Op 26 november schreef Jan van Benthem over de nucleaire ontwapeningsoproep van de vier Nederlandse ministers van staat. Minister Verhagen verklaarde afgelopen woensdag in de Kamer dat hij de verklaring beschouwde als ondersteuning van zijn beleid. Hij had immers zelf al een oproep gedaan voor nucleaire ontwapening.
Maar de voormalige ministers noch de huidige minister verwezen naar een noodzakelijke volgende stap, een verdrag waarin nucleaire ontwapening wordt vastgelegd. Dat wordt al jarenlang bepleit in de Verenigde Naties en is ook de logische consequentie van de uitspraak van het Internationale Hof van Justitie over kernwapens uit 1996. Die wordt ook aangehaald door de ministers. Ze verwijzen echter alleen naar dat deel van de uitspraak die de plicht om te onderhandelen vastlegt. Maar er is een veel belangrijker paragraaf en die gaat over de onrechtmatigheid van het dreigen met of gebruik van kernwapens. Wil de toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag, mei volgend jaar, kans op succes hebben, dan zullen de bondgenoten van de kernwapenstaten, zoals Nederland, fermere taal moeten spreken voor nucleaire ontwapening dan wordt gehanteerd in de op zich sympathieke oproep van de ex-ministers.
Nederlands Dagblad