Stonden de Verenigde Staten het toe?
Voor gebeurtenissen in de Golfkrisis zijn een aantal verklaringen in omloop, waarvan hieronder de belangrijkste worden behandeld. De invasie van Koeweit was geen solo-optreden van een door machtswellust verblinde Hitler, maar het eindprodukt van een beleid dat voor een deel werd bepaald door spelers op de achtergrond. De belangrijkste speler was de regering van President Bush, die het afgelopen jaar een beleid heeft gevoerd dat voor een deel heeft geleid tot de invasie van Koeweit door Irak.
Drie maanden na het begin van de Golfkrisis zijn er voldoende Amerikaans-Arabiese strijdkrachten in de regio om een konfrontatie met het Iraakse leger aan te kunnen. Daarmee is de eerste militaire doelstelling van de Amerikaanse regering bereikt: het vestigen van een militaire strijdmacht in de regio als instrument van de Amerikaanse politiek. Die politiek is beslist niet beperkt tot het beschermen van de Saoedi-Arabiese diktatuur. Ook een eventuele inzet van dit interventieleger tegen Irak wordt serieus overwogen, hoewel er overduidelijke aarzelingen zijn in de beleidsbepalende kringen in de Verenigde Staten. Aarzelingen die de afgelopen maanden in het nieuws zijn gekomen. Het betreft berichten over de aanpassings- en morele problemen van de Amerikaanse soldaten in de woestijn, over niet aan de hitte aangepast materiaal en twijfels of de Amerikanen het Iraakse leger aankunnen zonder zelf grote verliezen te lijden. In een uitzending van de BBC World Service eind oktober sprak gepensioneerd Admiraal LaRocque van het Center for Defense Information in Washington zelfs van een verdere uitbouw van het expeditieleger naar om en nabij 350.000 man, die tussen half november en begin december ter plekke zullen zijn. (1) Hoe zijn de Amerikaanse leiders tot hun interventiebesluit gekomen? Een antwoord op die vraag geeft een idee van de verdere plannen van de oorlogsvoorbereiders. De oorzaak van de Westerse interventie is enigszins verloren gegaan in de stofwolken opgeworpen door de militaire kolonnes die de woestijn van Saoedi-Arabië doorkruisen.
Irak aangemoedigd
Volgens de eerste theorie heeft de regering-Bush willens en wetens Irak aangemoedigd in haar bedreigingsbeleid, dat tot doel had om de olieproducerende Golfstaten te dwingen om hun produktie in te perken en daardoor de olieprijs op de wereldmarkt omhoog te stuwen. De door die verhoogde prijs mogelijk gemaakte olie-inkomsten zouden voor Irak een bron kunnen zijn om haar door de oorlog geteisterde ekonomie weer op te bouwen, haar schulden af te betalen en haar positie als leidende politieke macht in de regio te herstellen. De VS zouden Irak hierin steunen, omdat ze dit land zien als een nuttige bondgenoot tegen een eventueel hersteld Iran. In veel kranten heeft een verslag gestaan van een gesprek eind juli, vlak voor de invasie tussen de Amerikaanse ambassadrice Glaspie en Saddam Hussein plaatsvond. (2) Daaruit is gebleken dat de Amerikanen niet moeilijk zouden doen over een eventueel militair optreden van Irak. De VS hadden “geen mening over inter-Arabiese konflikten, zoals die betreffende de grens met Koeweit”. Die opmerking moet bezien worden in de politiek-militaire kontext: op dat ogenblik waren er grote aantallen Iraakse troepen naar de grens met Koeweit gedirigeerd. De Amerikanen waren daarvan op de hoogte, maar deden geen enkele openbare uitspraak om de lraanse leiders af te remmen. Integendeel, volgens sommige bronnen werden de Koeweiti’s in de onderhandelingen aangemoedigd om te volharden in hun afwijzing van de Iraakse eisen.
Prijsbepaler van de olie
Waar kwam die opstelling van de VS vandaan? Een antwoord op die vraag wordt gesuggereerd door een onthulling in het Britse zondagsblad Observer. In het nummer van 21 oktober jl. worden hoge Amerikaanse bronnen aangehaald die stellen dat de Iraakse eis voor een hogere olieprijs aktief gesteund werd door de regering-Bush. Onder meer in een vergadering in New York, januari jl. Op deze vergadering, waar een Amerikaanse ex-ambassadeur aanwezig was, werd Saddam Hoessein aangemoedigd om zijn militaire macht te gebruiken als politiek instrument om Koeweit en de andere olie-producerende staten hun produktie te laten beperken en zo een prijsverhoging op de wereldmarkt af te dwingen. De boven aangehaalde opmerkingen van ambassadrice Glaspie waren slechts het sluitstuk van een al langer gevoerde Amerikaanse politiek. Irak kreeg daarin niet alleen de rol toebedeeld van nieuwe wachter voor de Amerikaanse orde in de Golf, maar ook prijsbepaler van de olie. Een prijs die in beginsel omhoog moest. Een dergelijke lijn lijkt tegenstrijdig met de Westerse politiek van de afgelopen eeuw: het afdwingen van een lage olieprijs. Ook hiervoor bestaat een verklaring, die te maken heeft met het feit dat een groot deel van de Amerikaanse oliebehoefte in de Verenigde Staten zelf wordt geproduceerd, nl. in een viertal oliestaten: Louisiana, Arizona, Alaska en Texas. President Bush en minister Baker van buitenlandse zaken zijn beiden afkomstig uit de Amerikaanse oliestaten. Deze staten hebben alle belang bij een hogere olieprijs dan in de eerste helft van dit jaar heerste op de wereldmarkten. Dit zou een gunstig binnenlands effekt hebben in de VS en bovendien ook enige schade toebrengen aan de Japanse en Westeuropese konkurrentie, die veel afhankelijker zijn van de olie uit het Golfgebied. Bovendien was het herstellen van de rampzalige Iraakse ekonomiese situatie en dus het garanderen van Amerikaanse invloed wel wat waard. De Amerikaanse regering gaf dus een groen licht voor het uitoefenen van enige druk op de Golfstaten.
