Contraguerrilla in een globaliserende wereld; het Afghaanse avontuur

Als de westerse landen een zinvolle oplossing willen voor hun bemoeienis in Afghanistan, dan zal er eerst een politiek doel moeten zijn waarover ze het allemaal eens zijn.
Waarom zijn we in Afghanistan? Dat zou een moderne versie kunnen zijn van de vraag die in 1968 door de schrijver Norman Mailer aan de Amerikaanse regering werd gesteld, toen met betrekking tot de oorlog in Vietnam. Het werd al snel een campagneleus voor de Amerikaanse anti-Vietnamoorlogsbeweging. De omstandigheden in Afghanistan zijn heel anders, maar het gaat ook hier om een guerrillaoorlog, nu voorgesteld als ‘oorlog tegen terreur’, ook gericht tegen een groepering – de Taliban – die de steun geniet van een deel van de bevolking.

De Afghaanse oorlog is ontsprongen aan de nieuwe globaliserende wereldorde die na de Koude Oorlog ontstond, onder andere als gevolg van de nederlaag van de Sovjetbezetting van Afghanistan en het uit elkaar vallen van de Sovjet-Unie. Voormalige bondgenoten desintegreerden, nationalistische en religieus geïnspireerde bewegingen initieerden guerrillaoorlogen om het proces te versnellen. De oude Sovjet-supermacht viel uiteen, de NAVO bleef.

Naast de aanzienlijke uitbreiding van haar geografische bereik, door voormalige satellietstaten van de oude Sovjet-Unie lid te maken, gaf de NAVO zichzelf in 1999 ook een wereldwijde rol. Na een reeks door de VN-geleide interventies, die mislukten vanwege fundamentele belangenverschillen binnen de Veiligheidsraad, is een nieuw interventiemodel ontstaan, gebaseerd op coalities van bereidwillige staten aangevoerd door de VS. Na de aanslagen van 09/11 werd die ook buiten Europa in de praktijk gebracht, door de Amerikaanse operatie in Afghanistan te ondersteunen. Door die ondersteuning werden de kiemen gelegd van een conflict van cruciaal belang voor het voortbestaan van de NAVO. De projectie van aanzienlijke troepenmachten naar de andere kant van de wereld om een oorlog te vechten is immers de uiting van een politieke strategie. Het vaak door de VS gehanteerde war on terror is dat niet. Hoe kan je een oorlog voeren tegen een strategie, is er terecht gevraagd? Maar welke doelen hebben de deelnemende landen in Afghanistan dan wel op het oog?

‘Vecht- en opbouwmissie’
De Nederlandse deelname wordt beschreven als een vecht- en opbouwmissie. Volgens premier Balkenende zetten de Nederlandse militairen zich in “voor het bestrijden van het internationale
terrorisme en voor de wederopbouw van Afghanistan” (1).
Dat is een eigenaardige omschrijving van wat eigenlijk een klassieke contraguerrilla-oorlog is, zoals die in de nieuwe wereldorde steeds vaker voorkomt. Bij zulke oorlogen is de scheiding tussen vecht- en opbouwmissie niet te maken. Dat kwam in recente onthullingen naar voren, toen bleek dat Nederlandse troepen al in 2002 buiten het door de VN gemandateerde operatie gebied rond Kaboel waren opgetreden ten dienste van contraguerrilla-operaties van de Amerikanen, elders in Afghanistan (2). Het af en toe openlijk geuite cynisme over de manier van oorlog voeren wijst erop dat veel militairen van mening zijn dat de door de Nederlandse regering krampachtig vastgehouden scheiding absurd is (3). In de loop van 2006 en 2007 werd immers duidelijk dat de invloed van de Taliban, hersteld van hun nederlaag in 2001, zich aan het uitbreiden was (4).

