De nieuwe kernwapenstrategie van de Navo

Even waren ze weer in het nieuws, de Navo-kernwapens. Toen Rusland vorige week van de Navo-ministerraad de belofte kreeg, dat er bij uitbreiding van de Navo met Polen, Hongarije en Tsjechie over enkele jaren, in die landen geen kernwapens zouden worden geplaatst. Maar er is nog wel wat meer over te vertellen.

Kernwapens zijn uit de mode. Er wordt al jarenlang geen serieuze discussie over kernwapens gevoerd; de vredesbeweging komt niet meer op straat om de publieke opinie te alarmeren voor de gevaren van massavernietiging.

Die tanende aandacht is begrijpelijk. Sedert het einde van de Koude oorlog is het aantal strategische kernwapens, de lange-afstandswapens waarmee steden worden verpulverd, met duizenden stuks afgenomen. Er zijn onderhandelingen aan de gang tussen Rusland en de VS om dit aantal verder naar beneden te brengen. In 1995 werd een Non-proliferatie-verdrag afgesloten tegen de verspreiding van kernwapens, dit jaar volgde een uitspraak van het Internationaal gerechtshof dat stelde dat “de dreiging of het gebruik van kernwapens in het algemeen in strijd is met de regels die van toepassing zijn in het internationaal oorlogsrecht en meer in het bijzonder de beginselen van het humanitair oorlogsrecht’. En ten slotte volgde dit najaar de ondertekening van een verdrag waarin alle nucleaire testexplosies werden verboden.

Desalniettemin is de nucleaire slagkracht van de kernwapenstaten nog ruimschoots voldoende om de wereld vele malen in de as te leggen. Alleen al aan het Navo-opperbevel zijn enkele honderden kernwapens toegewezen, waaronder ballistische raketten en kruisvluchtwapens die vanaf onderzeeërs worden afgevuurd, raketten die door vliegtuigen worden gelanceerd en ‘gewone’ vrije val kernbommen.

Deze systemen worden beschreven als ‘substrategisch’, omdat ze een kleiner bereik hebben dan hun grotere broers op de intercontinentale raketten.

Al de substrategische wapens worden de laatste tijd ‘verbeterd’, dat wil zeggen kleiner en preciezer gemaakt. Daardoor zijn er minder nodig en kon hun aantal de afgelopen vijf jaar worden teruggebracht, van 1400 in september 1991 tot ongeveer 200 nu. De nieuwe ontwerpen passen ook beter in de herziene Navo-strategie voor de wereld van na de Koude oorlog, die straks in dit artikel wordt beschreven. Daarnaast zijn er nieuwe methodes van opslag ontwikkeld om ze minder kwetsbaar te maken.

Aan die ontwikkelingen doet ook Navo-lidstaat Nederland mee. Bij de Nederlandse kernwapentaak gaat het om Amerikaanse atoombommen die door Nederlandse F-16’s naar hun doel worden gevlogen. Deze bommen lagen jarenlang in een depot op de vliegbasis Volkel, maar deze bunker leek de laatste jaren leeg te zijn. Actievoerders die een kijkje gingen nemen, zagen geen teken van de vroeger zeer zware bewaking.

Dankzij onderzoekswerk van twee instituten, BITS (Berlin information centre on transatlantic security) en BASIC (British American security information council) weten we nu waar de bommen naartoe zijn. Volgens persberichten van de Amerikaanse luchtmacht werden op 13 september 1991 elf zwaar bepantserde ondergrondse opslagkamers opgeleverd op de vliegbasis Volkel. Het gaat om de zogenaamde ‘WS3 vaults’ (Weapons storage and security systems), en ze zijn ingebouwd in de betonnen vloeren van de versterkte vliegtuighangars van de F-16’s op Volkel. Bij het uitvoeren van een atoomaanval worden de bommen met een lift naar boven gebracht en onder de bommenwerpers gehangen.

Door deze methode van opslag wordt de vroegere kwetsbare transportfase van de bunker naar het vliegtuig overgeslagen. Zo wordt het risico van onverhoedse aanvallen en aanslagen van terroristen verminderd. De opslagplaatsen worden geacht ondoordringbaar te zijn voor minstens 30 minuten en zijn elektronisch beveiligd.

