraad wordt naarstig vergaderd over de volgende stappen.
Escalatie in de Veiligheidsraad
Duidelijk is dat de VS en haar Britse bondgenoot aansturen op snelle verhoging van de politieke druk op Iran. De andere EU-onderhandelaars, Frankrijk en Duitsland, lijken dit plan met enige tegenzin te ondersteunen. Iran heeft na een reeks waarschuwingen aan de EU-onderhandelaars het proces van uraniumverrijking in een proefopstelling hervat. Intussen trekken Rusland en China om uiteenlopende redenen aan de rem: ze willen niet dat de zaak verder escaleert, maar hebben er toch voor gekozen om de Westerse landen te ondersteunen in hun pogingen om de druk op te voeren. Verder heeft het blok van niet-gebonden landen, dat tot voor kort aan de rem hing, het laten afweten. India (dat het Non-Proliferatie Verdrag niet heeft ondertekend) heeft gekozen voor een strategische alliantie met de VS, waarbij ze door dat land als kernwapenstaat erkend wordt.
De stappen van het IAEA hebben de ruimte gegeven aan de Westerse staten om de druk te verhogen. De media in het Westen geloven de Britse stellingname als zou het slechts gaan om een veredelde vorm van blufpoker – Iran zou alleen concessies doen als er afdoende druk wordt uitgeoefend. Maar ongelukkigerwijs komen de stappen die hiervoor nodig zijn verdacht veel overeen met een systematisch proces van escalatie dat kan uitlopen op een oorlog. Een eind maart uitgelekt Brits regeringsmemorandum, gericht aan Duitsland, Frankrijk en de VS, stelt voor om de zaak zo snel mogelijk als een zogenaamd artikel VII geval te behandelen. Daarmee wordt de mogelijkheid om te escaleren naar een oorlog uitdrukkelijk geopend.
Wat vooraf ging
Het is wellicht nuttig om even een stap terug te nemen. Waar ging het ook al weer om?
Nadat Europese en Iraanse onderhandelaars er in februari niet in slaagden om tot een overeenkomst te komen, werd door de bestuursraad van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) op 4 februari een resolutie aangenomen die directeur-generaal El-Baradei vraagt om de stand van zaken aan de Veiligheidsraad te rapporteren. In een begeleidend rapport aan de bestuursraad schreef El-Baradei dat hij “geen diversie [omleiding] van nucleair materiaal naar kernwapens of andere explosieve apparaten had geconstateerd.” (UPI 28 februari 2006)
Omdat de door het IAEA gevraagde documentatie over (delen van) het Iraanse nucleaire programma slechts mondjesmaat of niet werd geleverd, trok de bestuursraad de conclusie dat verdere druk noodzakelijk was. De raad heeft ook de eis van de Europese Unie overgenomen dat Iran zijn uranium verrijkingsactiviteiten moet stilleggen. Iran, ervan uitgaand dat het op grond van het door haar ondertekende Non-Proliferatie Verdrag recht heeft op het opzetten van een volledige nucleaire cyclus en toegang tot alle daarvoor benodigde nucleaire technologie (artikel 4 van het verdrag), weigert dit te doen. Wel ging het op dat moment nog door met onderhandelingen, vooral met Rusland, dat een aanbod heeft gedaan om de Iraanse verrijkingsactiviteiten op Russische bodem te laten plaatsvinden. Iran wil echter een deel van de activiteiten op eigen bodem uitvoeren. Intussen zijn door Amerikaanse en Israëlische woordvoerders herhaaldelijk dreigementen geuit, die er op neer komen dat een militaire optie om de Iraanse nucleaire infrastructuur te vernietigen, niet van tafel is. De Franse president Chirac heeft in een toespraak gehouden op 19 januari nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid om Franse kernwapens in te zetten tegen staten die “terroristische middelen” gebruiken tegen Frankrijk. De Iraanse regering interpreteerde dit als een dreigement en liet weten dat de substantiële olie-export naar diverse landen stopgezet kon worden in een crisis. Andere dreigementen werden gericht aan de omringende landen en Israël.
Sindsdien ligt de zaak, tegen de zin van directeur El-Baradei van het IAEA, bij de Veiligheidsraad.
