Land voor Iraanse boeren vredesvoorwaarde?

Na zeven en een half jaar oorlog aan de Golf is meer dan ooit de vraag gerechtvaardigd waar het allemaal toe gediend heeft.

De oorlogsoperaties die in maart 1988 plaatsvonden maakten duidelijk dat er nog geen sprake is van een staakt-het-vuren. In het noorden van Irak werd een poging gedaan door de Iraniërs om door te breken; in de lucht vond een rakettenoorlog plaats, gericht tegen de burgerbevolking van beide landen. In de Golf zelf gingen de aanvallen op olietankers onverminderd door.

Wat zijn de bedoelingen achter deze militaire operaties? De legers staan al jaren tegenover elkaar langs een front van de zuidelijke provincie Khuzistan tot het noordelijk gebied Koerdistan. In deze oorlog, net als alle andere, kan alleen de overwinning gehaald worden door het bezetten van die gebieden die het belangrijkst zijn voor de tegenstander of anders door het verslaan van de (militaire) hoofdmacht van de tegenstander (of om daarmee te dreigen). Iran noch Irak heeft in al die jaren oorlog iets dergelijks weten te bewerkstelligen. Na een poging in het begin van de oorlog om via een invasie een snelle overwinning te behalen heeft Irak zich moeten terugtrekken uit Iran en haar strategiese aandacht moeten verschuiven van het offensieve naar het verdedigende. Vanaf 1984 heeft de oorlogsleiding van Iran hetzelfde als Irak proberen te bewerkstelligen: Een beslissende doorbraak die de tegenstander tot overgave zou dwingen. Hoewel er af en toe kritieke situaties zijn ontstaan voor de Irakezen zijn deze nooit uitgelopen op een volledige nederlaag. Er is terrein prijsgegeven maar de belangrijkste steden, en voor alles, de olieproductie, zijn stevig in Irakese handen gebleven. Deze patstelling duurt al jaren, maar het punt is nu bereikt waar geen van beide landen zich zo’n status quo kan veroorloven. De oorlogsindustrieën van Irak en Iran, die misschien baat zouden hebben bij een langdurige oorlog, zijn beperkt van omvang en leggen niet zo’n zwaar gewicht in de politieke weegschaal. De civiele ekonomie van beide landen heeft daarentegen een stevige klap gekregen. De buitenlandse investeringen in deze sektor kunnen immers slechts door de export gefinancierd worden. Iran en Irak moeten harde valuta verdienen om hun invoer te kunnen betalen. Door de oorlog bestaat de invoer voornamelijk uit de middelen om de oorlog voort te zetten. Wapensystemen en munitie of ondersteunende middelen. Zelfs al worden de doden en gewonden en de ontwrichting van het dagelijks leven niet in de kalkulatie betrokken, dan nog wordt het door de machthebbers in beide landen wenselijk geacht om een situatie te scheppen waarin de stroom oliedollars nuttiger kan worden gebruikt dan in de bodemloze put van de oorlogsmachine. Vrede is tot op zekere hoogte een bittere noodzaak geworden, al was het maar om de civiele ekonomie te herstellen en weer op te bouwen. Eén van de eerste voorwaarden voor vrede is natuurlijk dat de eigen groepering aan de macht blijft. Juist op dat punt komen grote bezwaren naar voren voor de heersende groepen in beide landen. De machtsbasis van Saddam Hussein, president van Irak, is wankel. De diensttijd van de Iraakse soldaten is officieel drie jaar, maar in de praktijk veel langer. Omdat een leger van één miljoen op een bevolking van meer dan zestien miljoen een zeer zware belasting voor de ekonomie is, zijn er zeer veel -sommigen berichten over miljoenen – Egyptiese gastarbeiders aangetrokken. Net als in Westerse landen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er ook veel vrouwen in het produktieproces betrokken. De enorme investeringen in Russiese wapens, nodig om de overmacht van Iraanse mankracht te weerstaan, zijn betaald door leningen van o.a. Saoedi-Arabië. De buitenlandse schuld bedraagt dan ook $60 miljard. De krediteuren zijn hiermee akkoord gegaan, omdat Irak zijn olie-export heeft weten te herstellen. Desondanks heerst in het land ontevredenheid en oorlogsmoeheid. Ondanks de massale buitenlandse steun voor Irak is er een konstante stroom deserteurs uit het leger. Er is een uitgebreid onderdrukkingsapparaat dat steeds harder optreedt. Volgens Amnesty International was er in 1987 sprake van honderden exekuties in Irak. In het noorden van dit land is de Koerdiese afscheidingsbeweging meer dan ooit aktief in operaties tegen de Iraakse garnizoenen, die de Koerden als een bezettingsleger beschouwen. Sinds kort koördineren zij hun aanvallen met die van de Iraanse Pasdaran (troepen van de Revolutionaire Garde – zie AMOK 88/1), die door een serie offensieven probeert het berggebied in het noorden in handen te krijgen. In de vlakte naar het westen ligt immers Kirkoek met haar omringende olievelden, de hoofdbron van Iraakse inkomsten en dus de sleutel voor haar oorlogvoerende kapaciteit. En bezetting van dit gebied zou leiden tot een regelrechte nederlaag van Irak.

