‘Nieuwe’ vormen van oorlog

Westerse landen zijn bij verschillende conflicten betrokken, maar hun burgers niet en hun militairen steeds minder. Niet-klassieke militaire strategieën, zoals elektronische oorlogvoering en de inzet van drones, worden belangrijker. Dat voorkomt niet dat veel conflicten alsnog uitmonden in oorlog.

Is de aard van oorlogvoering in de geïndustrialiseerde wereld sinds de Tweede Wereldoorlog wezenlijk veranderd? Er zijn ontegenzeggelijk enorme sprongen in militaire technologie gemaakt. Legers van nu beschikken over meer middelen dan hun voorgangers. De voortschrijdende techniek, de revolutie in vuurkracht, communicatie, verkenning en doelopsporing hebben een grote invloed op de manier waarop oorlog wordt gevoerd. Ook de veranderde politieke plaats van het leger in de maatschappij heeft invloed op het hedendaagse oorlog voeren.
In de twintigste eeuw vielen in het gebied tussen de Atlantische Oceaan en de Oeral tientallen miljoenen doden als gevolg van oorlogshandelingen, bezetting, massamoord, waaronder de Holocaust en de georganiseerde hongersnood van miljoenen burgers en soldaten. Er zijn weinig Europese burgers wiens familieleden niet op de een of andere manier werden betrokken bij deze catastrofes – als slachtoffer of dader. Die collectieve herinnering werkt remmend op de mogelijkheden de bevolking te mobiliseren voor oorlog, zeker als die zich buiten de landsgrenzen afspeelt.
De bevolking van Noord-Amerika en Europa deelt een breed gedragen onwil om na de Koude Oorlog zelf weer in zulke oorlogen te vechten of persoonlijk de gevolgen daarvan te ondervinden. Om de beleidsoptie van oorlog toch te handhaven, werden de dienstplichtige legers van het Atlantisch Bondgenootschap – in zoverre dat niet al gebeurd was – omgebouwd naar beroepslegers. Deze legers zijn de afgelopen twintig jaar in zeer uiteenlopende conflicten ingezet, van vredesoperaties tot grootschalige interventieoorlogen. Bij geen van die oorlogen was de eigen burgerbevolking lijfelijk betrokken. De burgerslachtoffers vielen, buiten een relatief klein aantal dat getroffen werd door terroristische aanslagen, voor het grootste deel aan de ‘andere’ kant; de eigen militaire verliezen waren ook minimaal.
Niet-klassieke militaire strategieën worden steeds belangrijker: de weg van internationale instanties, sancties, geheime operaties, elektronische oorlogvoering, ‘lichte’ interventie en de inzet van plaatsvervangende strijdkrachten (proxy’s). Ondanks de inzet van die niet-militaire strategieën in de afgelopen jaren, escaleerden veel conflicten toch naar oorlog.

Diplomatie en sancties
Hoewel de VN-Veiligheidsraad traditioneel een uitweg biedt om tot een oplossing van een conflict te komen of op zijn minst een manier om onderhandelingen op te starten, lijken de internationale machtsverhoudingen sinds de val van de Muur zodanig gewijzigd, dat de Raad slechts wordt beschouwd als een noodzakelijke stap op weg naar conflicten die toch plaats gaan vinden. Dat was bijvoorbeeld het geval in de aanloop naar de invasie van Irak in 2003, toen premier Blair president Bush adviseerde om zo’n omweg te nemen op weg naar de militaire ‘oplossing’.(1)
De steun aan de Libische rebellen via een VN-resolutie, in maart 2011 aangenomen in de Veiligheidsraad, leek eerst op een nieuw type interventie gebaseerd op consensus over ‘humanitaire interventie’, maar veranderde door de aard van de NAVO-operaties in steun aan de omverwerping van de Libische regering. Deze interpretatie van het interventiemandaat is in het geval van Syrië uitgelopen op een reeks veto’s van de kant van China en Rusland, die elke precedentwerking willen vermijden.
In de VN-Veiligheidsraad zijn resoluties voor sancties tegen Iran aangenomen als instrument tegen de mogelijke ontwikkeling van massavernietigingswapens door Iran. Daarnaast hebben zowel de Verenigde Staten als de EU een reeks unilaterale maatregelen afgekondigd die veel verder gaan. Die maatregelen brengen de Iraanse economie en burgerbevolking directe schade toe: het is een vorm van economische oorlogvoering.(2) Ook tegen Syrië hebben de EU en de Verenigde Staten unilaterale sanctiemaatregelen ingesteld, met grote gevolgen voor de Syrische economie.(3)

