De bloedige strijd in voormalig Joegoslavië heeft in ieder geval een ding duidelijk gemaakt: het is zaak om bijzonder voorzichtig om te gaan met die landen in Oost-Europa met grote nationale minderheden of potentiële grensconflicten met hun buurlanden.
Daarom is het zorgwekkend dat lidstaten van de NAVO en Zweden verwikkeld zijn in een concurrentiestrijd om de strijdkrachten van een aantal Oost-Europese landen te moderniseren met offensieve wapensystemen.
Het onafhankelijke onderzoeks- en lobbybureau British American Security Information Council (BASIC) heeft deze week een rapport gepubliceerd waarin deze wedloop wordt beschreven en de bezwaren ertegen op een rijtje worden gezet.
Hoewel de Oost-Europese landen nog geen deel uitmaken van de NAVO wordt alvast vooruitgelopen op het lidmaatschap van een aantal staten door ze uit te rusten met moderne wapens. De belangrijkste plannen zijn:
– een contract tussen Bell Helicopter Textron en de Roemeense regering voor de vervaardiging onder licentie van 96 AH-1f Cobra gevechtshelikopters; dit programma gaat in 1999 van start;
– onderhandelingen tussen de Amerikaanse luchtmacht en de Poolse regering voor de leverantie van 100 tweedehands F-16 gevechtsvliegtuigen; de eerste leveranties kunnen binnen twee jaar beginnen;
– onderhandelingen voor de leverantie van 18 Mi-24 gevechtshelikopters door Duitsland aan Polen;
– de aanschaf door Hongarije van 100 JAS-39 Gripen gevechtsvliegtuigen van Zweden;
– de leverantie van 30 Mi-24 gevechtshelikopters door Duitsland aan Hongarije;
– leverantie van 24 tot 36 F-16 of F-17 Hornet gevechtsvliegtuigen door de VS aan Tsjechië.
Het gaat om opdrachten waar vele miljoenen dollars mee gemoeid zijn, die niet door de ontvangende staten kunnen worden betaald. Dit betekent dat substantiële financiële steun ook noodzakelijk is om deze wapenwedloop mogelijk te maken.
Gebhardt von Moltke, assistent-secretaris van de NAVO, antwoordde op een vraag van BASIC dat het hier niet gaat om NAVO-beleid, maar dat het “aan de lidstaten wordt overgelaten om hun eigen beleid over deze zaak te formuleren’. Toch werd de basis voor het leveren van wapens al in een eerder stadium gelegd: het Partnership for Peace (Partnerschap voor de Vrede) programma van de NAVO heeft als officieel doel ‘de ontwikkeling op lange termijn van strijdkrachten die meer in staat zijn om samen met de leden van het Noord-Atlantisch bondgenootschap op te treden’.
Zo wordt er in feite vooruitgelopen op een toekomstig lidmaatschap van de Oost-Europese staten. De modernisering van hun bewapening wordt door henzelf ook gezien in dit licht. Polen kiest er bijvoorbeeld expliciet voor om de dure F-16 gevechtsvliegtuigen aan te schaffen in plaats van de Russische Mig-29, die dezelfde kwaliteiten heeft maar veel goedkoper is.
Een Amerikaanse beleidswijziging van vorig jaar, de NATO Participation Act, creëerde de mogelijkheid om zulke dure leveranties aan een deel van de Oost-Europese landen te financieren. Volgens deze wet komen Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije in aanmerking voor overtollig materieel van NAVO-strijdkrachten, evenals opleidingen voor personeel en financiële steun voor wapenaankopen.
Op onbesuisde wijze wordt een wapenwedloop op gang gebracht die vergaande gevolgen kan hebben. Om te beginnen wordt de positie van het militaire apparaat in de betrokken landen tegenover de politieke leiding aanmerkelijk versterkt. De aard van de wapens die men wil leveren, is vooral offensief van aard en bevordert dus de onveiligheid in de regio. Ook de plaatselijke militaire industrie wordt versterkt door licentieovereenkomsten zoals in Roemenië. In plaats van naar conversie (waarbij de vroegere wapenindustrie gewone industrieproducten gaat maken – red.) toe te werken maakt men de werkgelegenheid weer afhankelijk van bewapening. Ten slotte heeft de nadruk op het uitbouwen en moderniseren van de legers van deze landen ernstige gevolgen voor de veiligheid.
Vaak in het nieuws is de onvrede die door de expansie van de NAVO veroorzaakt wordt in de Russische politiek. In de komende verkiezingen zal de positie van hen die de NAVO-expansie afwijzen, versterkt worden. Ook van de huidige regering Jeltsin komen de laatste tijd openbare waarschuwingen aan het adres van het Westen om af te zien van de NAVO-expansie. Het Partnership for Peace en de bewapeningsprogramma’s zijn echter in de ogen van Russische leiders duidelijke stappen in deze richting.
Verder liggen er verschillende potentiële conflicten in de regio, zoals de positie van de Hongaarse minderheden in Roemenië en Slowakije, de relatie tussen Roemenië en Moldavië en territoriale problemen tussen Roemenië en Oekraïne aangaande de kustwateren in de Zwarte Zee. Het lijkt evident dat deze problemen alleen door diplomatieke stappen, zoals bilaterale verdragen en vertrouwenwekkende maatregelen kunnen worden opgelost. Een nieuwe wapenwedloop in de regio heeft veel weg van het smijten van lucifers in een kruitvat. De gevolgen daarvan zijn op de Balkan aanschouwelijk gemaakt.
Om deze reden pleit BASIC voor een moratorium op alle wapentransacties naar de Oost-Europese landen en een herziening van het CSE-verdrag, waarvoor zich volgend jaar een gelegenheid aanbiedt. Dit regelt de omvang van de strijdkrachten van de voormalige Warschaupact-landen. De limieten op de aantallen wapensystemen die in dit verdrag zijn vastgelegd, moeten naar beneden worden bijgesteld. Ten slotte moeten de subsidies die door de VS en andere NAVO-landen zijn vrijgemaakt om wapenaankopen te financieren, gebruikt worden voor nuttiger doeleinden, zoals de conversie van de wapenindustrie in de regio. Ook Zweden is in de markt om gevechtsvliegtuigen aan Hongarije te verkopen.
Trouw