Irak: Overgang naar langdurige aanwezigheid

In Irak wordt op 30 juni een nieuwe fase in de bezetting ingeluid.

Het Amerikaanse bestuur, de Coalition Provisional Authority (CPA) zal formeel worden ontbonden en de macht overgedragen aan de begin juni benoemde interim-regering. Vervolgens zal deze regering verkiezingen voorbereiden voor een grondwetgevende vergadering, die niet later dan januari 2005 zal plaatsvinden. Daarna volgen de eerste normale verkiezingen voor eind 2005. Zodoende zal een eind komen aan de bezetting van Irak. Dat is althans de officiële voorstelling van zaken, die helaas door een groot deel van de Nederlandse politiek voor zoete koek geslikt wordt.

Maar op die officiële plannen is heel wat aan te merken. Het tweede concept van de VN Veiligheidsraadsresolutie (1) die de legitimatie van de overdacht moet vastleggen was vooral helder in wat er niet werd vastgelegd. De interim-regering heeft volgens deze tekst geen vetorecht op de inzet van de troepen van de coalitie, die vanaf 1 juli Multi-National Force zullen heten. Er wordt geen datum vastgelegd voor het vertrek van de buitenlandse troepenmacht: men voorziet alleen (paragraaf 10) in het aflopen van het mandaat zodra het politieke proces zoals beschreven in paragraaf 3 wordt afgerond. De datum van het aflopen van dat politieke proces is echter onduidelijk: het schema dat gebezigd wordt (waarin men spreekt van definitieve verkiezingen eind 2005, begin 2006) wordt niet bevestigd in de resolutie. Het valt te verwachten dat de totstandkoming van een grondwet in de loop van 2004 tot aanzienlijke vertraging kan leiden. Het in paragraaf 10 genoemde alternatief, het verzoek om beëindiging van het mandaat door de Transitional Government, kan alleen gedaan worden nadat er een Transitional Government is. Niet eerder dan januari 2005 dus. De procedure voor dit verzoek om beëindiging – het gaat alleen om een niet-verplichtend verzoek – wordt vermoedelijk aan de Veiligheidsraad gedaan. Daar kan de VS vervolgens haar veto uitoefenen.

Over de al eerder doorgevoerde decreten van de CPA die het mogelijk maken voor buitenlandse ondernemingen om Iraakse staatseigendommen op te kopen wordt niet gerept.
Er is ook een aantal belangrijke zaken die buiten de conceptresolutie valt of waar zeer vaag naar verwezen wordt. Bijvoorbeeld de vrijwaring van coalitietroepen van straf voor eventuele misdaden en de vraag of de Geneefse conventies van toepassing zijn op deze troepen (van belang gezien de recente martelaffaires in onder meer de gevangenis van Aboe Ghraib) (2)
Daarnaast het bevel over de op te richten Iraakse strijdmacht en de kwestie van het bevel en de verantwoordelijkheid voor de huurlingen in dienst van onder meer het VS leger. (3)

De doelen
De ‘machtsoverdracht’, in andere woorden, is allesbehalve dat. De samenstelling van de interim-regering doet ook vermoeden dat er weinig gaat veranderen. De sjiitische premier, Iyad Allawi, heeft nauwe banden met de Amerikaanse regering. Een aantal sleutelposten wordt vervuld door leden van de bestaande voorlopige raad, die door de Amerikaanse ‘gouverneur’ Bremer zijn aangesteld. Hoewel voor het presidentschap werd gekozen voor de soenniet sjeik Al-Yawar in plaats van de Amerikaans-gezinde Adnan Pachachi is dit toch eerder een symbolische keuze: de president heeft veel minder te zeggen dan de premier. Zo’n doorzichtige opzet, die de indruk moet geven van een werkelijke overgang maar in feite een voortgezette sterke invloed van Amerikaanse politieke krachten garandeert, werpt de vraag op van het waarom? Welke belangen zijn er gediend met een semipermanent verblijf van de Amerikaanse troepen en hun bondgenoten in Irak?