Geheime operaties

De bemoeienis van inlichtingendiensten in de aanloop naar en tijdens interventieoorlogen is ook versterkt. Het gaat allang niet meer alleen om het verzamelen van inlichtingen. De kant van ‘operaties’ – het ondernemen van geheime activiteiten om de politieke ontwikkelingen in een land te beïnvloeden – heeft een grote vlucht genomen. Aan het begin van de huidige Afghaanse oorlog, in 2001, werkten speciale CIA-eenheden aan het omkopen van krijgsheren die met hun milities een beslissende invloed op de machtsbalans uitoefenden, om zodoende de omverwerping van de regering te bewerkstelligen. In Libië en Syrië hebben westerse diensten in samenwerking met Saudi-Arabië speciale operaties op touw gezet om militaire en financiële steun te regelen en advies te geven om politieke invloed te verwerven, uiteraard ter verwezenlijking van het succes van prowesterse rebellen.(4)
Een ander en ouder voorbeeld is de geheime oorlog tegen radicale jihadisten, geleid door de Amerikaanse, Britse en Franse diensten. In het kader van de contraterreur zijn verdachten opgepakt, ontvoerd, gemarteld en gedood, zonder dat er een rechter aan te pas kwam. Het opzetten van deze operaties werd in het geheim geregeld door de Verenigde Staten en een aantal bondgenoten, zonder parlementaire controle. Verscheidene Europese landen boden geheime faciliteiten aan, waar martelingen plaatsvonden.(5)

Cyber war
Ook in de wereld van elektronische oorlogvoering zijn grenzen gepasseerd. Bekende casussen waren anonieme, maar aan Rusland toegeschreven cyberaanvallen op Estland en Georgië in 2008.(6) In 2010 was er een directe aanval op de (nucleaire) strategische infrastructuur van Iran door inzet van het Stuxnet-computervirus. De consensus onder IT-deskundigen is dat dit virus zo geavanceerd was dat ze ontwikkeld moest zijn in de onderzoekslaboratoria van nationale staten, in dit geval vermoedelijk Israël en de Verenigde Staten.(7)
Zonder openlijke oorlogsverklaringen is door deze operaties een digitale Rubicon overgestoken: er werd immers geen oorlog verklaard, terwijl het effect vergelijkbaar was met een directe aanslag met wat men vaak omschrijft als ‘kinetische middelen’ (bommen, explosieven). Deze nieuwe methode van oorlog voeren heeft, zoals elke andere, een defensieve (tegen mogelijke aanvallen van buiten) maar ook een offensieve kant. Behalve voor de bescherming van de eigen infrastructuur kan deze technologie ook worden ingezet tegen andere landen, als onderdeel van een verklaarde aanvalsoorlog of op zichzelf, als geheime operatie.(8)
De implicaties zijn verreikend: niet alleen de nucleaire infrastructuur, maar ook geautomatiseerde strategische systemen – mits elektronisch benaderbaar – zoals energiecentrales, waterhuishouding of luchtverkeersleiding kunnen in principe worden aangevallen, zonder dat de aanvaller zichzelf hoeft te identificeren. Dergelijke aanvalstechnieken liggen in het verlengde van de cyber warfare-doctrine die thans in veel geïndustrialiseerde landen, waaronder Nederland, wordt ontwikkeld.

