De oorlog in Irak is nog lang niet voorbij. Ondanks wanhopige pogingen van de voorstanders van die oorlog om de overwinning uit te roepen, een positieve toekomst te voorspellen, dan wel de hele affaire dood te zwijgen, zorgt het conflict voor de ene na de andere crisis.
De officiële redenen om de oorlog te voeren zijn algemeen bekend en inmiddels afdoende ontmaskerd als een mengeling van leugens (over de Iraakse massavernietigingswapens), propaganda (de veronderstelde steun van het regime van Saddam Hoessein aan internationale terroristen) en valse voorwendsels (het brengen van democratie naar het Midden-Oosten).
De plannen voor de aanvalsoorlog waren al jaren van tevoren uitgewerkt door de neoconservatieve factie van de Amerikaanse regering, die door middel van het valse voorwendsel – het brengen van vrijheid en democratie – een reeks geopolitieke doelen nastreeft. Belangrijkste daarvan zijn controle over de olievelden (en daarmee indirecte controle op de oliebronnen van potentiële rivalen) en het verzekeren van een permanente militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten. Nederland steunde de VS en dus ook deze doelen vanaf de aanloop naar de oorlog. Ze deed dit op een bedenkelijke internationaalrechtelijke basis, en steunde daarna de Amerikaans bezettingspolitiek door een troepenmacht te sturen. Deze militaire steun werd in de eerste fase omschreven als een op basis van VN-mandaat werkende stabilisatiemacht die moest helpen bij een vreedzame overgang naar het nieuwe democratische Irak.
Ancien regime
We zijn inmiddels een jaar verder. Er is een proces op gang gebracht dat naar democratische verkiezingen moet leiden, een proces waar slechts een deel van de Irakese politieke stromingen bij betrokken is. Gedurende het afgelopen jaar zijn een interim-raad en nu een interim-regering geïnstalleerd onder de voorwaarden van de Amerikaanse bezettingsautoriteiten. Dit betekende dat de krachten in Irak die wilden dat de Amerikanen op zijn minst een vertrekdatum zouden aankondigen van al hun troepen, geen rol speelden. De toezegging van de VS, waar de Nederlandse regering zich ook op beroept, dat de voorlopige Iraakse regeringen de Amerikanen kunnen verzoeken om te vertrekken, is dan ook loos. De Amerikaanse troepen zullen nog vele jaren in Irak blijven, en zijn in feite een imperiaal garnizoen.
De voortgezette guerrillaoorlog vindt zijn basis in dit Amerikaanse beleid. Een guerrillacampagne kan tot op zekere hoogte gevoerd worden door geïsoleerde groepjes strijders die vertwijfeld proberen om doelen na te streven die slechts door kleine delen van de bevolking worden gesteund. Daaronder vallen bijvoorbeeld de paar honderd Al Qaeda strijders (en anderen) die naar Irak zijn gekomen, juist omdat de VS daar aanwezig zijn, alsook Ba’athisten die een herstel van het ancien regime willen. Maar guerrillaoorlog op de schaal die in grote delen van Irak gevoerd wordt, kan onmogelijk worden volgehouden zonder aanzienlijke steun van de bevolking. Dat hebben de Nederlandse troepen in de provincie Al-Moethanna provincie ook ondervonden.
Olievelden
De houding van de bevolking en haar politieke vertegenwoordigers verschilt naar gelang men de aanwezigheid van de Amerikanen en hun bondgenoten direct afwijst, dan wel een voorlopig nut ziet in hun aanwezigheid bij het manoeuvreren om politieke macht te winnen. Daarbij speelt de inschatting van de eigen toekomst een belangrijke rol. De sjiieten zien zichzelf als de toekomstige leidende politieke kracht, op basis van hun aantal: ze vormen 60% van de bevolking. Hun onderlinge meningsverschillen hebben veel te maken met het toekomstige leiderschap van de sjiitische politieke bewegingen en partijen. De concurrentie tussen ayatollah Sistani en de opstandelingenleider Al-Sadr is daar een uiting van. Daarnaast is er een belangrijke seculiere stroming die een regering op theologische grondslag afwijst.