Binnenlandse politiek

Binnen Iran vechten twee stromingen om de macht over het staatsapparaat, terwijl een derde een guerrilla voert tegen het bewind van Ayatollah Khomeiny. Wat voor buitenstaanders lijkt op een Islamitiese eenheidsstaat, is in feite een zwaar verdeeld machtsapparaat. Aan de ene kant Rafsjanjani, voorzitter van het Iraanse Parlement met een voorkeur voor kompromissen met de Westerse wereld. Hij was het ook die de onderhandelingen met de VS voor wapenleveranties initieerde in 1985 en 1986. Aan de andere kant de radikale vleugel van de Mullah’s, gepersonificeerd in de Raad van Wachters, die elk wetsvoorstel dat het parlement aanneemt kan tegenhouden. In het binnenland willen Rafsjanjani en de groepering waarvan hij lid is, hervormingen in de ekonomiese machtsverhoudingen. De revolutie van 1979 heeft namelijk geen grote omwenteling teweeg gebracht in de landeigendomsverhoudingen. Nog steeds bestaan er schrijnende tegenstellingen tussen grootgrondbezitters en kleine boeren. Bij die bezitters hoort ook een gedeelte van de kerkleiding. Daarnaast is ook het handelskapitaal van groot belang. Deze klasse voelt niets voor de landhervormingen die door opeenvolgende regeringen zijn voorgesteld, maar steeds werden geblokkeerd door de Raad van Wachters.
De zaak is dit voorjaar zo hoog opgelopen dat Khomeiny, als boven de partijen staande ‘scheidsrechter’, aangegeven heeft dat hij vond dat de uitvoerende macht de landhervormingsplannen moest kunnen doorzetten (ook als dat tegen de wens van een gedeelte van de kerkleiding ingaat). Op binnenlands politiek gebied zullen in 1988 twee gebeurtenissen van groot belang zijn. De verkiezingen begin april voor de Majlis, het parlement, omdat de uitslag zal uitwijzen welke groep machthebbers het meeste gewicht in de schaal legt en de al enige tijd verwachte dood van de bejaarde Khomeíny, die zal uitlopen in een strijd om de opvolging.

Oorlog en vrede

De verschuivingen in de binnenlandse politiek van Iran zijn van belang omdat er mogelijk een weg naar de vrede mee wordt geopend. De Iraniërs hebben in het verleden steeds de kop van Hoesseín gevraagd. Die eis is inmiddels afgezwakt tot het verzoek om de instelling van een Kommissie van de Verenigde Naties, die de vraag moet onderzoeken wie de oorlog begonnen is. Als de politici in Iran die eis ook laten vallen, dan zal daar voor een belangrijk deel van de bevolking ook iets anders tegenover moeten staan. Zeker ten aanzien van de 12 miljoen ‘Mostaz fin’, de landlozen, die de laatste jaren de massabasis voor de oorlogsvoering hebben gevormd. De jonge mannen voor het front, financiële steun voor de regering, politieke steun voor de oorlog. Wil men deze mensen overtuigen dat nu toch, na een zevenjarig bloedbad, Hoessein niet weg hoeft, dat integendeel de Iraanse troepen terug naar huis moeten, dan moet er wel iets tegen overstaan. Bijvoorbeeld de al eerder genoemde landhervormingen die al vele jaren vertraagd zijn door de reaktionaire kerkleiding.

