De oorlog in Afghanistan: meer dan opbouw en terrorismebestrijding

Het politieke draagvlak voor de missie in Afghanistan steunt op een strikte definitie van het doel: de deelname aan de ISAF-strijdmacht (International Security Assistance Force van de NAVO) werd gedefinieerd als een ‘wederopbouwmissie’. Dat beperkt het politieke debat. Zo bestaan er voor de Nederlandse politiek formeel geen geopolitieke belangen, maar is slechts sprake van handhaving van de internationale rechtsorde en ‘bestrijding van het terrorisme’. De officiële discussie gaat dus alleen over de mate waarin de missie nog ‘opbouwend’ is en de mate van militaire effectiviteit tegen de Taliban. Die symbolische scheiding is extra verwarrend door de geografische scheiding die onterecht wordt aangebracht tussen Uruzgan en de rest van Afghanistan: in Uruzgan wordt opgebouwd, terwijl elders wordt gevochten. De regionale ‘omgeving’ van Afghanistan – de buurlanden en hun belangen, komen er ook bekaaid af in het debat, evenals de vergaande privatisering van de oorlog.

Zo wordt de interne politieke discussie in Nederland geprojecteerd op de verhoudingen in en om Afghanistan. Maar in een guerrillaoorlog, zeker een in een gebied als Centraal-Azië, is de bredere politieke context van de oorlog cruciaal. Doordat de strategische politieke discussie niet aan de orde komt, gaan de debatten grotendeels over deelaspecten van de oorlog. Zulke misvattingen maken het makkelijker voor de regering om te pleiten voor een verder verblijf van Nederlandse troepen in Afghanistan. De toezegging om de leiding in de provincie Uruzgan in 2010 op te geven, sluit een langer verblijf niet uit en de druk van de grootste bondgenoot doet de rest.

Terugkeer van de Great Game
In de wereld van internationale strategen, opiniemakers en denktanks, zeker de Russische en Anglo-Amerikaanse, heeft men het over heel andere bedoelingen: daar spreekt men van een herleving van de negentiende-eeuwse Great Game om invloed te winnen in Centraal-Azië. Indertijd werd daar tussen de Britse en Russische rijken een strijd om invloed gevoerd. Het uitgangspunt van de strategen is dat die confrontatie niet is verdwenen maar is teruggekeerd, als een machtspolitiek spel tussen de NAVO-landen, Rusland en China. Daarbij spelen de toegang tot grondstoffen zoals olie en gas, en de controle over de mogelijkheden om die te transporteren, een essentiële rol.

Dat is geen vreemde gedachte: de naburige gebieden rondom de Kaspische zee en de Perzische golf herbergen een zeer groot deel van de wereldvoorraad aan olie- en gasreserves.
Landen die beslissende invloed daarop kunnen uitoefenen hebben in de internationale politiek een belangrijk machtsmiddel in handen. Daarbij is ook indirecte controle van belang: wie de transportroutes van die energiedragers (zoals gaspijpen) controleert kan de ontvangende landen onder druk zetten. Dat werd voor Europa geïllustreerd met de Russische gascrises van de laatste winters.

Afghanistan heeft geen substantiële olie- of gasbronnen, maar ligt wel op een plaats die het aantrekkelijk maakt om olie- en gasleidingen vanuit de Centraal-Aziatische bronnen aan te leggen naar de Pakistaanse of Iraanse havens. Die mogelijkheid werd in de jaren negentig ook overwogen door de Taliban-regering die met het Amerikaanse Unocal-consortium onderhandelde over zo’n doorgaande route. (1)

De tweede geopolitieke invalshoek is gebaseerd op machtsprojectie: het vestigen van militaire bases en installaties aan de grenzen van potentiële rivalen. Zbigniew Brezinski, die veiligheidsadviseur was van voormalig Amerikaans president Carter, heeft aan deze vorm van machtspolitiek een heel boek gewijd. (2) Cruciaal bij zijn gedachtegang is het verhinderen van de totstandkoming van coalities die met de VS kunnen concurreren, zoals China en Rusland. Ook deze gedachtegang speelt een rol in de strategische calculaties rond en in Afghanistan. Een voorbeeld van een dergelijke machtsontplooiing is de Amerikaans-Russische competitie om militaire invloed in Kirgizië. Daar slaagde Rusland er het afgelopen jaar bijna in om de regering van dat land ervan te overtuigen de Amerikaanse militaire aanwezigheid op de Manas-luchtmachtbasis te beëindigen. Het grote aantal militaire installaties rondom de Golf speelt een vergelijkbare rol.
Tegen de context van die doelstellingen, invloed op gas- en oliereserves plus competitie tussen de grootmachten, krijgt de oorlog in Afghanistan een andere aanblik. Het is niet mogelijk om de strijd in Afghanistan te scheiden van die grotere confrontaties.