Oorlogsplannen
De grote achterliggende vraag bij dit alles is: wat willen de VS en haar bondgenoten bereiken met het boven geschetste escalatieproces?
Er is door woordvoerders van zowel de Amerikaanse als de Israëlische regering veelvuldig gezinspeeld op een mogelijke luchtaanval op de Iraanse nucleaire installaties. Die mogelijkheid wordt ook wel eens gecombineerd met het inzetten van speciale eenheden om doelen te vernietigen die door bommenwerpers niet geraakt kunnen worden. Een belangrijk onderdeel daarvan is dan weer het vermoorden van de Iraanse technici en wetenschappers die het programma uitvoeren.
Binnen de internationale anti-oorlogsbeweging circuleren daarnaast nogal wat speculaties over de mogelijke inzet van kernwapens tegen de diep ingegraven installaties. Daarbij wordt gewezen naar de nucleaire doctrine van de Amerikaanse strijdkrachten, die de mogelijkheid handhaaft om als eerste kernwapens in te zetten tegen staten die massavernietigingswapens ontwikkelen of gaan inzetten.
Een verdere variant is een snelle grondaanval met gemechaniseerde eenheden vanuit Azerbeidzjan richting Teheran, eventueel gecombineerd met luchtaanvallen.
Wat is er waar van deze speculaties? Ze zijn geloofwaardiger omdat ze door militaire analisten en regeringswoordvoerders worden aangewakkerd. Maar er bestaat een verschil tussen dreigen met militaire plannen en de uitvoering daarvan. Iedereen is het er over eens dat een aanval vergaande gevolgen zou hebben in het hele Midden-Oosten, onder andere vanwege de Iraanse reacties. Het is ook waarschijnlijk dat de olietoevoer vanuit Iran (en misschien van elders in de Golfregio) voor onbepaalde tijd zou worden afgesloten. Dat zal een bijzonder hoge olieprijs tot gevolg hebben, met de bijbehorende gevolgen voor de economieën die afhankelijk zijn van de aanvoer van olie uit Iran en omringende landen.
Amerikaanse overwegingen
Is het gegeven deze aarzelingen waarschijnlijk dat er toch een aanval plaatsvindt? Daarvoor moeten we beoordelen wat de belangrijkste invloeden zijn op de Amerikaanse buitenlandse politiek. Zeker is dat de neoconservatieve krachten die een aanval op Iran als wenselijk zien, niet zijn verdwenen. De vraag is of hun invloed nog beslissend is, gezien de situatie in Irak, die door de meeste Amerikanen nu als een mislukte operatie wordt gezien. Maar het kan ook zo zijn dat een deel van de Amerikaanse politici, met verkiezingen in zicht, een verdere escalatie juist wenselijk vindt. Men ziet dan een aanval op Iran als een oplossing en niet het probleem zelf. Daarover is de Amerikaanse regering echter verdeeld.
Helaas wordt de ‘aanvalspartij’ ondersteund door het EU-beleid, dat anderhalf jaar lang een confrontatiekoers heeft gevolgd in de onderhandelingen met Iran en daarmee de Amerikaanse standpunten stilzwijgend ondersteunt en legitimeert. Dat wil zeggen, het uitgangspunt dat er een kernwapenprogramma is en dat Iran moet afzien van haar rechten op vreedzaam gebruik van nucleaire technologie.
Een dergelijk expliciete ramkoers doet vermoeden dat er verdergaande belangen in het spel zijn. Voor de hand ligt dat de EU de doelen van de VS ondersteunt. Dat wil zeggen, de beheersing van de oliebronnen rond de Golf en in het verlengde daarvan de handhaving van Westerse garnizoenen met het oog op verdere machtsprojectie naar Centraal-Azië.
In Nederland moet er nog steeds een reëel publiek debat over dit soort strategische doelstellingen ontstaan. De meeste deskundigen gaan niet verder dan oppervlakkige discussies over de noodzaak om samen met de VS op te trekken in de wereld, in NAVO-verband. Dat beleid wordt de facto in Afghanistan al ingevuld. Om die reden kan het geen kwaad voor de critici van het beleid om een debat over de beleidsdoelstellingen van de Europese landen in de Golfregio en Centraal-Azië te voeren.
VD AMOK