De propaganda van de Amerikanen, die in Nederland door opiniemakers vaak herhaald is het afgelopen jaar, heeft een belangrijke verschuiving in prioriteiten ondergaan. Ging het eerst om het opsporen van de niet-bestaande Iraakse massavernietigingswapens, nu is het van belang om orde en rust te brengen in een gevaarlijk en onrustig deel van de wereld. Irak is een bron van terrorisme, om die te bestrijden is een langdurige bezetting noodzakelijk, die moet leiden naar een democratische regering, aldus de VS-regering en haar bondgenoten en medestanders.
Daarbij wordt zelden de term ‘strategische oliebelangen’ in de mond genomen: men erkent dat olie van belang is in het gebied, maar legt slechts af en toe de connectie tussen die belangen en het gevoerde beleid. Dat is hoogst merkwaardig: de relatie tussen stabiliteit in het Midden-Oosten en de olieprijs wordt immers steeds weer aangetoond, nog het laatst bij de aanslagen in Saoedi-Arabië. De landen die de oliebronnen en transportroutes voor de export van olie beheersen (zoals bijvoorbeeld een pro-Amerikaans Irak zou doen), spelen een beslissende rol in de politiek van de regio en kunnen grote invloed op de afnemende landen uitoefenen. Daarbij gaat het niet alleen om Europa maar ook om Japan en China.
Het was niet de oorspronkelijke bedoeling dat een aanzienlijke VS-troepenmacht de bewaking van de Iraakse olievelden op zich zou nemen. In plaats daarvan moest volgens de blauwdruk van de neoconservatieve vleugel van de Amerikaanse machthebbers een VS-vriendelijke regering aan de macht worden gebracht. Deze plannen zijn echter het afgelopen jaar door de werkelijkheid ingehaald.
Bovenop of naast dit eenvoudige economische overheersingsconcept, stond het ideologische plan dat zo veel verwarring heeft geschapen. Dat is het idee (wederom vooral afkomstig uit neoconservatieve kring in de VS) dat er een grootscheepse omwenteling in het Midden-Oosten kon worden bewerkstelligd door de invasie van Irak. De nieuwe democratische regering zou tevens dienen als een belangrijke factor om de rest van de regio onder controle te krijgen. Achterliggende motivatie, van cruciaal belang voor het verwerven van publieke steun in de VS en bij sommige bondgenoten, was de dreiging van terroristische aanslagen en het niet bestaande verband dat tussen de aanslag op 11 september en Irak werd gelegd. Een groot deel van de Amerikaanse publieke opinie nam dit aan als vaststaand feit, waarmee de binnenlandse legitimatie in de VS was vastgelegd.

Amerikaanse beleidsverschuivingen
Het is onwaarschijnlijk dat de Amerikaanse elite en haar bondgenoten de oorspronkelijke doelen hebben laten vallen. Wel wordt het beleid steeds bijgesteld en wordt alles bekeken in het licht van de presidentsverkiezingen. Dit betekent echter niet noodzakelijkerwijs een beleidswijziging, onder Bush of Kerry.
Ondanks de bijzonder grote tegenvallers voor de VS, die allen afgeleiden zijn van het groeiende Iraakse en internationale verzet tegen de Amerikaanse aanwezigheid, is er nog steeds geen doorslaggevend bewijs dat de bezettingsmacht binnen afzienbare tijd vertrekt. Een deel van de Iraakse politiek gaat hier wel van uit, vermoedelijk omdat ze geen alternatief zien. Een ander deel van de Iraakse oppositie gelooft het pas als het gebeurt en voert onophoudelijk oorlog tegen de bezettingsmacht. Onder de laatsten kunnen de opstandige groepen in de Soennitische driehoek worden geteld, plus de sjiitische radicalen van Ayatollah al-Sadr. De belangrijkste sjiitische groeperingen zoals de SCIRI en de Da’awa proberen de strijd te dempen in de afwachting dat ze uiteindelijk toch aan het langste eind trekken. De Koerden willen dat de Amerikaans troepen permanent blijven, omdat ze deze zien als een garantie voor hun eigen veiligheid.
Voor de Amerikaanse regering en haar bondgenoten (waarvan de Britten de belangrijkste zijn) is er een probleem van formaat: hoe kan je de indruk geven dat je vertrekt terwijl je dat geenszins van plan bent? Voor president Bush speelt bovendien een uitermate cruciale zaak mee: de Amerikaanse verkiezingen van november, waar ook zijn herverkiezing op het spel staat. Het gevangenis martelschandaal, dat eind april in de publiciteit kwam, heeft het percentage van de Amerikaanse bevolking dat vertrouwen heeft in zijn Irak beleid, verder doen dalen.