Hulp aan Iran

De Iraans-Iraakse oorlog die in 1980 uitbrak gaf de Amerikanen gelegenheid om de invloed op Iran enigszins te herstellen. Het Iraanse oorlogsapparaat was immers opgezet door de Amerikanen, het leger door hen opgeleid en bewapend. Het kon niet zonder reserve-onderdelen voor een flink gedeelte van de wapensystemen. In de eerste helft van de oorlog heeft Israël veel van deze reserve-onderdelen geleverd, waarschijnlijk met Amerikaanse goedkeuring. Vanaf 1985 zijn de kontakten direkter geweest: De Iran-gate onthullingen handelen vooral over deze periode. Maar wat wilde de Reagan-regering met haar geheime nachtvluchten op Teheran? In eerste instantie wilde ze invloed blijven uitoefenen. Er was geen mogelijkheid om een nieuw pro-Amerikaans regiem te installeren, dus werd er onderhandeld met de pragmatici van het nationalistiese regiem, de Rafsjanjani-vleugel. Voor de Amerikaanse strategen was het van primair belang om enerzijds de Sovjet-Russiese invloed op de regio in te perken, anderzijds om te verhinderen dat één regionale macht de Golf ging beheersen (tenzij dat een pro-Amerikaans land was natuurlijk). Daarom was het een Amerikaans belang om de oorlog door te laten gaan, zolang mogelijk. Irak, bewapend door de USSR, was een mooi tegenwicht tegen de Iraanse regionale aspiraties. Op lange termijn zouden beide landen wel verzwakt worden door zo’n oorlog, redeneerden de Amerikanen. In Iran zou dit misschien de terugkeer van een pro-Amerikaanse regering mogelijk maken. Mogelijk zou deze steunen op elementen van het oude reguliere leger of misschien de Westers-georiënteerde zakenkringen.

De Amerikaanse strategie

Tegelijkertijd moesten ook de Amerikaanse militaire aanwezigheid en de interventiekapacíteit worden opgebouwd. Dit is in essentie al zeven jaar lang de Amerikaanse strategie. In de Golfstaten Bahrein en Oman zijn beperkte basisfaciliteiten beschikbaar gemaakt, in de Indiese Oceaan een grote vlootbasis in Diego Garcia. Dit ten behoeve van een beperkte interventiekapaciteit (de zogenaamde Rapid Deployment Force). Tegelijkertijd is er een politiek alliantie systeem, nl. de Gulf Cooperation Council bestaande uit een aantal Golfstaten waaronder Saoedi-Arabië, opgebouwd als een soort buffer tegen de grootmachtaspiraties van Iran en Irak.
Dit zijn de werktuigen, de politieke en militaire middelen, die bedoeld zijn om de Amerikaanse invloed in de Golf te handhaven en de Russiese eruit te houden. Bij dit beleid hoort natuurlijk ook het ingrijpen tegen links-revolutionaire ontwikkelingen. De hoofdreden voor al deze bemoeienissen van de Amerikanen en vóór hen van de Britten gedurende driekwart eeuw is de aanwezigheid van een zeer groot gedeelte van de wereld olievoorraad. Volgens een artikel in het blad South (januari 1988) zal in de loop van de negentiger jaren de eigen olieproduktie van de VS, de USSR en de Noordzee afnemen. Dat betekent dat de afnemers van die landen of gebieden afhankelijker worden van olie-importen van elders, omdat het Midden-Oosten wèl in staat is de produktiekapaciteit op peil te houden zal daar de komende tien jaar de olievoorraad niet sterk afnemen. Hierdoor zal hun relatieve belang in de wereldoliemarkt weer toenemen. Voor Iran en Irak is dit lange-termijn perspektief van groot belang. Tijdens deze oorlog hebben ze ook alles gedaan om hun olie-exportroutes veilig te stellen. Die liepen tot enkele jaren geleden nog voornamelijk door de Straat van Hormuz: 70% van de Westeuropese olieaanvoer werd met tankers vervoerd die door de Straat moesten varen. In 1987 was dat teruggevallen naar ongeveer 17%. Er is dus een verschuiving naar andere routes. Die is veroorzaakt door de tankeroorlog. Door het aanleggen van oliepijpleidingen op het gebied van naburige landen heeft Irak een belangrijk deel van zijn vitale olie-export veiliggesteld tegen aanvallen van Iran. Pijpleidingen via Turkije, Saoedi-Arabië en Jordanië vervoeren inmiddels het grootste deel van de bijna 3 miljoen vaten per dag die het land exporteert. In 1989 zal die kapaciteit nog verder worden uitgebreid met nog een nieuwe lijn via Saoedi-Arabië. De Iraakse export is voor Iran alleen nog te treffen met een invasie in het olieproduktiegebied rond Kirkoek, in Koerdistan. Dat is dan ook zeer waarschijnlijk het doel van het Iraanse offensief dat de Pasdaran en haar Koerdiese bondgenoten hebben ingezet in maart 1988.
De verwoestingen van de olieproduktiekapaciteit die door de oorlogshandelingen in Iran en Irak zijn aangebracht hebben geen tekorten veroorzaakt op de oliewereldmarkt. Integendeel, het kwam ook de oliehandel goed uit dat er een geforceerde produktiebeperking plaatsvond. Dat scheelde in 1981 zo’n 5 miljoen vaten per dag, een kwart van de totale OPEC (Organisatie van Olieproducerende Landen)-produktie in die tijd (International Viewpoint 21-12-1987). Dit had een prijsstabiliserend effekt op de oliemarkt en dat betekende op zijn beurt dat de olie-inkomsten van Irak en Iran gegarandeerd werden, mits ze konden exporteren. Uit de tabel blijkt dat dat na een fikse terugval aan het begin van de oorlog, Irak en Iran erin slaagden om de olie-export weer aanzienlijk op te voeren.