Moderne oorlogvoering
Een vaak aangehaalde uitspraak van Napoleon Bonaparte luidt: “Een leger marcheert op zijn maag.” Dat is een strategisch uitgangspunt dat nog steeds cruciaal is voor alle militaire operaties. De westerse strijdmachten in Afghanistan vormen daarop geen uitzondering. Integendeel, ze zijn afhankelijker dan ooit in de krijgsgeschiedenis van hun bevoorrading, hun zogenoemde ‘logistieke staart’. Die afhankelijkheid heeft op zijn beurt vergaande gevolgen die raken aan de bovengenoemde geopolitieke confrontaties.

Het westerse beeld van oorlogvoering wordt misschien sterk beïnvloed door de bioscoopfictie van Hollywood. De indruk dat het gaat om een zeer gevaarlijke activiteit wordt versterkt door de gewelddadige incidenten die het nieuws halen. Er vallen regelmatig doden en gewonden onder de militairen in Afghanistan. Maar die aantallen behoeven relativering want vergeleken met voorgaande grootschalige oorlogen, zijn de aantallen dode en gewonde soldaten relatief laag. Dat geldt zelfs voor de burgerdoden. Door het gebruik van precisiewapens zijn die ook lager dan in het verleden. Een blik op de statistieken van doden en gewonden leert dat het gaat om duizenden burgerslachtoffers en honderden militairen.
Er is nog een verschil. De gemiddelde westerse militair of burger brengt de levensstijl van een geïndustrialiseerde consumptiemaatschappij met zich mee. De bijbehorende verschijnselen zoals McDonalds, en de recreatie- en sportmogelijkheden vormen een vast onderdeel van elke westerse interventie. Zonder die verzorging wordt het moreel van de soldaten beslissend aangetast.

Daarom geven westerse legers een hoge prioriteit aan en nadruk op het beschermen en verzorgen van de soldaten. Om dat te doen is een gigantische ondersteuningsorganisatie nodig. De middelen voor die ondersteuning, of het nou gaat om bouwmateriaal, machines, brandstof, voedsel of munitie, moeten worden aangevoerd, grotendeels vanuit het buitenland. De aanvoerlijnen moeten op hun beurt worden verzekerd tegen aanvallen.
Die afhankelijkheid van de westerse soldaten en burgers staat in sterk contrast met de geïndustrialiseerde tegenstander: de guerrilla-eenheden die de strijd aanbinden met de NAVO-troepen zijn minimaal uitgerust en hebben een bijzonder kleine logistieke organisatie. Dat verschil is kenmerkend voor een guerrilla-oorlog. De gevolgen zijn bepalend voor de oorlogvoering. Om hun legers te bevoorraden moeten westerse landen materiaal, brandstof en munitie over grote afstanden aanvoeren. Dat kan over land via spoorwegen en wegen, maar ook door de lucht waarbij medewerking van doorvoerlanden cruciaal is.

De economie van de aanvoerlijnen
Omdat Afghanistan in het binnenland ligt is de bevoorrading afhankelijk van de medewerking van de omringende landen. Ook het luchttransport moet door het luchtruim van een of meerdere landen. De door de zee aangevoerde goederen moeten in havens aan land worden gezet en verder vervoerd. Meer dan 70 procent van de voorraden voor de NAVO-troepen in Afghanistan wordt in Karachi in Pakistan aan land gezet en met vrachtwagens vervoerd over de beruchte Khyber-pass naar de depots in Afghanistan. (3)

Die vrachtwagens zijn veelal eigendom van plaatselijke ondernemers die tegen zeer hoge tarieven – één bron heeft het over een Afghaans tarief van $1.000 per vrachtwagen – de vrachten naar de opslagplaatsen in Afghanistan vervoeren. (4) In de loop van 2008 werd deze aanvoerroute steeds vaker overvallen door Pakistaanse of Afghaanse Talibanstrijders. Een reeks aanvallen op konvooien bij Peshawar in december van dat jaar resulteerde in de vernietiging van 145 voertuigen met lading.
Dit vervoer evenals de aanvallen daarop zijn niet alleen onderhevig aan militaire logica. De Taliban en andere overvallers die delen van de aanvoerroutes beheersen, maken een afweging. Die afweging gaat tussen het militaire nut om een lading te vernietigen of te stelen, of om de NAVO aan te bieden om als beschermers van het transport op te treden. Dat laatste is simpelweg een variant op een oude maffiabedrijfstak: afpersing.