Interventie ‘lite’
Indien sancties, de weg van internationale instanties en elektronische oorlogvoering niet volstaan om de gewenste politieke doelen te bereiken, kan een ‘lichte’ interventie uitkomst bieden. Daarvoor bestaat een heel scala aan mogelijkheden.
Een speciale rol in de geheime oorlogvoering spelen de drones, de onbemande bewapende vliegtuigen. Ze vormen een alternatief voor de inzet van bemande vliegtuigen en lenen zich beter voor ‘targeted killing’ – het gericht doden van guerrillastrijders – in dit geval vanuit de lucht. De drones worden veel ingezet onder president Obama, die hiermee op eigen wijze de ‘oorlog tegen het terrorisme’ voortzet. Aan de operaties gaat een speciale – sommigen zouden schrijven buitenwettelijke – besluitvormingsprocedure vooraf, om te bepalen wie er op de dodenlijst komt te staan. VN-rapporteur Alston stelde in 2010 vragen over de rechtmatigheid van ‘buitenjuridische executies’, zoals hij ze noemde: het internationaal recht wordt geschonden door de inzet van drones.(9) De American Civil Liberties Union stelt dat bovendien de Amerikaanse grondwet geschonden wordt door deze vorm van ‘lichte’ oorlogvoering.(10) Recent onderzoek in Pakistan heeft aangetoond dat de inzet van dit wapen vérgaande negatieve gevolgen heeft voor de burgerbevolking, die de drones beschouwt als een terreurwapen.(11) Ook de inzet van ‘special forces’ als instructeurs om de strijdkrachten van een land op te leiden, is een vorm van lichte interventie, die op grote schaal wordt toegepast in Afrika, door de Verenigde Staten en hun bondgenoten, waaronder Frankrijk en Nederland. Zulke opleidingsactiviteiten houden ook oefeningen buiten de kazerne in: activiteiten die al snel kunnen uitlopen op deelname aan gevechten met een binnenlandse vijand, zoals in Centraal-Afrika gebeurde door de inzet van Amerikaanse special forces.(12) Nederlandse commando’s namen samen met Amerikaanse troepen deel aan de opleiding van militairen van Centraal-Afrikaanse landen in het kader van operatie Flintlock.(13)

De zwaardere middelen
Lichte interventiemiddelen kunnen tot de inzet van zwaardere middelen leiden. In het verlengde van special forces ligt de inzet van contractanten om de eigen strijdkrachten te ontzien. Zo kunnen ook eventuele publicitaire controverses aan het thuisfront vermeden worden, omdat dode en gewonde contractanten de pers niet halen en geen herkenbaar uniform dragen.
De inzet van ‘plaatsvervangende’ (proxy) strijdkrachten is gemakkelijker als de interveniërende landen legitiem aanwezig zijn. Als gekozen wordt voor ondersteuning van een bevriende regering (zoals die van Karzai in Afghanistan) kunnen wapens geleverd worden, met de bijbehorende instructeurs en politieke beïnvloeding. Grootschalige militaire hulp betekent immers dat het ontvangende leger niet alleen wordt uitgerust met nieuwe wapens, maar ook voor vele jaren afhankelijk wordt van de opleidingen, reserve-onderdelen voor de wapensystemen en technische ondersteuning van het leverende land. Intensieve samenwerking tussen de twee strijdkrachten ligt dan ook voor de hand.
In hulpprogramma’s aan proxylegers zoals het Afghaanse leger nemen contractanten een speciale plaats in. Substantiële delen van interventiemachten, vooral de Amerikaanse, bestaan tegenwoordig uit contractanten in vele soorten en maten. Organisaties van huurlingen hebben al veel functies van het leger en logistieke taken, zoals de bewaking van transporten, overgenomen.(14) In geheime operaties spelen ze een belangrijke rol. Door hun relatieve onzichtbaarheid is veel grotere politieke flexibiliteit mogelijk, zeker als er illegaal geweld wordt toegepast bij operaties en bij de ‘stevige’ ondervragingen van gevangenen.(15)
Door privatisering van dergelijke taken brokkelt het geweldsmonopolie van de staat af, een ontwikkeling waar demissionair minister van Defensie Hillen (CDA) zich terecht bezorgd over heeft uitgelaten.(16)