Tabel: Olieproduktie en olie-inkomsten

Er is echter een verschil tussen de twee landen: Iran heeft haar export nog steeds niet kunnen verplaatsen naar oliepijpleidingen en is nog steeds afhankelijk van de kwetsbare olietankerroute. Deze wordt al jarenlang hevig aangevallen door de Iraakse luchtmacht. Irak is in staat geweest om de olieprijsverlaging te kompenseren door hogere produktie en export. Iran is hier nog niet toe in staat omdat ze vast zit aan de OPEC-afspraken en daar door Saoedi-Arabië aan gehouden wordt. Bovendien verliest ze een vast percentage van haar olie-inkomsten door de tankerverliezen als gevolg van de luchtoorlog en de aanvallen op haar raffinaderijen. 5% van de waarde van de olie-export zou opgaan aan maatregelen om het verlies aan raffinagekapaciteit te kompenseren (International Herald Tribune 17-3-1988). Het eind van het liedje is dat Irans financiële kapaciteit om oorlog te voeren snel afbrokkelt, terwijl die van Irak min of meer in stand blijft. Volgens de laatste berichten zou Saoedi-Arabië weer een produktiebeperking in OPEC-verband willen. Mits uitgevoerd door andere olieproducerende landen, naast zichzelf. Dit zou de Iraanse problemen iets kunnen verlichten.

Invloed van de buren

De afgelopen twintig jaar heeft de Sovjet-Unie Irak zwaar bewapend. Het eerste belang van de USSR is stabiliteit aan haar grenzen (geen opstanden, geen Islamitiese beweging, geen coups). Dat bewijst de zigzag-politiek die ze heeft gevolgd al naar gelang hun bondgenoot Irak aan de winnende of verliezende hand was. Tussen 1980 en 1982 zijn de wapenleveranties aan dit land stilgelegd, tot het ogenblik dat de Iraakse strijdkrachten uit Iran verdreven wersen. Toen Irak het onderspit dreigde te delven, werd het (weer) op grote schaal bewapend, dus kon de oorlog worden voortgezet zonder dat de noorderburen er last van kregen. Sedert de westerse interventie in de Golf in de zomer van 1987 is de USSR zelfs een stap verder gegaan. Ze vertraagt uitvoering van de tegen Iran gerichte Verenigde Naties resolutie nr.598, dat een wapenembargo tegen Iran eist, als het zich niet aan een wapenstilstand zou houden. De Sovjet-Unie heeft, evenals de VS, geen enkele belangstelling voor het beëindigen van de oorlog. Zeker niet als daaruit een Iraakse of Iraanse overwinnaar tevoorschijn zou komen. Zo zou een Islamitiese republiek die het tot haar taak rekent om de Islam te verspreiden vergaande gevolgen kunnen hebben voor de Sovjet-republieken over de grens, waarvan een groot gedeelte van de bevolking moslim is. De kombinatie van religie en nationalisme zou wel eens een te explosief mengsel kunnen vormen voor de USSR. De problemen met het christelijke Armenië duiden daarop.
Turkije is eveneens een belangrijke buurman. Het grenst aan Iran en Irak in het noorden, onderhoudt een levendige handelsrelatie met Iran en geeft Irak de mogelijkheid om haar olie te exporteren via de al eerder genoemde pijpleidingen. Turkije is zelf een belangrijke klant voor de Iraakse olie (éénderde van haar verbruik komt uit dat land) en heeft daarom een grote belangstelling voor de olievelden rond Kirkoek.
Daarnaast heeft Turkije ook met de Koerden te maken en het is een toevluchtsoord voor 1 miljoen Iraniërs, die een potentiële bron van onrust vormen. Geen wonder dat er pogingen tot samenwerking zijn geweest tussen Turkije en Iran. Dit is waarschijnlijk misgegaan door de Turkse eis om Koerdische guerrilla’s tot op Iraans grondgebied te mogen achtervolgen. Iran was juist op dat moment bezig een alliantie op te bouwen met enkele Koerdiese organisaties.
De jongste militaire operaties in het noorden van Irak zijn de vrucht van deze samenwerking. Het Koerdies-Iraanse offensief is een direkte bedreiging voor de Iraakse olievelden, tevens oliebron voor de Turken. Daarom is een Turks ingrijpen bij een eventuele aanval op de olievelden niet ondenkbaar. Daarbij mag niet vergeten worden dat dit NAVO-strijdkrachten direkt in het konflikt zou betrekken. Van belang is ook dat al jarenlang een aantal vliegvelden in het oosten van Turkije bestemd zijn voor de troepen en het materieel van de Amerikaanse Rapid Deployment Force (zie hiervoor Anti Militaristies Tijdschrift, jaargang 1/3, p. 20).