Daarmee werd de interactie tussen de opbouwactiviteiten en de militaire operaties onvermijdelijk evenals de coördinatie tussen de door de VS geleide expliciete contraguerrilla Operation Enduring Freedom en de zogenaamde stabilisatiemissie die onder de NAVO-vlag hetzelfde verschijnsel moest bestrijden. Nadat de Nederlandse krijgsmacht in 2005 de leiding kreeg over een eigen operatiegebied in Uruzgan werd dit probleem duidelijk, toen woordvoerders het hadden over wederopbouw als sleutel om de Taliban ‘overbodig’ te maken. Dat komt doordat OEF en ISAF in de praktijk door elkaar lopen, ondanks de toezeggingen gedaan aan het begin van de missie, dat de twee strikt gescheiden zouden worden. Terecht schreef generaal-majoor van de Mariniers J.A. van Reijn (b.d.): “In hoeverre deze toezeggingen overeen kwamen met de werkelijkheid van Uruzgan, is echter een tweede” (5). Hij wees er dan ook op dat de commandostructuren van beide operaties verweven zijn. Later, bij uitblijvend succes, werd de redenering omgekeerd: alleen door het beveiligen van een gebied kon er hulp worden gegeven. Beide invalshoeken zijn twee kanten van wat één contraguerrilla-strategie zou moeten zijn. Sommige deelnemende landen zochten een andere oplossing voor de kwadratuur van de cirkel. Duitsland en in de eerste instantie Frankrijk waren slechts bereid om in het relatief rustige noorden van Afghanistan te opereren. Men kon daar aanvankelijk de nadruk leggen op niet-controversiële opbouwactiviteiten.

Intussen gingen de Verenigde Staten op jacht naar Al Qaeda, onder een eigen commandostructuur en operatiegebied dat in principe ook het ISAF-gebied omvatte. Het robuustere optreden van de Amerikaanse troepen toegewezen aan Operation Enduring Freedom (OEF) beïnvloedde vanzelfsprekend de houding van de bevolking ten opzichte van alle westerse troepen. De verdeeldheid binnen de NAVO stelde een cruciaal probleem aan de orde: hoe kan een contraguerrillaoorlog in een land worden gevoerd als er geen instemming is over de politieke doelen van die oorlog tussen de belangrijkste oorlogvoerende landen? Bij een lange contraguerrillaoorlog is zulke overeenstemming cruciaal, wil men tot een militaire strategie komen die ten dienste staat van dat doel. Maar in Afghanistan erkennen de belangrijkste NAVO-lidstaten geen politiek doel, of definiëren deze zo vaag dat ze nooit bereikt kan worden. Dat is een formule voor een permanente militaire aanwezigheid, niet meer te onderscheiden van een koloniale bezetting. In de geschiedenis van Afghanistan is dat slecht afgelopen voor onder andere Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie.

‘Great Game’
In de wereld van strategen, opiniemakers en ‘denk tanks’ debatteert men wel over doelen: het zou gaan om een herleving van de negentiende-eeuwse Great Game om invloed te winnen in centraal-Azië (6). Bij die gedachte is Afghanistan een bruggenhoofd en uitvalsbasis voor interventie in Centraal-Azië, evenals een doorvoerroute voor olie en gas, voor de markten in de geïndustrialiseerde wereld.

Voor Russische politici is de kwestie van geopolitieke doelen vanzelfsprekend. Tijdens een Russische parlementaire hoorzitting verklaarde minister van buitenlandse zaken Lavrov: “In the absence of a restraining factor embodied by international security forces, terrorist groups would feel more free to plan [terrorist] activities in Central Asian and the Russian Federation.” (7) Daarmee verwees de heer Lavrov naar een mogelijke uitbreiding van de invloed van Jihadische strijders op de moslim-minderheden in de aangrenzende landen en Rusland. De aanwezigheid van de NAVO in Afghanistan zou in het voordeel zijn van Rusland.

Deze Russische positie is van groot belang in verband met de recente onderhandelingen tussen de NAVO en een aantal Centraal-Aziatische landen over de logistieke aanvoerlijnen door Centraal-Azië, als aanvulling dan wel vervanging van de bestaande (bedreigde) lijnen door Pakistan (8). Russische veteranen zijn grotendeels negatief over de NAVO-operatie, die dezelfde problemen tegenkomt als zijzelf ondervonden tijdens de Russische bezetting in de tachtiger jaren (9). In de Nederlandse publieke discussie is hiervan weinig terug te vinden: om het politieke draagvlak te creëren in de Kamer was het immers noodzakelijk om het doel te definiëren als ‘wederopbouw’. De regering heeft het hoogstens over handhaving van de internationale rechtsorde en ‘bestrijding van het terrorisme’. Deze discussie gaat slechts over de mate waarin de missie nog ‘opbouwend’ is en over de mate van militaire effectiviteit tegen de Taliban. Maar in een guerrillaoorlog is het van beslissend belang om over de bredere politieke context van de oorlog te praten.