Dit falen, samen met de opstanden onder de soennieten en de sjiieten van april, heeft een heroverweging van het beleid afgedwongen. Dat betekende in de eerste instantie het aanwijzen van zondebokken. Van het gevangenispersoneel werden met zeer grote snelheid de uitvoerders van de martelingen, met de laagste rang, in staat van beschuldiging gesteld. Het is echter de vraag of het uitgebreide onderzoek van verschillende Amerikaanse instanties, waaronder het Congres, het daarbij kunnen laten. Voor de hand ligt dat bijvoorbeeld minister van defensie Rumsfeld, als hoogstverantwoordelijke en bovendien een belangrijke steunpilaar van de neoconservatieve vleugel van de VS-politiek, ook wordt aangeklaagd. Dat is zeker een aantrekkelijke optie als daarmee ook het publieke vertrouwen in de Irak politiek kan worden herwonnen.
Dat betekent geenszins dat het vertrek van de Amerikaanse troepenmacht op komst is. Wel wordt gezocht naar manieren om de blootstelling van die Amerikaanse troepen aan geweld te verminderen. Om electorale redenen moet het doden en gewondencijfer omlaag. Dat kan door een proces van ‘Irakisering’, dat precies hetzelfde nastreeft als de ‘Vietnamisering’ van de jaren zeventig: namelijk het omlaag brengen van de aantallen Amerikaanse doden en gewonden, bijvoorbeeld door het aantal patrouilles en verkenningen te verminderen. Er zijn tekenen dat dit proces is ingezet: begin juni verscheen een bericht in de pers dat militaire bevelhebbers in Irak hun prioriteiten zouden verleggen van offensieve operaties naar het beschermen van economische installaties en het opleiden van het Iraakse leger. (4)

Tegelijkertijd is de installering van de Iraakse interim-regering een manier om een gunstige politieke indruk naar de bondgenoten te wekken, die men immers nu nodig heeft. Dit politieke proces heeft zo haar grenzen. Die liggen op het punt van het organiseren van de al eerder genoemde verkiezingen. Die kunnen immers een ‘verkeerde’ uitslag geven, een regering die de bezettingsmacht zo snel mogelijk wil verwijderen. Dat punt wordt echter pas bereikt na de Amerikaanse presidentiële verkiezingen. Voor de periode daarna wordt niets cruciaals over terugtocht vastgelegd in het concept van de VN-resolutie over Irak. Er is voldoende vaagheid ingebouwd om een lang verblijf te legitimeren. Of de toekomstige Iraakse regering of de bevolking dat zullen aanvaarden is een tweede.
De Amerikaanse opstelling is niet verrassend: President Bush heeft herhaaldelijk gezegd dat de bezettingsmacht er voor jaren zou moeten blijven. Om het menskrachtprobleem van het Amerikaanse leger dat daardoor zou ontstaan, op te lossen, ligt in het Congres al een stuk wetgeving klaar voor herinvoering van de dienstplicht. (5) Deze maatregel zou, gezien de grote impopulariteit, pas in het voorjaar van 2005, veilig na de herverkiezing van de president, worden aangenomen.