Hulp van buiten

Het zal de meeste mensen duidelijk zijn dat er geen zeven jaar oorlog mogelijk was geweest zonder massale steun van buitenaf. Enkele cijfers geven de gruwelijke werkelijkheid weer. Tot eind 1987 is er door Iran ongeveer $ 35 miljard en door Irak $ 42 miljard aan militaire uitrusting geïmporteerd (International Viewpoint 21-12-1987). Zo’n 40 landen zijn betrokken bij deze leveranties. Zoals blijkt uit de lijst (uit het tijdschrift Anti-Militarismus Information) is de herkomst bijzonder gevarieerd: Zuid-Afrika, Noord-Korea, Israël en Nederland bevinden zich in het gezelschap van China, de VS, Frankrijk en de USSR.

Behalve de aantrekkelijke markt voor de wapenhandel, zal straks de vrede ook geen windeieren leggen. Volgens een schatting is er zo’n $50 miljard in Iran en $35 miljard in Irak aan ekonomiese infrastruktuur vernield en is bovendien de normale ekonomiese groei ontwricht en achtergebleven. Alles bij elkaar een aantrekkelijke markt voor het Westerse kapitaal (en het Japanse) om op te azen. Daarbij is het zaak om nu alvast goede betrekkingen op te bouwen: dan lig je na de oorlog beter in de markt. Ook het Nederlandse kapitaal is op bescheiden schaal betrokken bij de Iraakse en Iraanse handel (zie de tabel).
Sinds de zomer van 1987 is er ook een ander soort ‘hulp’ gestuurd, namelijk een grote oorlogsvloot samengesteld uit schepen van een zestal marines, gestuurd om de ‘vrije doorvaart’ te bewaken. De interventie, die door de Amerikaanse regering is bewerkstelligd, heeft in de praktijk nauwelijks gevolgen gehad voor de oorlog. Er zijn minstens evenveel tankers per maand de grond ingeboord als voor de interventie (vooral door de Iraakse luchtmacht) en de oorlog te land is gewoon doorgegaan.
Toch heeft zulke kanonneerbootpolitiek een funktie. Ten eerste als uiting van de Amerikaanse politieke wil, ondersteund door zijn NAVO-bondgenoten, dat het bereid is om in te grijpen, als de belangen van de pro-westerse kleine Arabiese golfstaten worden aangetast (Oman, Koeweit etc.). De inzet was de bescherming van Koeweitse schepen, die onder Amerikaanse vlag zijn gaan varen om door de Amerikanen beschermd te worden. De aanwezigheid van zoveel militaire macht beperkt ook de opties van de Iraniërs. Deze willen graag Koeweit, een hechte bondgenoot van Irak, eens stevig aanpakken. Dat wordt nu verhinderd. Tenslotte willen de Amerikanen ook een eventuele Russiese marineaanwezigheid in de Golf in de kiem smoren. Al met al wordt de druk op Iran indirekt opgevoerd, al hebben de Amerikanen zich voor hun doen sterk ingebouden (zie de ruwe behandeling van Libië in 1986). Maar het door de VS afgekondigde wapen- en olie-embargo tegen Iran zal zich samen met de OPEC prijspolitiek op den duur wreken. De marine-expeditie heeft inmiddels zijn werk al gedaan. De Amerikaanse politieke geloofwaardigheid, sinds ‘Irangate‘ danig beschadigd, is weer hersteld en daarom zijn de VS ook begonnen hun vloot terug te trekken (in januari). De Westeuropese landen zullen wel snel volgen.