De inval
Vanaf dit punt lopen de verklaringen voor het Amerikaanse optreden uiteen. Volgens sommigen, (o.a. Flora Lewis in de New York Times vertaald in de Volkskrant van 20 september jl.) zou bovenstaande het doel zijn geweest, maar was het niet de bedoeling dat Irak heel Koeweit in zou pikken, hoogstens een deel daarvan. Toen Saddam Hussein over de onzichtbare politieke streep in het zand reed werd een Amerikaanse reaktie noodzakelijk, vanwege de impliciete dreiging die vanuit de opmars uitging naar de belangrijkste bondgenoot in de Golfregio: Saoedi-Arabië.
De belangrijkste olievelden van dit land waren nu immers gemakkelijk te bereiken voor de Iraakse tankkolonnes. Een subvariant van deze theorie stelt de Amerikanen in een nog onschuldiger daglicht: Saddam Hussein mocht helemaal geen invasie ondernemen en had zich moeten beperken tot enige dreigementen aan het adres van Koeweit. In beide gevallen werd een Amerikaanse reaktie noodzakelijk, om het losgeslagen genie weer in de fles te drijven. De andere theorie gebruikt elementen van bovenstaande, maar voegt een nieuw, centraal element toe: er zou sowieso sprake zijn geweest van uitlokking door de Amerikanen, die een exkuus wilden hebben om Saddam Hoessein aan te pakken. Daarmee zou in het voorbijgaan, het bovengenoemde doel van hogere olieprijzen bereikt worden.
Sterke Derde Wereldlanden
Het sleutelbegrip in deze theorie is proliferatie. In menig forum en via vele media (3) hebben de Westerse machten laten weten dat ze onder geen enkel beding zullen toestaan dat sterke Derde Wereldlanden de beschikking zullen krijgen over nukleaire, biologiese of chemiese wapens. Irak heeft de afgelopen tien jaar serieuze pogingen ondernomen om niet alleen alle drie soorten wapens in handen te krijgen, maar heeft ook getracht een ballistiese raket te ontwikkelen die als draagsysteem zou moeten dienen voor die wapens. (4) In de vakliteratuur werd deze zomer nog gesteld werd dat Irak nog minstens vier jaar weg is van het operationeel maken van dergelijke wapensystemen. Nu is deze datum in september plots veel dichterbij gekomen, voor wat betreft chemiese koppen op ballistiese raketten. (5)
Dergelijke ontwikkelingen, of die nu onmiddellijk voor de deur staan of op middellange termijn, zouden reden zijn voor de VS om een poging te wagen om Irak een kopje kleiner te maken. Om daarvoor gunstige politieke voorwaarden te scheppen was een exkuus nodig: een door de internationale politieke gemeenschap erkend schandalig feit. Het al langer bestaande konflikt tussen Irak en Koeweit bood hiervoor een opening.
De Amerikaanse doelen
De implikaties van beide theorieën voor het Amerikaanse beleid zijn nogal verschillend. Als de VS alleen een korte krisis wilden waarin Irak wat lawaai maakte, om vervolgens tot de orde te worden geroepen door wereldpolitieman Bush, dan is dat nu overduidelijk mislukt. Een citaat uit het Observer stuk suggereert ook dat er sprake is van een misverstand. Een Amerikaanse diplomaat in Bagdad zei vlak na de invasie, tijdens een ontmoeting met Saddam Hoessein, dat er een gevaarlijke situatie was ontstaan voor de VS, vanwege de verstoring van de wereld (olie)markt. Saddam Hoessein antwoord hierop: “Jullie hebben dit gedaan. Wij hebben een prijs van $25.00 aanvaard.” (6) Die prijs was van te voren tussen Irak en de VS overeengekomen, maar door de (onverwachte omvang?) van de invasie en de internationale reakties daarop is de prijs te hoog geworden. Als er inderdaad sprake is van een misverstand dan zou Irak uiteindelijk nog wel tot een kompromis bereid zijn. Bijvoorbeeld terugtrekken uit Koeweit in ruil voor de bekende koncessies (olieveld/ kwijtschelding schulden/ plus toegang lot de zee). Dit zou je de diplomatieke optie kunnen noemen.
