De Amerikaanse strategie voor de nieuwe orde

Het document was niet afkomstig van ‘een pianospeler in het bordeel’ zei een woordvoerder van het Pentagon over de bron van de gelekte ‘Defense Planning Guidance’ (DPG).

Dit geheime document, beschikbaar gesteld door een ambtenaar die vond dat de discussie over de Amerikaanse strategie in het openbaar moest plaatsvinden, werd begin maart gedeeltelijk afgedrukt in de New York Times.

De DPG is in essentie een analyse van de bedreigingen die na de Koude Oorlog voor de Amerikaanse invloed in de wereld kunnen ontstaan. Maar als het stuk inderdaad afkomstig is van de hogere niveaus van het Pentagon, wat is dan de bedoeling? Gaat het om een document dat slechts een opsomming vormt van potentiële conflicthaarden, zoals de woordvoerders van het ministerie beweerden? Of weerspiegelt het de inschatting van Amerikaanse politieke beleidsmakers van de meest waarschijnlijk geachte conflicthaarden in de wereld in de komende jaren? Kortom, gaat het om een droom van het Pentagon of om een richtlijn van het Witte Huis?

Formeel is de DPG een tweejaarlijks beleidsdocument dat wordt samengesteld door de Pentagontop in samenwerking met de Nationale Veiligheidsraad (National Security Council). De DPG dient om de ambtenaren van het departement een idee te geven van het soort strijdmacht dat in de komende periode gewenst is, en om de militaire leiding richtlijnen te geven voor het soort opleiding dat noodzakelijk is voor de te verwachten operaties. Deze beleidsoverwegingen zijn voor veel langere periodes dan twee jaar van belang, onder meer omdat de opleidingsdoctrine en de verandering van de bewapening van het leger soms wel tien jaar of langer in beslag nemen. Het DPG is dan ook veelal een bijstelling van al bestaande, langere termijnrichtlijnen.
Een idee van de inhoud van die politieke richtlijnen werd gegeven in een artikel van minister van defensie Cheney dat verscheen in de Los Angeles Times van 7 januari 1992. Hij schreef dat de aard van de oorlogsvoering fundamenteel aan het veranderen is door nieuwe ontwikkelingen in Stealth (radaronzichtbare)-technologie, informatiesystemen en precisiegeleide wapens. De druk op het innovatiebeleid en op het ontwikkelingsproces van nieuwe doctrines wordt daardoor groter.
In de nieuwe periode na de Koude Oorlog is grote onzekerheid ontstaan over het soort crises waar de Amerikaanse strijdkrachten mee te maken krijgen. Om op alles voorbereid te zijn moet het nieuwe strategische concept bestaan uit vier elementen:
• het behoud van het niveau van strijdkrachten dat nodig is om een ‘forward presence’ te handhaven in sleutelgebieden;
• een effectieve reactie in een crisis;
• de handhaving van een geloofwaardige afschrikkingsatoommacht;
• het behoud van de nationale (economische) capaciteit om de (gereduceerde) strijdkrachten weer op te bouwen.
Tot zover minister Cheney.

Zeven bedreigingen

De DPG die gelijktijdig wordt opgesteld, borduurt voort op deze weg en vult het onduidelijke plaatje een beetje in. In een zevental scenario’s worden de mogelijke bedreigingen van de Amerikaanse hegemonie geschetst:
1. Rusland valt Litouwen binnen: de NAVO stuurt het Rapid Reaction Corps plus substantiële Amerikaanse versterkingen.
2. Irak valt Koeweit (wederom) binnen, evenals Saoedi-Arabië: de Verenigde Staten sturen een expeditie-strijdkracht.
3. Noord-Korea valt Zuid-Korea binnen: de Verenigde Staten sturen versterkingen die onder bevel van Zuid-Korea vallen.
4. Irak en Noord-Korea vallen tegelijkertijd aan: de Verenigde Staten handelen eerst de oorlog in de Golf af.
5. Coup in Panama, drugshandel-gerelateerde legerelementen nemen het Panamakanaal over: de Verenigde Staten sturen een expeditiemacht om het kanaal terug te veroveren.
6. Coup op de Filipijnen waarbij Amerikanen gegijzeld worden: de Verenigde Staten sturen een expeditiemacht
7. Een hernieuwde bedreiging voor de Verenigde Staten op wereldschaal ontstaat (Resurgent/Emergent Global Threat – REGT) door een autoritair regime (mogelijk Rusland): heropbouw van de Amerikaanse strijdkrachten vindt pas plaats na een lang debat in de Amerikaanse politiek; hernieuwde Koude Oorlog.

