Militaire lessen uit de Golfoorlog

Was het aanvalsplan van Generaal Schwarzkopf zo slim als het wordt voorgesteld? Werd de Golfoorlog gewonnen door het techniese vernuft van de Amerikanen?

Voor diegenen die de laatste maanden hebben geprobeerd om een oppositie te organiseren tegen de strafexpeditie van de VS tegen Irak zal een debat over deze vragen wellicht niet veel belangstelling wekken. Toch zijn de antwoorden van groot belang. Er komen immers volgende oorlogen, volgende interventies, en we moeten de manier proberen te begrijpen waarop deze gevoerd werd. Vandaar deze blik op het waarom van het winnen en verliezen.

Het eerste en allerbelangrijkste principe dat in de Golfoorlog weer werd benadrukt was dat van de relatie tussen het thuisfront en de oorlog, of om preciezer te zijn, tussen de aard van de maatschappij waaruit een leger voortkomt en de gevechtskracht van een leger. Deze relatie werkt op twee manieren door. In de eerste plaats door de steun opgebracht voor de oorlog door de achtergelaten familieleden, vrienden en vriendinnen, kortom de burgerbevolking en ten tweede door de mate van technologiese ontwikkeling van de maatschappij.
Om met het tweede te beginnen: de technologiese ontwikkeling van een maatschappij heeft onmiddellijke gevolgen in het leger. Net zoals automatisering plaatsvindt in de burgermaatschappij, dringt het ook door in een leger.
Het Amerikaanse leger is bij uitstek zo’n hoog-technologiese strijdmacht. Een zeer belangrijk kenmerk van het Amerikaanse leger is het gebruik van twee soorten wapensystemen. Precieze wapensystemen die door techniese hulpmiddelen zo dicht mogelijk bij het doel terecht komen en massavernietigingswapens, waaronder tegenwoordig niet alleen atoomwapens en biochemiese wapens moeten worden verstaan, maar ook speciale konventionele munitie. (1) Andere belangrijke kenmerken van zo’n leger zijn de hoge mate van mobiliteit en het gebruik van veel technies opgeleide menskracht.

Het thuisfront

De eerste faktor, de steun van het thuisfront, werkt op een beslissende wijze door op de soldaten. Niet alleen het kontakt met thuis is van belang, maar uiteindelijk ook de instemming met de oorlog. In de Vietnamoorlog stortte deze steun in de VS in elkaar en daarmee ook de wil van de soldaten om te vechten.
Bij de aanloop naar de zojuist afgelopen Golfoorlog was dus de mening van de bevolking over de oorlog van beslissend belang. Deze meningsvorming werd in de eerste plaats beïnvloed door een serie manoeuvres die de indruk moesten wekken als zou de Amerikaanse regering alle diplomatieke oplossingen hebben uitgeprobeerd. (2) In de tweede plaats, en dit was veel moeilijker, moest die steun gehandhaafd worden tijdens de oorlog zodat het bloedige werk kon worden afgemaakt zonder weerstand vanuit de binnenlandse politiek.
Welke lessen uit Vietnam waren werkelijk belangrijk voor het behouden van de steun van de Amerikaanse bevolking? De gang van zaken bij de Vietnam-protestbeweging leverde het antwoord op. De omslag in de opstelling van de bevolking hing destijds nauw samen met het aantal Amerikaanse doden en gewonden.
Om de steun van de bevolking te behouden was een Golfoorlog met weinig Amerikaanse doden en gewonden een absolute noodzaak. Een manier om dat te bewerkstelligen was om de oorlog kort te houden. De andere manier was om een minimaal aantal Amerikaanse levens aan risiko bloot te stellen.
Onder president Nixon heeft de VS een tijdlang geprobeerd om een ideale situatie te bewerkstelligen, nl. door het voeren van oorlogen door regionale machten als plaatsvervanger voor Amerikaanse troepen. In de Golfregio was de regering van de Sjah van Iran zo’n zetbaas. Deze werd echter door de Islamitiese revolutie van 1979 omver geworpen. Daardoor werd het Pentagon weer gekonfronteerd met de noodzaak om, net als in de Vietnam-tijd, zelf in te grijpen met alle problemen van dien.

