Het oppakken van Saddam Hussein is goed nieuws voor een groot deel van de Iraakse bevolking. Een bijzonder wrede heerser gaat uit de roulatie en moet zich in het openbaar verantwoorden. Maar zijn arrestatie is geen argument voor een voortgezette bezetting van Irak.
Als Saddam Hoessein wordt berecht voor zijn omvangrijke misdaden, wat volgens de Amerikanen in de zomer van 2004 zal gebeuren, zal voor westerse politici een aantal onaangename vragen naar voren komen. Saddam had zijn macht immers voor een belangrijk deel te danken aan de Verenigde Staten en het Westen. Zij bewapenden Irak, moedigden het aan om buurland Iran aan te vallen in 1980, en gaven financiële steun toen Saddam door deze oorlog in de problemen kwam.
De huidige Europees Commissaris Bolkestein bezocht Saddam Hussein als de Nederlandse staatssecretaris voor economische zaken in 1983, evenals de huidige militante Amerikaanse minister van defensie Rumsfeld, die destijds speciale afgezant van president Reagan was. Westerse bedrijven leverden cruciale grondstoffen voor het maken van het gifgas, waarmee het Iraakse leger de eigen Koerdische bevolking aanviel.
Het Arnhemse bedrijf Melchemie werd betrapt en door de rechtbank in 1984 veroordeeld voor het leveren van fosfor-oxychloride, een component van mosterdgas. De aard van de dictatuur was destijds volkomen helder. De Westerse belangen (en ook die van de Sovjet-Unie) gaven echter de doorslag. Protesten werden genegeerd.
Saddam Hussein kan in het komende proces een groot aantal namen noemen van westerse bedrijven en politici, die hem ter zijde hebben gestaan. Het is daarom niet denkbeeldig dat de Amerikaanse autoriteiten een overeenkomst met hem zullen sluiten om onaangename onthullingen te verhinderen.
De westerse steun voor Saddam Hussein werd gedreven door een volstrekt immoreel eigenbelang. De omstandigheden nu zijn enigszins anders, maar de machtspolitieke doelen zijn nog steeds nauw verbonden met olie en permanente invloed in de regio. Om die reden wilde president Bush deze week niet zeggen wanneer de Amerikaanse bezettingstroepen weggaan.
De controle over de immense olievoorraden van Irak speelt daarin vanzelfsprekend een sleutelrol, maar ook het openbreken van de Iraakse publieke sector voor buitenlandse bedrijven. In een illegaal decreet uitgevaardigd op 19 september heeft ‘gouverneur’ Bremer het mogelijk gemaakt om het bezit van de Iraakse staat te privatiseren, waaronder de omvangrijke Iraakse industrie.
Daarnaast zijn ouderwetse roofbaronnen, zoals de leiders van het bedrijf Halliburton, op het land losgelaten. Eerder kreeg dit bedrijf, als uitvloeisel van zijn connecties met de Amerikaanse vice-president Cheney, het alleenrecht om de olie-installaties van Irak te repareren en vervangen. Momenteel verkoopt het benzine aan het Iraakse volk voor woekerprijzen, die zelfs in de doorgaans niet kleinzielige wereld van de olie-industrie gelden als buitensporig hoog.
Niet alleen de Iraakse burger is het slachtoffer van deze ouderwetse plundertocht, maar ook de Amerikaanse belastingbetaler, die een groot deel van de reconstructie, uitgevoerd door Amerikaanse bedrijven, moet opbrengen. De Amerikaanse troepen die deze bedrijven beschermen, worden ondersteund door een stabilisatiemacht waarvan ook Nederland deel uitmaakt. De Nederlandse regering beweert, in navolging van de Amerikaanse, dat het verlaten van Irak zou leiden tot instabiliteit. Wij zeggen: blijven zonder het vastleggen van een kalender voor de uittocht vergroot het verzet en daarmee de instabiliteit. Nederland is in feite onderdeel van een bezettingsmacht, en vaart blind op het Amerikaanse beleid.
Er zal een hoge prijs worden betaald voor deze blindheid. Cruciaal is het totaal ontbreken van legitimatie. Die komt er ook niet doordat de VS nog steeds denken de zaken vooral militair op te kunnen lossen. Het voorgestelde politieke overgangsproces is echter afgewezen door de belangrijkste sjiitische leider in Irak, ayatollah Sistani. Aangezien het gevaar van een terugkerend Baath-regime is verminderd, valt het nut van de westerse bezettingsmacht weg in de ogen van de sjiieten. Hun eis voor een beslissende invloed op het proces van machtsvorming zal sterker worden.
In dat kader is elke suggestie van een permanent verblijf van westerse troepen op zijn best paternalistisch, op zijn ergst kolonialistisch. De politici die dit nieuwe kolonialisme ondersteunen, moeten daar maar duidelijk voor uitkomen. Dan zijn we af van de absurde suggestie als zou de westerse politiek in de regio een vorm van burenhulp zijn.
Op korte termijn is een verklaring nodig door de bezettingsautoriteiten waarin minimaal twee zaken worden vastgelegd: een duidelijk tijdschema waarbinnen alle vreemde troepen het land uit moeten; en een democratisch proces met garanties voor de minderheden (zoals de Koerden en soennieten).
Zulke stappen geven de vorming van een stabiele nieuwe Iraakse regering een kans. De immense arrogantie waarmee de westerse commentatoren steeds weer stellen dat alleen het bezettingsleger het overgangsproces kan begeleiden, duidt op een grenzeloze zelfoverschatting. En die zal alleen maar tot meer ellende leiden.
Medeauteur: Jan Schaake (Platform tegen de Nieuwe Oorlog)
Algemeen Dagblad