De NAVO-klanten worden hier slechts indirect bij betrokken, vanwege het inhuren van transportbedrijven die zorgen voor de afwikkeling met de Taliban. Dat maakt het mogelijk voor de betrokken landen om enige afstand te handhaven van de Taliban. Zij zijn immers niet verantwoordelijk voor het betalen van de ‘belasting’, oftewel het protectiegeld. Zo gaf minister Van Middelkoop begin 2009 het volgende antwoord op Kamervragen van Harry van Bommel en Remi Poppe: “Het Ministerie van Defensie maakt voor de aanvoer van goederen vaak gebruik van civiele dienstverleners. Deze civiele dienstverleners kunnen een deel van de werkzaamheden zelf weer uitbesteden. De maatregelen die lokale vervoerders naast de relevante afspraken met ISAF treffen voor de beveiliging van transporten zijn de verantwoordelijkheid van de betreffende dienstverleners. De afgelopen periode zijn berichten ontvangen dat in verband met toegenomen veiligheidsincidenten langs enkele hoofdwegen de kosten voor de beveiliging van transporten eveneens zijn toegenomen. Betrouwbare bedragen of percentages zijn echter niet bekend”. (5)

Van belang is ook de brede concurrentie tussen verschillende groeperingen: men wedijvert om het vervoerscontract en controle over (delen van) de route, omdat de inkomsten afhankelijk zijn van de mogelijkheid om een keuze te maken tussen een overval op een konvooi dan wel het tegen een prijs door te laten gaan. Ook de NAVO-bevoorradingschefs moeten een afweging maken: is het goedkoper om de konvooien te beschermen met eigen manschappen (waar altijd een tekort van is), een bewakingsmilitie in te huren of om een overeenkomst te sluiten met de guerrilla’s? Dat er toch een toenemend aantal overvallen plaatsvindt, heeft wellicht te maken met het niet nakomen door de partijen van eerder gemaakte financiële afspraken, dan wel een politieke afweging om de druk op te voeren.

Er zijn nog meer partijen betrokken bij het transport: de regering van het doorvoerland moet toestemming geven en de plaatselijke autoriteiten (politiechef, douane, legereenheden) moeten meewerken. Ook dat heeft een prijsverhogende werking. Verder is een ander economisch feit relevant: een alternatieve inkomstenbron wordt gevormd door de export van de papaveroogst: een concurrentie die sterk prijsverhogend werkt in de transportbranche in Afghanistan en omringende landen.

Logistiek en politiek
Hoewel NAVO-bevelhebbers ontkennen dat er vergaande gevolgen zijn voor de bevoorrading van hun manschappen, worden er al jaren stappen ondernomen om de aanvoerlijnen te diversifiëren. Behalve het dure en vaak fysiek onmogelijke transport door de lucht, zijn er over land alternatieven die de vijandige delen van Pakistan en Afghanistan mijden. Dat zijn de noordelijke routes via de noordelijke buurlanden en verder richting Europa. In het voorjaar van 2008 tekende de NAVO een overeenkomst met Rusland voor het vervoer van niet-militaire goederen per trein. Dit verdrag kon geografisch alleen in werking worden gesteld door nadere verdragen met Turkmenistan, Oezbekistan en Tadzjikistan af te sluiten. Al eerder waren door Duitsland en Spanje afzonderlijke bilaterale verdragen afgesloten met de noordelijke doorvoerlanden. Deze diversificatie van de noordelijke aanvoerroutes heeft twee hoofdtakken: één via Rusland, de andere via de landen grenzend aan de Kaspische Zee. (6) Zo hoopt men via de zuidelijke route naar NAVO-lidstaat Turkije Russisch grondgebied te vermijden. Al deze opties hebben een financiële maar ook een politieke en een militaire prijs. De doorvoerlanden staan niet zomaar het vervoer van militaire eenheden over hun grondgebied toe. Ze kunnen een wederdienst bedingen en weten ook dat de afhankelijkheid van de NAVO verhoogd wordt door het gebruik van hun grondgebied. Om die reden wordt er door de NAVO-leiding ingezet op het ontwikkelen van parallelle lijnen, naast de bestaande door Pakistan.