De NAVO-optie
Om voor deze manoeuvre voldoende politieke steun te krijgen in zowel binnen als buitenland, vinden een reeks onderhandelingen plaats over de omvang en invloed van de buitenlandse macht. De VN-resolutie moet de gewenste legitimatie geven, terwijl Amerikaanse bondgenoten, wellicht aangevuld met troepen afkomstig uit islamitische landen (Pakistan en Bangladesh zijn genoemd), voor het bezettingsgarnizoen moet zorgen.
De Britse kijk op die structuur werd uiteengezet in een memorandum, afkomstig van het Britse ministerie van buitenlandse zaken. Een deel van de Britse regering dat het kennelijk oneens is met de verlenging van het Britse verblijf in Irak lekte via de Sunday Times (6) een memo waarin de toekomstige bezettingsstructuur uiteen wordt gezet. (zie kader onderaan dit artikel)
Irak wordt blijkens dit memorandum militair-operationeel gezien verdeeld in een ‘Amerikaanse’ noordelijke helft en een ‘NAVO’ zuidelijke helft. De strijdkrachten van zowel de Amerikaanse coalitiegenoten als de stabilisatiemacht waaronder Nederland tot nog toe viel, worden in een gecentraliseerde bezettingsmacht omgetoverd, die in de concept VN-resolutie wordt beschreven als de Multi-National Force. De zuidelijke helft zal onder het ARRC NAVO-hoofdkwartier vallen, onder Britse leiding. Het Britse gebied in het zuiden zal worden uitgebreid naar het noorden, zodat de heilige steden Najaf en Kerbala ook in het NAVO-gebied vallen. De anonieme schrijvers van het Britse document weten heel goed waarom dit moet gebeuren: het gaat om het inbinden van de VS-troepen: Bij elk van deze opties moeten we daarmee onze invloed op de Amerikaanse militaire beslissingen zo groot mogelijk maken, zodat we op strategisch of operationeel niveau Amerikaanse acties kunnen tegenhouden, die onze doelstellingen in gevaar kunnen brengen. (7). Kortom, als de VS-troepen met hun bijzonder harde aanpak van de bevolking doorgaan, dan liever alleen in het noorden, waar de bondgenoten geen last hebben van de onvermijdelijke represailles en wraakacties vanuit het Iraakse verzet.
Als de Nederlandse troepen blijven, zullen ze dus deel uit gaan maken van deze zuidelijke krijgsmacht, die op zijn beurt deel zal uitmaken van de bezettende strijdmacht, de in de VN-resolutie genoemde Multi-National Force (MNF), onder Amerikaans opperbevel. De fictie van een aparte stabilisatiemacht, die met andere taken in Irak opereert dan de coalitie, wordt dus verlaten.
Mochten de soldaten van deze MNF zich misdragen (gezien de gebeurtenissen in de Aboe Ghraib gevangenis niet denkbeeldig) dan zullen ze alleen door hun eigen opperbevel gestraft worden, niet door de Iraakse autoriteiten. (8)
De Iraakse interim-regering heeft volgens het concept tekst van de VN-resolutie bovendien buiten enige consultatie niets te zeggen over de inzet van de buitenlandse troepen op haar eigen grondgebied. In een gezamenlijk overleg zal de inzet misschien besproken worden, maar vervolgens zal de MNF naar eigen goeddunken optreden. Het is uiteraard absurd om deze situatie te omschrijven als een overdracht van ‘controle’ of ‘soevereiniteit’, zoals dat helaas al maanden wordt gedaan in de gedrukte media in Nederland.

Andere wegen
Zelfs voor de mensen die tegen de oorlog waren, lijkt het niet onredelijk dat buitenlandse troepen in Irak niet onmiddellijk weggaan, zoals vastgelegd in de voorlopige Veiligheidsraadresolutie. Maar daarmee ontkennen ze een evident gegeven: het is juist de voortgezette aanwezigheid van vooral Amerikaanse troepen die de oppositie ertegen aanwakkert en aanslagen aantrekt. Terroristische groeperingen rekruteren honderden nieuwe jonge radicale jihadisten, enkel met het oog op inzet in Irak. De bezetters zelf zijn de allerbeste rekruteringsergeant voor deze groeperingen. De Iraakse bevolking zwijgt of doet zelfs mee aan de aanslagen. Ze zien immers het spookbeeld van een permanente bezetting voor zich, gelegitimeerd door een vage VN-resolutie en een interim-regering die onder belangrijke Amerikaanse invloed staat. De enige manier om die onduidelijkheid op te heffen is door een vertrekdatum aan te kondigen en desnoods gefaseerd, een begin maken met de terugtrekking. Dat is niet een voldoende voorwaarde voor ene oplossing, maar wel een noodzakelijke.

