Landmijnen uit de lucht

In de Nederlandse pers, zo ook in de Volkskrant, wordt met enige regelmaat aandacht besteed aan het landmijnenprobleem.

Zo was een recent bezoek van Lady Diana aan Angola voor de krant aanleiding om weer eens flink uit te pakken. Minder leuk is echter het beeld dat wordt geschapen van Nederland als brave Hendrik op dit gebied, door alleen gegevens aan te halen die gunstig zijn voor de Nederlandse regering. Dan blijft bijvoorbeeld een door het Pentagon uitgegeven lijst (Foreign Military Sales of Anti-personnel Land mines for the period FY 1983 – FY 1993) buiten beschouwing. Daarin staat dat er tijdens deze periode voor een bedrag van $14.583.280,00 aan anti-personeelsmijnen van het type CBU-89/B aan Nederland is verkocht. Dit is een clusterwapen, een draagmiddel voor o.a. anti-personeelslandmijnen waarvan er 22 stuks in elke bom zitten. In het blad Onze Luchtmacht (dec. 1995/jan. 1996, p. 37) wordt bevestigd dat er 200 van deze wapensystemen in gebruik zijn bij de Koninklijke Luchtmacht. Ze vormen momenteel dus onderdeel van de bewapening van de F-16 bij hun taak als bommenwerpers. Beschouwingen over landmijnen worden maar al te vaak beperkt tot de op de grond gelegde eenvoudige types. De latere generaties van hoogontwikkelde mijnen, zoals de CBU-89/B die 22 landmijnen vanuit de lucht over een grote oppervlakte verspreidt, blijven dan buiten beschouwing. Toch worden westerse legers juist met dit laatste type mijnen steeds meer uitgerust, terwijl de eenvoudige voornamelijk door landen in de Derde Wereld worden gemaakt en gebruikt. Internationale wetgeving tegen gebruik, produktie en verbod van het primitieve wapen en niet van de andere varianten laat westerse legers vrij om zich uit te rusten met moderne, dure systemen, terwijl men actie onderneemt tegen de arme landen, die zich deze luxe niet kunnen veroorloven. Deze verhouding tussen rijke en arme landen zal de meeste lezers niet vreemd in de oren klinken.

VD AMOK