Het feit dat het Pentagon met zulke scenario’s werkt, is beslist niet opmerkelijk. Zeker niet in het voorjaar wanneer het jaarlijkse gevecht met het Congres over de defensiebegroting begint. Hoogstens is de keuze van mogelijke oorlogen interessant en, omgekeerd, keuzes die niet worden gemaakt. Waarom komen Iran of Libië in het verhaal niet voor? Het tweede land wellicht niet omdat het nauwelijks een dreiging is. Maar het beleid van Iran is een potentieel probleem voor het Amerikaanse gezag op het olierijke Saoedische schiereiland. Wellicht ten overvloede (maar het is goed om erop te wijzen): het bestaan van een economisch onafhankelijke staat zoals Iran, met eigen inkomsten en (vooral) een onafhankelijk buitenlandse politiek, wordt door het Pentagon (en een groot deel van de Amerikaanse politiek) als een bedreiging gezien.
Iran past in dit plaatje evenals China of wellicht een centraal Aziatisch verbond tussen de islamitische staten Iran, Pakistan, en de Aziatische ex-Sovjet-republieken.
Er ontstaat een vreemd beeld. De meest waarschijnlijke bedreigingen voor de Amerikaanse politiek-militaire hegemonie in de komende jaren, worden genegeerd. Het enige scenario dat overeenkomt met het korte-termijn beleid is dat gericht tegen Noord-Korea. Er is de afgelopen maanden een stroom berichten geweest, veelal afkomstig uit Amerikaanse koker, over de aanstaande geboorte van dit land als nieuwe kernmacht.

Hegemonie

Er is nog iets opmerkelijks aan het document. Het idee van collectieve veiligheid, dat wil zeggen, het stelsel van garanties die door de staten aan elkaar worden gegeven als waarborg tegen agressie (Verenigde Naties), speelt een secundaire rol naast het concept van Amerikaanse veiligheid (dat wil zeggen hegemonie). Dit wordt bepaald door een centraal concept, als volgt geformuleerd in de New York Times van 8 maart jongstleden: “… requires that we endeavor to prevent any hostile power from dominating a region whose resources would, under consolidated control, be sufficient to generate global power”.
In essentie staat hier dat er geen concurrerende vijandelijke macht mag ontstaan, waar ook ter wereld. Verder moet potentiële concurrentie (die nog niet als ‘vijandig’ wordt gezien, bijvoorbeeld Europa) ervan overtuigd worden dat ze geen grotere rol in de wereldpolitiek na hoeft te streven. Zo’n stellingname is van groot belang in het licht van de conflicten tussen de Europese Gemeenschap (EG) en de Verenigde Staten in de onderhandelingen over de wereldhandel in het kader van de GATT (Algemene Overeenkomst inzake Handel en Tarieven). Elders staat nog explicieter dat de Verenigde Staten zich moet verzetten tegen veiligheidsafspraken die in puur Europees verband worden ge-maakt. Wenselijk is verder dat de Oosteuropese staten worden opgenomen in de EG en in een Noordatlantisch veiligheidsverband. Dit laatste is inmiddels gebeurd door middel van de instelling van de Noordatlantische Raad. Desnoods moeten de Verenigde Staten eigen veiligheidsgaranties geven aan Oosteuropese staten (aldus de New York Times van 8 maart 1992). Wellicht is dit de politieke achtergrond van het eerstgenoemde scenario.

Duivelse cocktail

Het stuk handelt verder over het wenselijke veiligheidsbeleid in diverse regio’s van de wereld (dominante positie in het olierijke Midden-Oosten) en het onder controle houden van de proliferatie van massavernietigingswapens. De redactie van de New York Times (8 maart 1992) acht het meer dan een ‘Pentagon paper’. Hoewel het afkomstig is van de leiding van het Amerikaanse oorlogsapparaat zouden de beleidsafspraken ontwikkeld zijn in samenspraak met de Nationale Veiligheidsraad en in samenwerking met de president of zijn ‘senior national security advisors‘. De onderminister van defensie voor beleid, Wolfowitz, onder wiens toezicht het document werd samengesteld, vertegenwoordigt het Pentagon in het ‘plaatsvervangerscomité’, een interministeriële vergadering waar het beleid wordt geformuleerd. Op zijn minst duidt de betrokkenheid van Wolfowitz op een mate van wederzijdse consultatie tussen de top van het Pentagon en het Witte Huis, de ontkenningen van woordvoerder Williams in de New York Times van 11 maart ten spijt.
Zo’n politieke indicatie van Amerikaanse ambities, in combinatie met andere Amerikaanse beleidsinitiatieven, is hoogst verontrustend. Aan de ene kant is er het GPALS-plan (Global Protection Against Limited Strikes), een soort mini-Star Wars dat tot doel heeft om een anti-ballistisch raketschild op te zetten over grote delen van het Noordelijk Halfrond. Aan de andere kant de niet aflatende stroom van Amerikaanse waarschuwingen, gericht tegen elk land in de Derde Wereld dat het waagt om een kernwapen te ontwikkelen of in stelling te brengen. Samen met het DPG-paper en de slechte positie van Bush in de aanloop naar de presidentsverkiezingen begin november, vormen deze ontwikkelingen een duivelse cocktail die een agressieve Amerikaanse buitenlandse politiek in de komende tijd zo goed als onvermijdelijk maakt.

VD AMOK