Noten:
1. http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/middle_east/3768769.stm
2. Adam Roberts in Guardian 25 mei 2004: Iraqis lose right to sue troops over war crimes
3. Het gaat om minstens 20000 man, Trouw 25 mei 2004
4. International Herald Tribune 01 juni 2004
5. http://congress.org/congressorg/issues/alert/?alertid=5834001&content_dir=ua_congressorg
6. Sunday Times 23 mei 2004
7. Vertaling tekst van document, afgedrukt in Sunday Times 23 mei 04
8. The Observer Sunday May 23, 2004: Iraqis lose right to sue troops over war crimes

VD AMOK

Sunday Times: British fears on US tactics are leaked
David Cracknell, Political Editor
Vertaling van gelekt document van Britse Foreign and Commonwealth Office

– Vertrouwelijk –
Memo inzake Irak
Inleiding
1. Dit memo geeft een samenvatting van ons strategische doel in Irak, de problemen waar we voor staan en de strategie die nodig is om die problemen te overwinnen, tot en voorbij het moment waarop een volwaardig soevereine Iraakse Interim-regering op 30 juni de macht overneemt.
(…….)
8. Meer in het algemeen zal het profiel van de coalitietroepen vanaf 1 juli moeten worden teruggedrongen en zullen Irakezen zoveel als mogelijk is op de voorgrond moeten komen, met name tijdens patrouilles en politiewerk.
9. We moeten onze inspanning verdubbelen om de Amerikanen tot een verstandige en gevoelige benadering met militaire operaties te brengen. Tot op het hoogste niveau lijkt de boodschap te zijn doorgedrongen, maar in de lagere rangen wordt daaraan niet altijd gevolg gegeven.
10. Het ministerie van Defensie onderzoekt verschillende opties om Zuid-Irak te versterken. Enerzijds gaat het om het opzetten van een drie sterren hoofdkwartier (ARRC HQ), met een gevechtsgroep om manoeuvreerruimte moet creëren, dat de verantwoordelijkheid krijgt voor zowel het centrale als het zuidoostelijke gebied, anderzijds om met inzet van grondtroepen de provincies Najaf en Quadissiyah over te nemen en zo het MND(SE) gebied uit te breiden waar Britse troepen de Amerikanen opvolgen die op dit moment – tijdelijk – de taken vervullen van de vertrokken Spanjaarden. Bij elk van deze opties moeten we daarmee onze invloed op de Amerikaanse militaire beslissingen zo groot mogelijk maken, zodat we op strategisch of operationeel niveau Amerikaanse acties kunnen tegenhouden, die onze doelstellingen in gevaar kunnen brengen.
11. We moeten de druk op de omringende landen, in het bijzonder Syrië, handhaven inzake veilige grenzen. Er zijn vorderingen geboekt in de gesprekken met Iran over het realiseren van grensposten – een voortgang die bedreigd kan worden als de VS doorgaan met het uitzetten van Iraanse diplomaten voor de machtsoverdracht (we hebben stappen gezet om dit tegen te gaan). Een team met deelnemers uit beide regeringen, onder leiding van Edward Chaplin, onze aanstaande ambassadeur in Irak, heeft enige vooruitgang geboekt in het overleg met Syrië.
12. We hebben nauw contact gehouden met onze coalitiepartners, via regelmatige conferenties over zowel militaire als politieke aspecten voor de landen die troepen leveren voor MND(SE). De VS hebben intussen de brede behoefte aan overleg onderkend en organiseren op 20 mei in Washington een topontmoeting voor alle coalitiepartners.
Het politieke proces.
(….)
14. We moeten zorgen dat de onderhandelingen over een nieuwe Resolutie van de Veiligheidsraad succesvol zijn afgerond, idealiter voor de festiviteiten rond de herdenking van D-Day (6 juni), wat ons enige greep geeft op Frankrijk. De kansen daarvoor lijken redelijk positief. De sleutel is voldoende aandacht voor de veiligheidsstructuur van na de machtsoverdracht en in het bijzonder de verhouding tussen de multinationale strijdkrachten en de Voorlopige Iraakse regering. Het is duidelijk dat de multinationale troepen alleen met de volledige instemming van de voorlopige Iraakse regering zullen kunnen optreden; dat de Iraakse troepen daarvan geen deel kunnen uitmaken, maar operationeel wel onder het commando vallen; en dat de voorlopige Iraakse regering effectief een veto heeft over grote operaties. We moeten de VS nog binden aan een tekst, die op deze principes gebaseerd is. Maar als dat lukt, en we vervolgens Frankrijk, Duitsland en Rusland een eerlijke kans bieden hun visie op de ontwerptekst te geven, lijken de kansen goed. Dit vraagt om grondig overleg met de VS op hoog niveau.
(…….)