3D en Hearts and Minds (guerrilla en contraguerrilla)
De verwarring wordt vergroot door de misvattingen over de kernconcepten van de guerrillaoorlog. Die komt tot uiting in de hantering van het 3D concept: Diplomacy, Development and Defence: diplomatie, ontwikkeling en veiligheid. Met de term ‘diplomatie’ bedoelt de regering echter hetzelfde als het streven naar de steun van de bevolking door hun hearts and minds te bereiken. De definitie van die concepten wordt uitsluitend bekeken vanuit het militaire perspectief van de contraguerrilla. Hoe kan men ‘diplomatiek’ optreden om de steun van de bevolking te winnen? Dat optreden wordt gezien als onderdeel van de operaties van het leger tegen de guerrilla. Daarmee wordt de crux van diplomatie ontmanteld, nl. het onderhandelen van twee strijdende partijen met verschillende politieke doelen om tot een aanvaardbaar compromis te komen. Op vergelijkbare wijze wordt het winnen van de hearts and minds gezien als onderdeel van de militaire campagne. De invulling komt onder andere tot uiting in het incorporeren van het hulpbeleid, waaronder het werk van de niet- gouvernementele hulporganisaties in de contraguerrilla-strategie.

Deze ondergeschiktheid wordt goed begrepen door onafhankelijke NGO’s zoals Artsen zonder Grenzen en Healthnet. Hun woordvoerders vertelden dat samenwerking met de militairen, gezien als vanzelfsprekend door de aanhangers van de contraguerrilla-doctrine, fataal is voor de relatie met de bevolking(10). Deze gaat de NGO immers zien als een verlengstuk van de militaire strategie. In de praktijk ligt het voor de militairen ook voor de hand om hun NGO-contacten te gebruiken als inlichtingenbron voor informatie over de guerrilla.

Deze 3D en hearts and minds-concepten, samen met de ‘inktvlek strategie’ zijn in feite de uitwerking van de principes van contraguerrilla-oorlogvoering, aan het thuisfront verkocht als
wederopbouw. In zekere zin gaat het om een terugvinden van de collectieve herinneringen van het Nederlandse leger aan haar vorige grootschalige contraguerrilla-campagne tegen onafhankelijkheidsstrijders in Nederlands-Indië. De spelregels van de contraguerrilla zijn van alle tijden. Alles draait er om hoe de relatie is tussen de bevolking en leger of politiemacht in een bepaalde regio. Daarbij is beslissend of er plaatselijk sprake is van een permanente bestuurlijke vertegenwoordiging van het centrale gezag, of dat plaatselijke machthebbers dan wel de Taliban de belangrijkste invloed uitoefenen. Deze situatie verschilt over heel Afghanistan. De mogelijkheid om belastingen te heffen, scholen op te zetten en het verkeer op de wegen te controleren — de zekerste indicatoren van bestuursinvloed, zijn doorslaggevend. Ze vormen vermoedelijk de basis voor de veiligheidsinschattingen die bij de VN-organisaties in Afghanistan worden gemaakt om te bepalen of men veilig kan rondreizen, dan wel werken in een bepaald gebied (11).

De mate van die bestuurlijke invloed heeft te maken met de sociaaleconomische belangen die spelen. Daarbij is de papaveroogst cruciaal, omdat die vaak de belangrijkste bron van inkomsten vormt. Deze is zo belangrijk dat allerlei betrokken partijen — zowel de boeren zelf als de Taliban, plaatselijke politie en al dan niet georganiseerde misdaad (plaatselijke krijgsheren) dan wel transportfirma’s en de centrale regering (in verband met vergunningen, wegblokkades, patrouilles aan de grens) – betrokken zijn bij de verbouwing, verwerking, bewaking en transport van de immense oogsten (I2).

Controle
De controle over de bevolking, zoals die in de bovengenoemde factoren tot uiting komt, meer nog dan de militaire beheersing van een bepaald geografisch gebied, is de beslissende factor voor de oorlog. De NAVO en de Nederlandse regering houden stug vol dat de strijd gewonnen kan worden. De vooronderstelling daarbij is dat het Afghaanse regeringsleger de NAVO-troepen in de gebieden waar het grootste deel van de bevolking woont, kan vervangen en een bestuursstructuur kan ondersteunen die vanuit de hoofdstad wordt gecontroleerd. Maar wie heeft de meeste invloed en waar? Onafhankelijke rapporten zoals die van de VN, suggereren dat grote delen van het zuiden van Afghanistan in ieder geval niet onder controle van ISAF staan. Het hoofd van de Amerikaanse inlichtingendiensten Michael McConnell verklaarde tegenover een Senaatscommissie eind februari dat 30% van zowel land als bevolking gecontroleerd wordt door de regering, 10% door de Taliban en 60% door plaatselijke machthebbers, zoals stamhoofden, plaatselijke religieuze leiders en georganiseerde criminaliteit (13).