De soennieten voorzien een toekomst waarin zij slechts een ondergeschikte rol spelen, met alle gevolgen van dien. Daarom is er grote steun onder de soennitische bevolking voor het gewapend verzet tegen de Amerikanen, die worden verdacht van plannen om de macht aan de sjiieten over te dragen.
De Koerden zien de Amerikanen als beschermheren en hebben geen moeite met de Amerikaanse aanwezigheid. Ze eisen een federaal Irak met garanties voor hun autonomie. Toegang tot de olie-inkomsten van de noordelijke olievelden is daarbij van groot belang. Die eis wordt afgewezen door de leidende sjiitische groeperingen.
Ondanks de verschillen tussen de verschillende bevolkingsgroepen hebben opiniepeilingen steeds weer uitgewezen dat de Amerikanen en hun bondgenoten door de overgrote meerderheid van de Iraakse bevolking als bezetters worden gezien. De consensus is dat ze binnen afzienbare tijd weg moeten.
Dat laatste standpunt wordt sterk in de hand gewerkt door de mislukte wederopbouwprogramma’s van de Amerikaanse bedrijven, die in de belangrijkste sectoren (energiecentrales, waterzuiveringsinstallaties) ver achterlopen op schema. De bedrijven die daar werkzaam zijn hebben grotendeels buitenlands personeel in dienst en veronachtzamen de grote Iraakse expertise die al aanwezig is. Slechts een klein percentage van de Amerikaanse economische hulpfondsen is daadwerkelijk gebruikt ten behoeve van de bevolking. Bij bedrijven zoals Halliburton is er sprake van absurde prijsopdrijving en corruptie. De Amerikanen handhaven hun privatiseringsplannen, waardoor Iraakse staatsbedrijven aan buitenlands kapitaal worden uitverkocht met alle negatieve gevolgen van dien voor de bevolking.
Wat hier tegenover staat is alleen de hoop op eerlijke verkiezingen. Dat is waar een deel van de Iraakse politieke stromingen op inzetten. Maar gezien de afkeer die de buitenlandse aanwezigheid oproept, valt het zeer te betwijfelen of de oorlog wordt stopgezet in de verkiezingsperiode.
Vietnamverleden
De gebeurtenissen in Irak zijn van groot belang voor de kansen van president Bush op herverkiezing op 2 november. Het Amerikaanse dodental heeft de duizend bereikt, de gewonden een meervoud daarvan. Voor een zittende president is de manier waarop de twijfelende kiezers (buiten zijn directe aanhang) naar de oorlog kijken, van groot belang. De directe betrokkenheid van de bevolking doordat familieleden gevaar lopen is kleiner dan in het verleden (zoals bijvoorbeeld in Vietnam) omdat er geen dienstplicht is. Het gaat dus veel meer om het vestigen van het beeld onder grote groepen stemmers dat de prijs die de VS betaalt, noodzakelijk is voor haar eigen veiligheid. Daarom is de valse koppeling tussen terrorismebestrijding en de guerrillaoorlog in Irak zo essentieel. De tweede politieke tactiek is om de aandacht af te leiden naar andere zaken: bijvoorbeeld het Vietnamverleden van democratische presidentskandidaat Kerry. En ten slotte probeert men een beeld van vastberadenheid te vestigen, los van welke inhoud dan ook. Het is mogelijk dat dit gaat lukken, omdat de belangrijkste media in de VS hieraan meewerken. Helaas biedt Kerry geen duidelijk alternatief aan voor Irak. Ook onder hem zullen de Amerikaanse troepen blijven.
Hoewel het debat over de Nederlandse troepen meer doordacht is, probeert ook de regering hier om de heikele kwesties heen te draaien. Centraal staat de veiligheid van de troepen, en niet het nut of de politieke legitimatie van hun aanwezigheid. Net als in de VS is dit het gevolg van binnenlandse electorale overwegingen. De keuze is in feite tussen blijven in Irak totdat een crisis (zoals een algemene opstand) een tussentijdse terugtocht afdwingt, dan wel blijven tot maart 2005 en hopen dat het niet uit de hand loopt. Dat men voor het tweede kiest (met zelfs een mogelijkheid tot verlenging) is een overtuigend bewijs van de Amerikaanse invloed in Den Haag.
VD AMOK