Iraanse reaktie

De gebeurtenissen in de Golf kunnen niet met eenvoudige verklaringen worden afgedaan. Er werken zoveel binnen- en buitenlandse faktoren op de regio in, dat het een zeer riskante zaak is om voorspellingen te doen. Toch lijkt het erop alsof veel zal afhangen van de binnenlandse politiek van Iran. In april worden in dit land verkiezingen gehouden. De uitkomst daarvan en de strijd om de opvolging na de dood van Khomeiny zullen een belangrijke aanwijzing vormen voor de richting waarin de Iraanse politiek zich gaat bewegen. Zal er een verschuiving zijn naar een hervormingsgezinde politiek: landhervorming in het binnenland plus een wapenstilstand met Irak? De Amerikaanse regering heeft blijkbaar vertrouwen in deze richting. Ze stuurde in februari een afgezant naar Teheran om een herstel van de diplomatieke betrekkingen te bespreken (Observer 28-2-1988). In ieder geval is er sprake van een zeer grote ekonomiese druk op Iran. De machthebbers daar worden gedwongen om te kiezen tussen een (zoveelste) poging tot een militaire oplossing, of een kompromis dat hun eigen machtsbasis in het land niet in gevaar brengt.

Geraadpleegde bronnen:
– Financial Times
– International Herald Tribune
– The Guardian
– The Times
– NRC Handelsblad
– Observer
– Sunday Times
– Hervormd Nederland

Betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij de Golfoorlog
In dit dossier wordt per bedrijf een samenvatting gegeven van de aktiviteiten waar het zich schuldig aan heeft gemaakt. Er is meer over elk bedrijf bekend (eigendomsverhoudingen, direktie etc.). Dit zijn slechts de meest relevante gegevens.

