Ambassadeur Sobel van de Verenigde Staten (die schreef op deze pagina van 30 januari) houdt zich wel erg van de domme in zijn oproep aan de Iraakse regering om te bewijzen dat het zich heeft ontwapend.
Zijn beschrijving van de gebeurtenissen van de afgelopen 12 jaar is eenzijdig en heeft alleen maar een doel: de komende Amerikaanse aanval op Irak voor te stellen als de logische uiting van de internationale wil, noodzakelijk om de Iraakse tegenwerking af te straffen.
De onwil van de Iraakse regering die hij beschrijft klopt, maar is alleen te begrijpen in de context van het Amerikaanse beleid dat in essentie bestaat uit twee elementen: het permanent onder druk houden van Irak en het streven naar de omverwerping van de Iraakse regering.
Sanctieregime
Zoals bekend wordt er al 12 jaar een sanctieregime gehandhaafd dat volgens de kinderhulporganisatie van de Verenigde Naties UNICEF het leven heeft gekost aan meer dan 500.000 kinderen onder de vijf jaar.
Het in 1996 geïnitieerde ‘olie voor voedsel’ programma had de bedoeling om de ellende die door de sancties onder het Iraakse volk was aangericht te verzachten, maar de gevolgen voor de gezondheid van de Iraakse bevolking waren nog steeds zodanig dat twee directeuren van het VN-programma geen verantwoordelijkheid hiervoor wensten te nemen en hun ontslag namen.
Het door Sobel verfoeide inspectieregiem dat na het einde van de tweede Golfoorlog van 1990-1991 werd ingesteld slaagde er in om een groot gedeelte van de voorraden grondstoffen voor massavernietigingswapens en draagsystemen op te sporen en te vernietigen.
Vernietigd
Volgens voormalig UNSCOM-inspecteur Scott Ritter werd het overgrote deel van het productievermogen voor massavernietigingswapens in Irak in die eerste periode door de inspecteurs van UNSCOM vernietigd.
Ander voorraden (voor het maken van bijvoorbeeld miltvuur) zijn na jarenlange opslag niet meer bruikbaar.
In 1998 werden de inspecteurs van UNSCOM teruggetrokken, nadat hun werk steeds moeilijker was geworden. Dat was het gevolg van de aanwezigheid van Amerikaanse spionnen in het inspectieteam, die tot taak hadden om de exacte locatie van Saddam Hoessein vast te stellen door een illegale afluisteroperatie, en informatie te verzamelen over potentiële doelen voor de Amerikaanse bommenwerpers.
Deze voerden een nieuwe bombardementscampagne uit in 1998, na de terugtrekking van UNSCOM.
In de zogenaamde ‘no-fly’ zones in noord en zuid-Irak voeren Britse en Amerikaanse vliegtuigen al 10 jaar onophoudelijk aanvallen uit, zonder mandaat van de Veiligheidsraad.
Militaire druk
Pas dit jaar keerden de inspecteurs weer terug naar Irak, als gevolg van Amerikaanse militaire druk. Deze heeft echter geenszins de bedoeling om het inspectieregime af te ronden en het dodelijke sanctieregime af te bouwen. Integendeel, de bedoeling is om een pro-Amerikaanse regering in Irak aan de macht te brengen. Of de opmerkingen van de ambassadeur over de gaten in het Iraakse regeringsrapport kloppen, zullen we helaas nooit weten.
De oorspronkelijke versie van het rapport werd door Amerikaanse functionarissen ontfutselt aan de Veiligheidsraad, ondanks afspraken dat het rapport aan de hoofden van de inspectieteams zou worden overhandigd. Pas na een Amerikaanse ‘behandeling’ werd het rapport doorgegeven aan de Veiligheidsraad en de inspecteurs.
Gewillig
Tot de gewillige bondgenoten behoort de Britse regering van premier Blair en die van een aantal Europese landen, wellicht ook Nederland. Ze steunen de Amerikaanse plannen voor een aanvalsoorlog, in weerwil van de tegenstand van hun bevolkingen, die in alle landen in meerderheid daartegen stelling hebben genomen. Tenzij de PvdA en CDA alsnog besluiten om zich eenduidig tegen dit oorlogszuchtige beleid te keren, zal helaas ook Nederland worden meegesleept in het agressieve beleid waarvoor Ambassadeur Sobel alvast het propagandaoffensief heeft geopend.
Utrechts Nieuwsblad