Technologie

De andere faktor, die van de technies geavanceerde oorlogsmachine met een immense vuurkracht, leverde een deel van het antwoord op het hierboven genoemde dilemma. Om te beginnen maakt de technologie het mogelijk om een groot deel van de oorlog vanuit de lucht te voeren. Let wel, niet om hem te winnen. Gegeven het soort politieke doelen waarmee de VS meestal te maken krijgen (in dit geval het vernietigen van de Iraakse militaire kracht door het bevrijden van Koeweit) kan dit uiteindelijk alleen door de inzet van grondtroepen, met alle risiko’s van dien.
Die risiko’s konden echter beperkt worden. Ten eerste door een zo groot mogelijk deel van de vernietiging vanuit de lucht te doen plaatsvinden. In de tweede plaats door ook in de oorlog op de grond zoveel mogelijk met machines, d.w.z. met vuurkracht toegepast op afstand, te vechten.
Zo maakt de ene maatschappelijk-politieke faktor – de immense vuurkracht, mogelijk gemaakt door de technologiese ontwikkeling – het mogelijk om het andere probleem – de politieke onwil om oorlogen uit te vechten als er grote verliezen dreigen te worden geleden – op te lossen.
In de media is in het algemeen hoog opgegeven over de militaire kapaciteiten van het Amerikaanse leger. Het enthousiasme over Schwarzkopfs militaire leiderschap en strategie bewijst helaas alleen maar dat de zeer suksesvolle propagandamachine van het Pentagon nog een laatste overwinning heeft behaald. Slimme strategie en taktiek zijn immers vooral van belang als de tegenstanders enigszins aan elkaar zijn gewaagd, of als de voordelen van het ene leger worden gekompenseerd op een ander gebied door het andere. Achteraf weten we dat de uiteindelijke grondaanval niet veel meer was dan het afmaken van een al grotendeels voltooide overwinning. Schwarzkopfs slimme manoeuvres waren grotendeels overbodig. Dit kon echter niemand van te voren met zekerheid weten. Zou de Amerikaanse vuurkracht door de kracht van de verdediging of andere faktoren zoals het moreel worden tenietgedaan?

Het moreel

Het verloop van de strijd liet zien dat het Iraakse leger geen enkele kompenserende faktor meer bezat voor de Amerikaanse technologie. De massale overgave wees op de totaal verdwenen wil om te vechten.
De boven geschetste verbinding tussen burgermaatschappij en leger gold immers ook in Irak. De inval in Koeweit was blijkbaar geen populaire daad, maar eerder een soort vlucht naar voren van een in het nauw gebrachte diktatuur. Na de achtjarige oorlog tegen Iran lag een deel van het land in puin. Er waren immense verliezen geweest en de enige ‘overwinning’ die Irak behaalde was het afdwingen van een wapenstilstand in 1988. De enige mogelijkheid om nog door onderhandelingen een voordeel te behalen werd na de invasie van Koeweit vorig jaar door de Iraakse regering overboord gezet om de handen in Koeweit vrij te maken. De gevoelens van de honderdduizenden mensen die hun familie waren kwijtgeraakt in de achtjarige oorlog laten zich raden. Zelfs een diktatuur kan een dergelijk U-bocht niet straffeloos maken.
Er gold dus ook voor Saddam Hoessein een politieke eis vanuit het thuisfront. Snel een tastbare overwinning laten zien anders komen er problemen. Zo’n overwinning kon alleen zichtbaar worden in de vorm van een olieprijsverhoging plus wellicht het kwijtschelden van de immense buitenlandse schulden van Irak aan Koeweit en Saoedi-Arabië. Ongetwijfeld mikte Saddam Hoessein op een snel sukses, daarin aangemoedigd door de Amerikaanse regering. (3) Het leger van Irak was groot en redelijk goed bewapend, maar tegelijk zeer breekbaar voor wat betreft het moreel van de manschappen. Dat hoefde niet doorslaggevend te zijn als de generaals dezelfde strategie konden toepassen als in de oorlog tegen Iran, ofwel het verdedigen van het grondgebied van Irak in goed-ingerichte stellingen. Twee faktoren ondergroeven die methode van oorlogvoeren, nl. de nieuw-ontwikkelde Amerikaanse wapens die juist bedoeld waren om bovengenoemde stellingen kapot te maken en de weinige bereidheid van de Iraakse soldaten om het bezette Koeweit te verdedigen.
De Iraakse divisies die Irak moesten verdedigen werden snel onder de voet gelopen door de Fransen en Amerikanen. Het laat zich raden dat de soldaten die op vreemd grondgebied lagen, nl. in Koeweit, er weinig zin in hadden. Een desertiecijfer van tussen de 10 en 20% wijst hier ook op. (3)
De Amerikanen hebben op deze gevoelens in weten te spelen met hun speciaal daarvoor opgeleide ‘Psywar’ (psychologiese oorlogsvoering)-eenheden die met luidsprekers en pamfletten het moreel verder ondergroeven). De gruwelijke en aanhoudende bombardementskampanje deed de rest. Toen de koalitiestrijdkrachten aanvielen, stond het overgrote deel van de Iraakse soldaten klaar om zich over te geven. Weerstand van betekenis was er alleen door de Republikeinse Garde, die echter ook aan flarden werd geschoten.
Samenvattend: de oorlog werd op afstand gewonnen door het inspelen op het toch al zwakke moreel van de Iraakse soldaten en het gebruik van wapensystemen die het gevoel van hulpeloosheid nog verder versterkten.