BATAVUS INTERCYCLE
Opdracht om een fietsenfabriek te bouwen in Iran. Is mogelijk opgeschort.
BODEWER
Leverde een sleepboot aan de Iraanse marine.
DAMEN SHIPYARDS
Scheepswerf te Hardinxveld-Giessendam, leverde twee schepen in oktober 1984, gebouwd door RAVESTEIN aan Iran. Eind 1985 twee vijftig meter lange bevoorradingsschepen aan Iran geleverd. December 1986 vergunning van Ekonomische Zaken om voor fl. 77 miljoen tien bevoorradingsschepen te leveren aan Iran. Het eerste exemplaar is waarschijnlijk in december 1987 afgeleverd. De schepen worden waarschijnlijk gebruikt voor het vervoer van manschappen naar eilandjes aan de Iraanse kust.
DSM RESINS BV
Enkele duizenden tonnen polyesterhars, gebruikt voor de bouw van scheepsrompen.
FOKKER Amsterdam
Verzorgde onderhoud van dertig Fokker F-27’s in gebruik in Iran. Militaire en civiele versies kunnen voor troepenvervoer worden gebruikt. De Iraanse marine was in 1986 klant nr. 36271 van Fokker.
FRANEREX HOOGERHEIDE
Leverde eksplosieven aan Iran.
HOLLAND SIGNAAL
Voor 99% eigendom van Philips en 1% van de Nederlandse staat, leverde reserve-onderdelen voor vuurleidingsapparatuur aan boord van raketboten van Iran. Onderdelen werden in juni 1984 onderschept door de Britse douane. In september 1984 volgde een inval van justitie. Vervolging voor ‘valsheid in geschrifte’ volgde, doch niet voor illegale export van strategische goederen. HSA probeerde een ‘financiële regeling’ te treffen met justitie.
KBS HOLLAND BV, Terneuzen
Leverde in 1983 vijfhonderd ton Thiodiglycol, grondstof voor het maken van een type zenuwgas, aan Irak. KBS was doorleverancier, kocht het spul in Zwitserland of de BRD. Het werd doorgestuurd naar PHILIPS PETROLEUM in Tessenderlo (België).
KLM Luchtvaartmaatschappij te Amsterdam
Onderhield in 1984 Iraanse militaire tankervliegtuigen. Voorzitter van de ondernemingsraad, A. Korringa was ertegen.
MELCHEMIE HOLLAND BV, Arnhem
Leverde in januari 1985 Fosforoxychlotide (bestanddeel mosterdgas) aan Irak. De CIA zou in 1984 de Nederlandse overheid hierover hebben getipt. Inval van justitie volgde in februari 1985. De politierechter veroordeelde Melchemie tot een boete van fl. 100.000 plus een jaar voorwaardelijke stillegging (voor ontduiken uitvoerbesluit strategische goederen). In november 1987 trekt Melchemie haar beroep tegen dit vonnis in. Bij een bezettingsaktie van BONK in oktober 1987 wordt in het kantoor van Melchemie een map gevonden met het opschrift ‘opdrachtorders Iran-Irak’. Hierin worden genoemd de bedrijven CONVOY (Rotterdam, in juni 1987 failliet) en STARINTEX (Amsterdam).
MUIDEN CHEMIE
Grootscheepse betrokkenheid bij kruit-leveranties aan Iran (1984-1986). Dit in nauwe samenwerking met BOFORS (Zweden), DYNAMIT NOBEL (BRD), SNPE (Frankrijk), IMI (Israel), ELVIEMEX (Griekenland), RAUFOSS (Noorwegen), FORCIT (Finland), KEMIRA (Finland), PRB (België) en mogelijk ook Zuidafrikaanse bedrijven. Deze wapenfabrieken vormden gezamenlijk een kruit-kartel voor de leverantie van grote hoeveelheden kruit aan Iran, onder de dekmantel van de European Association for the Study of Safety Problems in the Production and Use of Propellants and Powders (EASSPP). Het kruit werd geleverd via een aantal verschillende routes: Italië, Pakistan, Griekenland, Frankrijk, Turkije, Spanje, Egypte, Joegoslavië. De leverantie was in handen van SCANCO, Scandinavian Commodity AB. In november 1986 was er een inval van justitie bij Muiden Chemie op grond van papieren geleverd door de Zweedse douane. In maart 1987 (of daarvoor) stuurt de Zweedse douane een dossier over het Bofors-kartel aan onder andere de Belgische en Nederlandse douane. Omstreeks dezelfde tijd beklaagde de VS zich bij Economische Zaken in Nederland over wapenleveranties aan Iran in 1986. In april 1987 wordt Muiden Chemie gedagvaard voor overtreding van de wet die de in- en uitvoer van strategische goederen regelt. Het proces zou in juni 1987 plaatsvinden, maar werd uitgesteld. Een belangrijke tussenleverancier: TRANSAMMO (Antwerpen, België).
OLDELFT NV OPTISCHE INDUSTRIE ‘DE OUDE DELFT’
Leverde tussen 1981 en 1983 nachtkijkapparatuur aan Irak. Deze order, ter waarde van fl. 400 miljoen ging via het Portugese bedrijf PORTAGEX. Oldelft werd in mei 1987 schuldig bevonden, zonder veroordeling.
OTTEVANGER MACHINEFABRIEK, Moerkapelle
Leverde in 1985 een fabriek voor de bereiding van veevoer (waarde fl. 4,5 miljoen) aan Iran; in 1987 fl. 400.000 aan reserve-onderdelen.
VAN DER PLOEG EN TERSTRA, Leeuwarden
5000 runderen aan Iran 1986/87.
ROTTERDAM TERMINAL FELSHAVEN
Overslag van eksplosieven en wapens voor Iran in 1986.
SALGAD, Rotterdam
Overslag veertig Israelische 155-mm-kanonnen voor Iran in 1986.
SHELL
Zou olie uit Iran aan Zuid-Afrika geleverd hebben.
UNITY CHARTERING AND SHIPPING BV, Rotterdam
Illegale militaire leveranties aan Zuid-Afrika en Iran 1982-1984. Inval justitie november 1986 in verband met leveringen Zuid-Afrika.

AMOK