Een land aanvallen omdat het verboden wapens zou bezitten of omdat het regime je niet aanstaat, zoals Bush deed in Irak, is geen garantie voor vrede en veiligheid. Integendeel. De Bush-doctrine brengt wereldwijd wankele evenwichten in gevaar.
Libië bewijst succes Bush-doctrine, riep de kop op de voorpagina van Trouw op 22 december de lezers toe. Weliswaar staat de kop tussen aanhalingstekens en staan er in het artikel ook tegengeluiden, maar de conclusie die blijft hangen is toch dat het helemaal zo gek nog niet is om een regime aan te vallen omdat het de nationale veiligheid zou kunnen bedreigen.
Het beeld van een positieve uitwerking van deze ‘Bush-doctrine’ klopt echter niet. In de eerste plaats omdat Libië helemaal niet was onderworpen aan de ‘Bush-doctrine’. Libië schitterde het afgelopen jaar door afwezigheid in alle dreigende toespraken van de Amerikaanse regering aan het adres van de as van het kwaad . Er is wel intensief diplomatiek verkeer geweest met Libië, maar de onderhandelingen werden gevoerd door de Britten en er is geen sprake geweest van militaire druk, noch van Britse, noch van Amerikaanse zijde. De reden voor Libië om over de brug te komen was dat het land hierdoor uit een internationaal isolement kon komen. Bovendien had het überhaupt niets aan inzetbare massavernietigingswapens op te geven.
Om het effect van de Bush-doctrine te kunnen beoordelen moet men niet naar Libië kijken, maar naar de landen waar deze doctrine zich tegen richt: Syrië, Iran en Noord-Korea. Het effect van het Amerikaanse spierballenvertoon op deze landen is nihil. Noord-Korea speelt een sinister kat-en-muisspel met de Amerikanen en geeft geen duimbreed toe. De diplomatieke interventie van China en Zuid-Korea is daarentegen cruciaal in het afremmen van de agressieve intenties van de Amerikaanse regering. Met Syrië zijn überhaupt nog geen vorderingen te melden. De les van Irak voor deze landen is zelfs dat men maar beter wel over massavernietigingswapens kan beschikken, om op z’n minst nog een klap aan de oppermachtige agressor uit te kunnen delen. Het feit dat de VS op regime change uit zijn, maakt het voor deze landen juist verre van aantrekkelijk om hun wapenprogramma’s op te geven. Zelfs de traditionele westerse bondgenoot Saoedi-Arabië overweegt om tot de ontwikkeling van kernwapens over te gaan.
Een reden voor landen als Syrië en Egypte om aan de ontwikkeling van massavernietigingswapens te werken is het bestaan van het kernwapenarsenaal van Israël. Zolang dit land kernwapens heeft, zullen de overige landen in de regio deze wapens ook willen hebben (of in ieder geval de schijn ophouden). Op het Israëlische kernwapenarsenaal zal de Bush-doctrine in ieder geval geen effect hebben, terwijl de regionale wapenwedloop duidelijk maakt dat de ambitie van verschillende Arabische landen om over massavernietigingswapens te beschikken alleen maar ingedamd kan worden door een regionale ontwapeningsconferentie. Resoluties die elk jaar met grote meerderheden in de Verenigde Naties worden aangenomen, dringen aan op zo’n conferentie, gericht op het afschaffen van massavernietigingswapens in het Midden-Oosten.
De Bush-doctrine heeft tot dusverre geen enkele bijdrage geleverd aan de reductie van massavernietigingswapens. Het heeft zelfs de internationale sancties opgeheven, die enkele jaren geleden tegen India en Pakistan vanwege hun kernproeven werden ingesteld, waarmee beide landen feitelijk als nieuwe kernwapenstaten erkend werden. Ook de andere argumenten die wel voor de Bush-doctrine worden aangevoerd, bestrijding van het internationaal terrorisme en het brengen van democratie in uitermate dictatoriaal geregeerde landen, worden door de feitelijke ontwikkelingen in Afghanistan en Irak eenduidig gelogenstraft. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de Bush-doctrine door steeds meer westerse staten en statenverbanden wordt overgenomen. De Franse regering is van plan om komend jaar dit beleid over te nemen voor haar eigen kernwapenmacht en begin deze maand ging de EU-top akkoord met de European Security Strategy van Javier Solana waarin de preventieve oorlogsvoering eveneens wordt omarmd.
Als we ons realiseren dat de landen waartegen deze doctrine zich richt zich er alleen tegen kunnen verdedigen door zich tot de tanden te bewapenen, dan is duidelijk dat de wereld er het afgelopen jaar niet veiliger op is geworden. Elke juichtoon over het succes van de Bush-doctrine ondersteunt een levensgevaarlijke ontwikkeling in de internationale politiek.
Medeauteur: Jan Schaake (Platform tegen de Nieuwe Oorlog)
Trouw