Op zijn minst is de controle over een groot deel van Afghanistan omstreden. In zo’n situatie, stelt de Israëlische militaire expert Van Creveld, zijn er slechts twee oplossingen mogelijk (14). De eerste is dat het regeringsleger (in dit geval dus ook de NAVO) zeer intensief moet patrouilleren, jarenlang, om de veiligheid te creëren die noodzakelijk is voor bestuurlijke stabiliteit. Dit is de enige manier om de vereiste interactie met de bevolking te bereiken. Dat betekent inlichtingen verzamelen, aanwezigheid tonen, het gezag bevestigen en dus een bestuursstructuur mogelijk maken. Dat betekent ook dat de soldaten dan wel politie doorlopend verliezen zullen incasseren. Volgens gangbare vuistregels is daarvoor voor een langere periode een troepenmacht noodzakelijk die ongeveer 12 keer zo groot is als de guerrilla. In Afghanistan zou dat 204.000 moeten zijn versus een geschat aantal van 17.000 Taliban strijders (15). In mei 2008 waren er 60.000 buitenlandse troepen (16) plus 57.000 van het Afghaanse leger.

Daarnaast is een betrouwbare politiemacht noodzakelijk. Deze vormt immers de permanente vertegenwoordiging van het centrale gezag, vooral op het platteland. De opbouw daarvan is echter de afgelopen jaren mislukt (17). Onder de oorzaken waren corruptie maar ook de verdeelde loyaliteit van rekruten, die ook de machtsbasis waren voor plaatselijke stamhoofden dan wel krijgsheren (18).
ISAF baseert haar hoopvolle toekomstverwachtingen op de uitbouw van zowel het Afghaanse leger als een nationale politiemacht, waardoor de NAVO-troepenmacht op den duur niet meer nodig zou zijn (19). Sommige woordvoerders hebben het over een periode van 10-20 jaar (20).

Het alternatief voor deze arbeidsintensieve en op de bevolking gerichte aanpak, volgens Van Creveld, is om met immense wreedheid op te treden waarbij in feite door terreur controle over de bevolking wordt afgedwongen. Anders gezegd, de mensen worden banger voor de regeringstroepen dan voor de Taliban of anderen. Daarvan zijn al elementen aanwezig, zoals geheime moordaanslagen gerapporteerd door de VN die verdacht veel op de operaties van doodseskaders lijken (21). Ook over de behandeling van gevangenen door zowel de Amerikanen als het Afghaanse regeringsleger bestaan ernstige vragen (22).

Maar in Afghanistan wordt vooralsnog een derde weg gevolgd. Met onvoldoende troepen wordt door de NAVO-strijdkrachten grootscheeps gebruik gemaakt van vuurkracht op afstand: artilleriebeschietingen en luchtbombardementen en -beschietingen. Ondanks de controles op de inzet van die systemen vallen daarbij vaak burgerdoden, die door de bevolking ervaren worden als de slachtoffers van terreurdaden (23). De omvang daarvan, deels onzichtbaar voor de media, is zodanig dat zelfs de aan NAVO schatplichtige president Karzai zich geroepen voelt om uiting te geven aan de publieke verontwaardiging in Afghanistan, door openlijk het intensieve gebruik van vuurkracht af te wijzen (24).

Verder is er een aantal belangrijke politieke factoren: de aanwezigheid van westerse troepen die niet altijd zachtzinnig omgaan met de plaatselijke bevolking (zoals huiszoekingen, wegblokkades) in gebieden waar een sterke Taliban-aanwezigheid vermoed wordt. De religieuze factor (christelijke troepen tegen ware gelovigen – de kruistochtgedachte) speelt een rol, plus de basale afkeer van vreemdelingen die aantoonbaar een beslissende invloed hebben op de samenstelling van de regering en de bestuursstructuur. Daar hoort ook bij het interveniëren in de religieuze en culturele gebruiken (bijvoorbeeld onderwijs voor meisjes) met een beroep op de universele rechten van de mens – iets dat allesbehalve vanzelfsprekend is voor de Afghaanse stammensamenleving die onder sterke religieuze invloed staat. Van groot belang zijn verdelgingsoperaties tegen een deel van de papavervelden, omdat ze een direct effect hebben op de inkomsten van de mensen die afhankelijk zijn van de papaveroogst.