Konklusie

Het is gevaarlijk om allerhande generalisaties op te hangen aan één oorlog. Toch kun je in dit geval wel een paar konklusies trekken, als tenminste de bovenstaande redeneringen kloppen. Een totale nederlaag is niet vanzelfsprekend voor het leger van een gedeeltelijk geïndustrialiseerd land dat aangevallen wordt door een veel hoger ontwikkelde staat. De verbondenheid van bevolking en leger, boven alles de steun van de bevolking voor de oorlogsdoelen, kan aan beide kanten zeer veel uitmaken. Als die er niet is, wordt er niet gevochten, zeker niet door een dienstplichtigenleger. Daarmee is niet gezegd dat een Derde Wereldland ook militair kan winnen. De enige mogelijkheid ligt in het voeren van een zodanige weerstand dat de verliezen aan Westerse kant hoog, misschien wel onakseptabel hoog worden. Dat is meestal alleen maar mogelijk door de strijd te rekken en tijd te winnen. Alleen dan treden de politieke faktoren op het Westerse thuisfront in werking. Hiermee zijn we weer uitgekomen op het uitgangspunt: de wil van de Westerse bevolkingen om een oorlog uit te vechten. Als er twijfels zijn over de te verwachten prijs, dan kan al snel een flinke oppositie tegen expedities naar de Derde Wereld ontstaan. Daarmee wordt ook het immense belang van de massamedia in het bespelen en gedeeltelijk bepalen van de mening van de bevolking door die media aangegeven. De werkelijke ramp van de recente eenzijdige slachtpartij is het nu in de VS breed verspreide geloof dat een oorlog in de Derde Wereld kan worden gewonnen met lage verliezen. Dat is een recept voor een volgende interventie.

Noten:
1. Volgens een Pentagon-woordvoerder aangehaald in de International Herald Tribune (23.02.1991) werden in de eerste vijf weken van de oorlog tussen 50 en 55 duizend ton bommen op Irak en Koeweit afgeworpen. Dit waren ongeveer 150.000 afzonderlijke wapens waarvan ongeveer 10% bestond uit ‘slimme bommen’. Ter vergelijking: op Vietnam werden in ongeveer 10 jaar 4.6 miljoen ton bommen afgeworpen.
2. Voor de diplomatieke manoeuvres voorafgaand en tijdens de krisis zie AMOK jg.8, nr.5 (dec.1990), The Observer 21.10.1990, De Groene Amsterdammer 13.03.1991. Voor de Koeweitse rol zie Village Voice (VS) begin maart 1991, The Guardian 08.03.1991. Over het ontbreken van enigerlei Iraakse dreiging richting Saoedi-Arabië (het ekskuus voor de VS-interventie) zie In These Times (VS) 27.02.1991.
3. Het overschatten van het aantal Iraakse troepen in Koeweit wordt voor een deel geweten aan het hoge aantal deserteurs. Pentagon-woordvoerders noemen in The International Herald Tribune desertiecijfers tussen de 20% en 50%. Het aantal troepen in en rondom Koeweit zou tussen het begin van de luchtoorlog en het begin van de landoorlog gedaald zijn van 350.000 naar tussen de 200.000 en 300.000. (IHT 18.03.1991, 19.03.1991, Wall Street Journal 19.03.1991).

AMOK