Nieuwe oorlog?
Geen van de bovenstaande strategieën en middelen is ‘nieuw’. Napoleon voerde met zijn continentale stelsel begin 19de eeuw al een grootschalige handelsoorlog tegen Groot-Brittannië. Walsingham, de Eerste Secretaris van de Britse koningin Elizabeth I, leidde in de 16de eeuw een uitmuntend spionnennetwerk in Europa. De Nederlandse Prins Maurits was, zoals vele andere vorsten, afhankelijk van zijn huursoldaten, als hij ze kon betalen. Hulp aan bondgenoten in de vorm van instructeurs en wapens heeft in de geschiedenis nooit vrijblijvend plaatsgevonden, zoals menig Indiase Raj ontdekte toen die contracten sloot met de Britse koloniale overheersers. De afspraken met hen werden immers gemaakt op basis van de levering van wederzijdse diensten, zoals handhaving van de orde met binnenlandse troepen. Wat betreft het bestrijden van guerrilla’s en de zogenaamde ‘Dutch approach’ dan wel de ‘3D-aanpak’ is er eerder sprake van het ‘heretiketteren’ van uitgangspunten – de geïntegreerde inzet van militaire middelen, bestuur en ontwikkelingshulp – die welbekend waren bij alle koloniale mogendheden, zoals de Nederlandse koloniale administratie en het leger in Nederlands-Indië. Het maatschappelijk kader waarin deze operaties plaatsvinden is echter wel nieuw. Een welvarende bevolking is niet bereid haar zonen en dochters verplicht af te staan om te sterven in een verre oorlog. Het ontbreken van dienstplicht betekent dat de traditionele banden tussen burgerbevolking en leger zwak zijn, zoals blijkt uit de prioriteitenstelling ten tijde van bezuinigingen. Daardoor verzwakt ook het publieke draagvlak voor buitenlandse operaties.
De tegenwoordig veelvuldige inzet van onzichtbare oorlogsstrategieën, zoals cyberwar, targeted killing en economische oorlogvoering door sancties, luidt een tijdperk van ‘stille’ oorlog in. Door de onzichtbaarheid valt de publieke discussie weg, en dus ook de legitimatie.
Er is echter nog een prijs. Die bestaat niet alleen uit de financiële kosten van de gevoerde oorlogen. De wapens en methoden die ginds worden gebruikt, kunnen ook door de overheid in eigen land worden ingezet. Niet alleen in het handelen buiten de eigen landsgrenzen, maar ook daarbinnen kan de rechtsstaat worden aangetast. Zo zijn er aanwijzingen dat het Amerikaanse ministerie van Defensie de sociale media als een slagveld beschouwt: de militaire onderzoeksafdeling van het Pentagon, DARPA, begon vorig jaar een onderzoek naar ‘de nieuwe wetenschap van sociale netwerken.(17) In de Verenigde Staten en Europa werden vergelijkbare ontwikkelingen in eigen land gedocumenteerd door mensenrechtenorganisaties.(18)
Op de hier geschetste ‘nieuwe’ methoden van oorlog voeren kan men morele of juridische kritiek hebben, maar ook Realpolitieke: de nieuwe vormen van oorlogvoering kunnen als een boemerang terugkaat
sen. Geïndustrialiseerde landen kunnen de methodes niet alleen zelf inzetten in binnen- of buitenland, ze kunnen ook zelf doelwit worden van deze methodes.Dat is misschien een onvermijdelijke, maar ook een zeer onwenselijke situatie.