Daarnaast is er een constante stroom van nieuwe rekruten uit Pakistan. De internationale grens betekent immers niets voor de Pashtun-stamverbanden die het grootste deel van de bevolking uitmaken in zuidelijk Afghanistan en noordwest-Pakistan. De Amerikaanse druk op Pakistaanse regering om de guerrillabases in dat land te blijven aanvallen hebben de politieke tegenstellingen daar verscherpt. NAVO-woordvoerders leggen steeds de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van de infiltraties door de Taliban bij de Pakistaanse overheid. Daarbij wordt de massale afkeer van de Amerikaanse interventie in Afghanistan onder de Pakistaanse bevolking echter vergeten (25). Die factor is op zichzelf al een rekruteringsbasis voor de Taliban. Bovendien worden daardoor ook buitenlandse rekruten aangetrokken, ervaren jihadistrijders die in Afghanistan een kans zien om tegen het westen te vechten. Juist de aanwezigheid van buitenlandse troepen vormt de stimulans voor hun bemoeienis. Ten slotte is niet onbelangrijk in de globaliserende wereld het feit dat via internet de propaganda en rekruteringsmogelijkheden zijn vermenigvuldigd. Daarom kunnen ook sympathisanten en potentiële rekruten onder de moslim-minderheden in Europa en elders bereikt worden met de militante boodschap.

Uitweg
Als de NAVO zichzelf geen imperiale rol wil aanmeten, dan is het van belang om een beleid te voeren waaruit blijkt dat men geen blijvende aanwezigheid nastreeft. In de Vietnamoorlog werd – niet helemaal op schertsende wijze – voorgesteld om de overwinning te verklaren en te vertrekken. Als dat geen optie is, dan zal er onderhandeld moeten worden met de Taliban, mits er een representatieve leiding is waarmee onderhandeld kan worden. Een groot probleem daarbij zijn de concurrerende lokale krachten, de krijgsheren die de afgelopen jaren een eigen machtsstructuur inclusief privélegers dan wel politiemachten hebben opgebouwd. Daarom is de opbouw van plaatselijke structuren die mensen meer macht geven, van groot belang. Ook de omringende landen, die zich de afgelopen dertig jaar in de Afghaanse politiek hebben gemengd, moeten betrokken worden bij de onderhandelingen.
Vanzelfsprekend is een oplossing voor de immense afhankelijkheid van een groot deel van de bevolking van de papaverteelt noodzakelijk. Het Senlis Council heeft een aanzet geven voor mogelijke oplossingen (26).

Zulke adviezen zijn nietszeggend als er geen bereidheid is om tot een politieke oplossing te komen. Voorwaarde voor politieke oplossingen is dat geen van de strijdende partijen een militaire eindoverwinning nastreeft. Gezien de gevolgde contraguerrilla-strategie lijkt het erop dat die weg nog wordt afgewandeld, misschien omdat de NAVO-regeringen van mening verschillen over de beste politieke lijn.
De doelen – allen in de politiek-strategische sfeer – effectief na te streven zal bijzonder moeilijk zijn. Maar er moet een stap aan voorafgaan. En dat is overeenstemming tussen de NAVO-lidstaten en hun bondgenoten over het primaat van zo een politieke oplossing. Daarin past geen plan om permanent in Centraal-Azië aanwezig te zijn, evenmin als het handhaven van de illusie dat een militaire overwinning mogelijk is.