Deze verplaatsing van de bommen van de bunkers naar de nieuwe kelders heeft zich in het geheim afgespeeld in alle Navo-lidstaten die nog steeds de atoombomtaak voor de Navo verzorgen. Dat zijn naast Nederland: Duitsland, Turkije, Italië, België, Verenigd Koninkrijk en Griekenland.

Maar er is meer aan de hand dan het verstoppertje spelen met een aantal kernbommen. De regels volgens welke deze bommen worden ingezet, de Navo-doctrine, zijn sedert het einde van de Koude oorlog gewijzigd. Terwijl vroeger de nadruk lag op het flexibele antwoord, het nucleaire antwoord op het vermeende overwicht in conventionele wapens van het vroegere Warschaupact, worden nu plannen gemaakt om kernwapens te gebruiken:

  • tegen staten die nucleaire, biologische of chemische wapens ontwikkelen;
  • als stabiliserende factor in Europa;
  • als reserve-mogelijkheid tegen eventuele ‘wedergeboren’ militaire dreigingen.

Deze plannen worden uitgewerkt in een document, MC 400/1, dat op de Navo-raad van 3 juni 1996 is aangenomen. In dit document wordt de flexibiliteit van de Navo-kernmacht benadrukt, waarmee bedoeld wordt dat de doelen van de kernwapens snel veranderbaar moeten zijn. Volgens een systeem dat adaptive targeting capability heet, moet het mogelijk worden voor Navo-commandanten om tijdens een crisis op korte termijn sterk uiteenlopende doelen aan te wijzen, bijvoorbeeld op grond van de toestand op het slagveld.

Deze tijdsinkrimping roept ernstige twijfel op aangaande de mogelijkheid om onder alle omstandigheden de politieke controle over de militaire bevelvoerders tijdens een crisis te behouden.

Dit krijgt extra betekenis gezien wat er niet in MC 400/1 staat:

  • de Navo ziet niet af van de mogelijkheid om in een conflict als eerste gebruik te maken van kernwapens;
  • de Navo-doctrine stelt niet dat kernwapens de wapens van ‘laatste redding’ (last resort) zijn, alleen in uiterste omstandigheden inzetbaar.

Het ontbreken van zulke inperkingen doet vermoeden dat de doctrine ook potentiële vijanden op het oog heeft: namelijk landen die massavernietigingswapens ontwikkelen. De mogelijkheid wordt opengehouden om kernwapens preventief in te zetten tegen zulke landen, een optreden dat past in het Amerikaanse ‘contra-proliferatie beleid’.

De bedoeling is om een oorlog met de inzet van militaire middelen, inclusief het gebruik van kernwapens maar met het oog op beperking van de schade, te beëindigen onder voor de Navo acceptabele voorwaarden.

Daarnaast is de flexibele kernwapenmacht bedoeld om zo nodig nieuwe vijanden in het Oosten aan te pakken. Dat is vooral gevaarlijk in combinatie met de naderende uitbreiding van de Navo naar het Oosten met Polen, Hongarije en Tsjechië, volgens de plannen in 1997. De risico’s die deze uitbreiding met zich meebrengt, zijn in het recente publieke debat reeds breed uitgemeten. Er bestaat een aanzienlijke kans op interne of grensconflicten tussen de nieuwe lidstaten en de buitengesloten landen, of zelfs met Rusland. Het Russische leger is blijkens de militaire vakliteratuur in zeer slechte staat.

Reden voor de bevelhebbers om nu al te dreigen dat ze in een oorlog kernwapens zullen gebruiken ter compensatie van hun zwakte in conventionele wapens.

In combinatie met de bovengeschetste verandering in de Navo-kernmacht is dit een gevaarlijk en explosief mengsel. Het zou goed zijn om aan de hand van de nieuwe gegevens een openbaar debat te voeren. Er is in het verleden te veel verhuld over de kernwapenpolitiek van de Navo. Het is de hoogste tijd voor een stuk doorzichtigheid.

Trouw