Noten
1 Zie het ‘Downing Street memo’, voor het eerst openbaar gemaakt door Michael Smith, ‘Blair planned Iraq war from start’, in: The Sunday Times, 1 mei 2005.
2 Kenneth Katzman, Iran Sanctions, Congressional Research Service, Washington DC, 13 september 2012.
3 ‘Sancties tegen Syrië raken vooral burgers’, NOS, 6 juni 2012; ‘Exclusive: Sanctions block Syria’s vital grain trade’, Reuters, 8 mei 2012.
4 Charlie Skelton, ‘The Syrian opposition: who’s doing the talking?’, in: The Guardian, 12 juli 2012; ‘Saudi Arabia plans to fund Syria rebel army’, in: The Guardian, 22 juni 2012.
5 Amnesty International, Open Secret. Mounting evidence of Europe’s complicity in rendition and secret detention, Londen, 2010; ‘For Real: Torture America Style’, in: The Nation, 24 juli
2012; Secret detentions and illegal transfers of detainees involving Council of Europe member states: second report, Explanatory memorandum, Committee on Legal Affairs and Human Rights
Council of Europe, Parliamentary Assembly Rapporteur, Mr Dick Marty, Switzerland, ALDE, 7 juni 2007.
6 Impact of alleged Russian Cyber attacks, School of Advanced Military Studies, Fort Leavenworth, USA, 2009.
7 Ellen Nakashima & Joby Warrick, ‘Stuxnet was work of U.S. and Israeli experts, officials say’, in: The Washington Post, 2 juni 2012; Misha Glenny, ‘A Weapon We Can’t Control, in: The New York
Times, 24 juni 2012.
8 Anick Jesdanun, ‘U.S. cyberwarfare takes the offensive. Military is developing ways to launch virtual attacks on enemies’, The Associated Press, 7 april 2008; Seymour M. Hersch, ‘The only
threat. Should we be worried about a cyber war?’, in: The New Yorker, 1 november 2010; ‘Een cyberleger vergt geld en lef’’, in: de Volkskrant, 4 augustus 2012.
9 Report of the Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions, Philip Alston, Human Rights Council, Fourteenth session, 28 mei 2010.
10 Al-Aulaqi v. Panetta: Lawsuit Challenging Targeted Killings, 18 juli 2012 (http://www.aclu.org/national-security/al-aulaqi-v-panetta).
11 Living under drones: death, injury, and trauma to civilians from US drone practices in Pakistan, International Human Rights and Conflict Resolution Clinic, Stanford Law School & Global
Justice Clinic (NYU School of Law, september 2012).
12 Nick Turse, Obama’s Scramble for Africa Secret Wars, Secret Bases, and the Pentagon’s ‘New Spice Route’ in Africa , 12 juli 2012 (http://www.tomdispatch.com/blog/175567/tomgram%3A_nick_
turse,_america’s_shadow_wars_in_africa_).
13 ‘Geheime Missie – Nederlandse militairen trainen Afrikanen in Sahel’, in: Algemeen Dagblad, 23 april 2011.
14 David Isenberg, Private Military Contractors and U.S. Grand Strategy, PRIO Report 1/2009; Tim Shorrock, America’s New Mercenaries , 15 december 2010.
15 UN Expert Reports ‘Alarming Resurgence’ in Use of Mercenaries to Violate Human Rights, Often in New, Novel Ways, in Statement to Third Committee, 31 oktober 2011 (http://www.un.org/News/
Press/docs/2011/gashc4023.doc.htm); Faiza Patel, ‘The explosion of private militaries and mercenaries, post-Iraq’, 25 september 2012 (http://www.publicserviceeurope.com/article/2502/the-
explosion-of-private-militaries-and-mercenaries-post-iraq).
16 ‘Hillen bezorgd om toenemende inzet huurlingen’, NU.nl, 2 november 2011.
17 ‘Pentagon looks to social media as new battlefield ’, Washington DC (AFP), 20 juli 2011.
18 American Civil Liberties Union, ‘A Call to Courage’, September 2011; Reform the Patriot Act What You Should Know, ACLU (http://www.aclu.org/ May 2011; voor een overzicht zie: Glenn Greenwald, ‘A prime aim of the growing Surveillance State’, 19 augustus 2011 (www.salon.com); Amnesty International, a.w.noot 5.

Internationale Spectator