Noten:
1. Persbericht Ministerie van Algemene Zaken 11-09-2007.
2. Geheime Commando-acties in Afghanistan, deel 2; Stefan Heijdendael 23/05/2008 http://weblogs.vpro.nllargos/2008/05/23/geheime-commando-acties-in-afghanistan-dee1-21.
3. 09:11 Zulu NCRV documentaire (2006) van Vic Franke; Opinieonderzoek onder militairen
voor: NPS/NOVA; Reijer Zwaan; 29 mei 2008.
4. Stumbling into chaos: Afghanistan on the brink Senlis Council 2007/11/21; Koran, kalashnikov and laptop, Antonio Giustozzi, Hurst & Company, Londen 2006.
5. Carré 5/2007.
6. The new ‘Great Game’ in Central Asia, By Lutz Kleveman for ISN Security Watch http://www.isn.ethz.ch/news/sw/details.cfm?ID=9316; Averting a New Great Game in Central Asia; Richard Weitz 2006 by The Center for Strategic and International Studies and the Massachusetts Institute of Technology The Washington Quarterly • 29:3 pp. 155-167. http://www.twq.com/06summer/docs/06summer_weitz.pdf.
7. NATO making progress on Afghanistan rail route Eurasia Insight 05/05/2008.
8. Attacks on Khyber trucking threaten US supply line, The Associated Press, Kathy Gannon Wednesday, May 21, 2008.
9. Veterans on Afghanistan “impossible to win” Matthew Fisher, CanWest News Service; Saturday, October 28, 2006. http://www.canada.com/theprovince/news/story.html?id=7d99f5be-Odd2-4751-a839-9aa07d3caf04&k=55889.
10. Arjan Hehenkamp van Artsen zonder Grenzen in de uitzending van NOVA op 22 september 2007; Willem van de Put, directeur van de hulporganisatie Healthnet, verklaarde eerder: ‘De soldaten, die eigenlijk veiligheid zouden moeten brengen, maken de boel alleen maar onveiliger.” (De Pers 07032007); Zie ook: hoofdstuk 6. Military involvement in aid delivery, in Memorandum submitted by Christian Aid; hoorzitting Brits parlement Sept 2007. http://www.publications.parliamentuk/pa/cm200607/cmselect/cmintdev/memo/ucafghanistan/ucm402.htm
11. zie kaartje p6 Senlis report: Stumbling into Chaos London Nov 2007.
12. Missing Targets Counterproductive drug control efforts in Afghanistan TNI Drug Policy Briefing 24 September 2007 http://www.tni.org/detaiLpage.phtml?&act_id=17382.
13. Karzai controls a third of Afghanistan 70 Percent of Afghanistan Outside of Central Government’s Control; PAMELA HESS AP News Feb 27, 2008.
I4. The Changing Face of War: lessons of combat, from the Marne to Iraq, New York: Martin van Creveld Presidio Press, 2006, ISBN 978-0-89141-901-3.
15. Schatting in: Koran, kalashnikov and laptop, Antonio Giustozzi, Hurst & Company, Londen 2006.
16. Waarvan 50.838 onder ISAF-bevel: Pakistan: talks lead to more Afghan attacks-NATO Jon Hemming Reuters North American News Service May 25,2008; zie ook de stand per 1 april: http://www.nato.int/isaf/docu/epub/pdf/isaf_placemat.pdf.
17. NATO disbands Afghan auxiliary police. Murray Brewster The Canadian Press May 15, 2008.
18. Corruption eats away at Afghan government. DOUG SAUNDERS, From Saturday’s Globe and Mail, May 3, 2008 at 11:24 PM EDT.
I9. Afghanistan’s National Army: The Ambiguous Prospects of Afghanization By Antonio Giustozzi, Jamestown Terrorism Monitor / May 2008.
20. Afghanistan: colonialism or counterinsurgency? Americans bring Afghans their new 60-year plan. DOUG SAUNDERS, Globe and Mail May 31, 2008 www.theglobeandmail.com/servlet/story/RTGAM.20080530.wreckoning0531/BNStory/International/home/.
21. UN: Foreign agents behind spate of Afghan killings UN envoy: Foreign intelligence services behind spate of mysterious killings in Afghanistan, Staff AP News May 15, 2008.
22. Afghanistan: NATO countries at risk of complicity in torture Amnesty report Nov 2007 http://www.amnesty.n/voor_de_pers_artikel/25287.
23. Niemand telt hoeveel burgers wij doden: Lindy Janssen en Eva Ludemann, De Pers, 15 januari 2008; Afghan leader: Cut back on airstrikes, By Jason Straziuso, Associated Press/Anchorage Daily News, 26 oktober 2007).
24. Karzai says Western forces bungled war on Taliban, Reuters North American News Service Jun 02, 2008.
25. Survey shows 75 pct Pakistanis want Musharraf out, Simon Cameron-Moore, Reuters North American News Service Feb 11, 2008.
26. Zie bijvoorbeeld het rapport Poppy for Medicine van het Senlis Council http://www.senliscouncil.net/modules/P4M/case_study_afghanistan june 2.

Carré