Maar het tweede beleid, met de bedoeling om Irak aan te pakken, heeft noodzakelijkerwijs altijd oorlog tot gevolg. In het begin van de krisis circuleerden er nog wat geruchten over het simpelweg vermoorden van Saddam Hussein (mogelijk gemaakt door een recente wijziging in de Amerikaanse wetgeving), om onderhandelingen met een opvolger mogelijk te maken. Toch moet dit een misverstand zijn, want het kan nooit de bedoeling zijn om de atoombewapening van Irak tegen te houden door de politieke leiding te doden. De opvolgers zouden immers zeer waarschijnlijk ook het bereiken van atoomwapenstatus voor Irak nastreven. Veel waarschijnlijker zijn massale bombardementen op de oorlogvoerende kapaciteit van Irak, zoals in 1981 door de Israëli’s uitgevoerd, maar nu met een veel bredere opzet. De bedoeling zou zijn om de ekonomiese onderbouw van de Iraakse oorlogsindustrie te vernietigen. Een zeer waarschijnlijke reaktie hierop door Irak zou kunnen zijn het binnenvallen van Saoedi-Arabië: daarom werd de massale inzet van Amerikaanse grondtroepen noodzakelijk. Deze dienen als een soort dekking (inderdaad, een ‘Desert Shield’) voor de gigantiese luchtmacht die door de Amerikanen in de woestijn is gebaseerd om bovenstaande strategie uit te voeren. (7) Deze laatste situatie was in de loop van oktober bereikt.
Anti-koloniale gevoelens
De enige overblijvende vraag zou dan die van het tijdstip zijn. De Amerikaanse aanwezigheid heeft wat dat betreft zijn eigen uitwerking op de situatie in de Golf en op de internationale politiek gehad. De massale aanwezigheid van de troepenmacht heeft immers alle oude anti-koloniale gevoelens bij de Arabiese bevolking weer opgeroepen. Gevoelens die des te belangrijker zijn, omdat er een religieuze kant aan zit: de massale aanwezigheid van heidenen rondom de Islamitiese heiligdommen in Mekka en Medina. Voor een groot deel van de plaatselijke bevolking is elke dag die de Westerse macht er zit, er een te veel. Als deze gevoelens van de bevolking een politieke faktor worden, hebben ook de regeringen hiermee rekening te houden. Daarom zou een eenzijdig door de Amerikanen uitgevoerde koloniale strafoperatie tegen Irak het aantal vijanden van het Westen in de regio sterk kunnen vermenigvuldigen. Een verzwakt Irak zou bovendien worden vervangen door een sterker wordend Iran, of wellicht Saoedi-Arabië. In beide gevallen zou de olieprijs stijgen tot een voor de Amerikaanse regering onakseptabel peil. Een politiek ekskuus voor een aanval op Irak is dus niet de enige vereiste. Als het even kan moeten alle bondgenoten politiek betrokken worden bij het besluit om aan te vallen. Om die reden zoeken de Amerikanen de medewerking van de Verenigde Naties, of liever, van de Veiligheidsraad. Daarnaast is het ook voor hen wenselijk dat een zo groot mogelijke deel van de legermacht afkomstig is van de Islamitiese landen.
Noten:
(1) Admiraal LaRoque had het in een uitzending op 26 oktober jl. over de inzet van deze troepen tussen half november en half februari, o.a. vanwege de gunstige weersomstandigheden die dan gelden. In april beginnen de zandstormen die elke militaire operatie zeer moeilijk maken.
(2) Zie voor gedeeltelijke weergaven hiervan, evenals gegevens over eerdere VS-Iraakse onderhandelingen International Herald Tribune (22.10.1990), Telegraaf 12.09.1990, 19.10.1990, 22.10.1990 The Independent 03.09.1990, 12.09.1990, NRC 27.07.1990, Volkskrant 13.09.1990.
(3) In de NRC van 19.10.1990 wordt de laatste stand van zaken voor kernwapenproliferatie weergegeven.
(4) Een artikel in de Scientific American van augustus jl. behandelt de verspreiding van ballistiese rakettechnologie in de Derde Wereld.
(5) Een bericht in de Los Angeles Times van 14.09.1990. dat ‘Arabiese en Amerikaanse regeringswoordvoerders’ aanhaalde was blijkbaar de bron voor deze nieuwe informatie. De Financial Times van 5 oktober jl. haalt echter experts aan die dit betwijfelen.
(6) Deze poging tot een Iraaks-Amerikaans vergelijk, voordat de troepen werden gestuurd maar na de invasie, wordt ook in The Independent van 11.09.1990 beschreven. Dit verslag haalt ook een verslag van de ontmoeting naar voren, waaruit blijkt dat er geen dreiging van Saddam Hussein was om Saoedi-Arabië binnen te vallen.
(7) Een gedetailleerde beschrijving van de beschikbare Arabies-Amerikaanse strijdkrachten is te vinden in Jane’s Defence weekly (p.839, 27.10.1990).
AMOK