Geprivatiseerde oorlog
Er is nog een kant van de oorlogvoering die in Nederland onderbelicht is: de privatisering van de oorlogvoering. Net als in Irak is in Afghanistan een groot aantal taken van het leger overgenomen door zogenaamde contractanten. Over het Amerikaanse leger is het meeste bekend. In Afghanistan waren in juni 2009 73.968 contractanten werkzaam voor de VS, vergeleken met 55.107 militair personeel.
De werknemers van het State Department (Ministerie van Buitenlandse Zaken) en die van het beruchte voormalige Blackwater zijn niet in deze cijfers opgenomen. Van de contractanten waren 51.126 Afghanen, de rest Amerikanen en andere buitenlanders. (7) Een groot deel van de taken die vroeger werden uitgevoerd door militair personeel, vallen dus onder privéondernemingen voor wie winst maken centraal staat.
Deze privésector wordt niet afdoende gecontroleerd en ondermijnt de geloofwaardigheid van de internationale operatie in Afghanistan. Dat was de conclusie van onderzoekers van de universiteit van New York. In een nog recenter rapport van september dit jaar beschrijven ze ook de rol van de Afghaanse privémilities waarvan uitgebreid gebruik wordt gemaakt door de ISAF-strijdkrachten. De laatste groep wordt gehuurd door krijgsheren om contraguerrilla-taken te vervullen, evenals de bovengenoemde bewaking van bevoorrading van konvooien. Deze stap is het gevolg van het ontbreken van een effectieve politiemacht in Afghanistan. De onderzoekers stellen dat de politie zo weinig vertrouwen geniet voor beschermingstaken, dat haar rol is overgenomen door de ingehuurde krachten. (8)

Een winstmakende interventieoorlog
De oorlog in Afghanistan (en elders) is bijzonder winstgevend voor veel van de betrokken bedrijven. De kosten komen terecht op de oorlogsbegrotingen van de betrokken landen, waarvan de VS de belangrijkste is. Dat betekent dat in laatste instantie de burgers van de oorlogvoerende landen moeten betalen. Volgens het onderzoeksbureau van het Amerikaanse Congres, kwam het bedrag de afgelopen jaren gemiddeld op 20 miljard dollar, maar sprong het naar 37 en 34 miljard dollar in de periode 2008-2009. (9) In de Nederlandse defensiebegroting wordt onder de ISAF-post, die niet alle kosten van de missie dekt, een totale uitgave van 802.025.000 euro (1,19 miljard dollar) voorzien voor de periode 2008-2011, inclusief de terugtocht naar huis.
Er is een rookgordijn opgetrokken rond de redenen voor de interventie-oorlog in Afghanistan. Ondanks veelvuldige beweringen over wederopbouw en democratie, staan er grote machtspolitieke en economische belangen op het spel. Niet alleen belangen die te maken hebben met olie en gas uit de naburige landen, maar ook ouderwetse macht over Centraal-Azië. Daarnaast zijn hele bedrijfstakken afhankelijk geworden van de oorlogsmachinerie die in Afghanistan wordt ingezet. Die belangen spelen een oneigenlijke rol bij de besluitvorming over de aanwezigheid van de NAVO in Afghanistan.
Een steeds groter aandeel van de oorlogvoering ontsnapt zo aan de controle van de democratische gekozen regeringen, met alle gevolgen van dien. Wie daarnaast het zeer beperkte debat in Nederland over deze oorlog beschouwt, moet tot de conclusie komen dat niet alleen de democratie van Afghanistan in het geding is.

Noten:
1. A Creeping Collapse in Credibility at the White House: From ENRON Entanglements to UNOCAL Bringing the Taliban to Texas and Controlling Afghanistan ; Tom Turnipseed January 10, 2002 http://www.counterpunch.org/tomenron.html.
2. The Grand Chessboard: American Primacy and Its Geostrategic Imperatives, New York: Basic Books October 1997.
3. The Guardian, December 9, 2008.
4. The Times, December 12, 2008.
5. 27 jan. 2009 antwoorden op de vragen van de leden Van Bommel en Poppe (beiden SP) over bedreigingen van de ISAF-aanvoerroutes naar Afghanistan. Ingezonden 19 december 2008 met kenmerk 2008Z10079 / 2080908330.
6. Tamerlan Vahabov, NATO Supply Routes Through the South Caucasus Publication, in: Eurasia Daily Monitor Volume 6, Issue 168 September 15, 2009.
7. Moshe Schwartz Congressional Research Service, Department of Defense Contractors in Iraq and Afghanistan: Background and Analysis, September 21, 2009.
8. The Public Cost of Private Security in Afghanistan – Briefing paper Jake Sherman and Victoria DiDomenico, Sept 2009, Center on International Cooperation New York University.
9. The Cost of Iraq, Afghanistan and Other Global War on Terror Operations Since 9/11, Amy Belasco Congressional research Service May 15, 2009.

Spanning