Kernwapens verdelen NAVO een beetje

In zes NAVO-lidstaten, waaronder op de Nederlandse luchtmachtbasis Volkel, liggen nog steeds Amerikaanse kernwapens opgeslagen en worden nog steeds onderdelen van de luchtmacht opgeleid om die bommen te gebruiken.

Recentelijk heeft de NAVO haar kernwapendoctrine opgepoetst. Daarbij kon niet verhuld worden dat er barstjes in de korst ontstonden. Enkele NAVO-leden willen de functie van kernwapens in de militaire strategie verkleinen. Maar dat is niet gelukt en kan de wereldwijde politiek van non-proliferatie bedreigen.

Het had wellicht voor de hand gelegen om na het einde van de Koude Oorlog en het tot stand komen van een reeks nucleaire ontwapeningsverdragen af te zien van de optie om kernwapens te handhaven. Sterker nog, in een in 1996 afgegeven uitspraak van het Internationale Gerechtshof, wordt dit type wapens illegaal genoemd.
In het al langer bestaande Non-Proliferatie Verdrag (NPV), ondertekend door alle NAVO-lidstaten, wordt zelfs plechtig beloofd dat men zal streven naar nucleaire ontwapening. Het voortbestaan van de nucleaire slagkracht van de NAVO is dan ook in de ogen van een groot deel van de wereld in flagrante tegenspraak met de bedoeling van de ondertekende verdragen.

Doctrine en persbericht
Die foute opstelling werd ook voortgezet op de NAVO-top in Washington, eind april jl., waar de strategie van de NAVO in het algemeen en de nucleaire doctrine in het bijzonder, werd geherformuleerd. Uit het Strategische Concept, het beleidsdocument waarvan een nieuwe versie tijdens de top werd aangenomen blijkt dat de NAVO onverminderd vasthoudt aan kernwapens als centraal onderdeel van haar militaire slagkracht, inclusief de kernwapentaak van Nederland en daarmee de kernbommen op Volkel. (1)
In het tegelijkertijd door de NAVO uitgebrachte perscommuniqué (NAC-S(99) 64, 24 april 1999) worden nieuwe stappen aangekondigd, waaronder het bestuderen van opties voor nucleaire ontwapening. (2) Volgens een anonieme woordvoerder van de NAVO zal deze taak aan de High Level Group worden toevertrouwd. Dit is een bestaande werkgroep die adviezen formuleert voor de Nuclear Planning Group, waar nucleaire strategie wordt besproken.
In een verslag van de NAVO-top in de Tweede Kamer op 26 april 1999 beloofde minister Van Aartsen te werken aan vertrouwenwekkende maatregelen in de lijn zoals de Tweede Kamer dat wenst. (3)

Openbaar meningsverschil
De merkwaardige verschillen tussen het document en het perscommuniqué weerspiegelen een meningsverschil tussen de VS, en Duitsland en Canada over de nucleaire doctrine van de NAVO. Deze strijd werd tussen de herfst van 1998 en de lente van dit jaar uitgevochten.
In juni 1998 had een aantal staten onder de noemer Nieuwe Agenda Coalitie hun ernstige zorgen over de stagnering in nucleaire ontwapening uitgesproken en gepleit voor verdergaande maatregelen. Het ging dit keer niet om de bekende niet-gebonden landen die kritiek hebben op het beleid van de kernwapenstaten, maar om een coalitie waar Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland, Egypte, Zweden, Ierland en anderen deel van uitmaakten. Toen die kritiek werd omgezet in een resolutie in de Verenigde Naties in november 1998, was dit reden voor twaalf van de (toenmalige) zestien NAVO-lidstaten om zich te bezinnen door zich van stemming te onthouden. Alleen de VS, Engeland, Frankrijk en Turkije stemden tegen. Aangezien het gebruikelijk is voor de kernwapenstaten en hun bondgenoten (dus ook de NAVO) om tegen zulke resoluties te stemmen, kan men spreken van een opmerkelijke gebeurtenis.

Tegen gebruik als eerste
Tegelijkertijd begonnen Duitsland en Canada een openbaar debat over het no first use-principe. Ze wilden dat de NAVO in haar nucleaire beleid afstapte van het eventueel als eerste gebruiken van kernwapens. Daartoe is de NAVO verplicht als gevolg van afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Non-Proliferatie Verdrag. Maar het Atlantische bondgenootschap handhaaft nog steeds de optie om kernwapens als eerste te gebruiken. Het was het principe waar volgens de Duitse minister van buitenlandse Zaken Fischer (van de Grünen) aan getornd mocht worden. Hevig geschrokken door dit vloeken in de nucleaire kerk, lanceerden de drie NAVO-kernwapenstaten (VS, Groot-Brittannië en Frankrijk) een diplomatiek tegenoffensief om de schade te beperken. In februari 1999 verdween het debat uit de openbaarheid en eind april werd duidelijk waarom. De toezegging van de NAVO als geheel om in ieder geval te praten over opties voor vertrouwenwekkende maatregelen, zoals dat in het perscommuniqué werd geformuleerd (zie noot 2).
Indien deze verklaring ooit meer moet worden dan wat vage beloften, zal er de komende maanden meer druk op de betrokken regeringen moeten worden uitgeoefend. Voor een deel is die druk er al, van de Nieuwe Agenda Coalitie en de tientallen andere ondertekenaars van het Non-Proliferatie Verdrag die het faliekant oneens zijn met het nucleaire beleid van de NAVO (dus ook dat van Nederland) en bij meerdere gelegenheden hun ontstemming daarover hebben uitgesproken.

Belangrijke bijeenkomst
In april 2000 moet het NPV geëvalueerd worden. Men zal kijken of de afspraken over proliferatie van kernwapens en nucleaire ontwapening ook daadwerkelijk worden nageleefd. Voor alle activisten die actief zijn tegen kernwapens is dit een belangrijke bijeenkomst. Duidelijk zal worden of de ondertekenaars nog geloof hechten aan de beloftes van de kernwapenstaten of dat ze ervanuit gaan dat die niets te betekenen hebben. Het voortbestaan van een nog steeds tot de tanden bewapende nucleaire wereld zal dan tot ernstig gevolg hebben dat een aantal landen besluit dat ze uit het non-proliferatie verdrag stappen en zichzelf ook nucleair bewapenen.

Noten:
1. In paragraaf 62 van het Strategisch Concept (NAC-S(99 (65) 24 April 1999) staat: “De uiteindelijke garantie van de veiligheid van de geallieerden wordt gegeven door de strategische atoomstrijdkrachten van de Alliantie …”
In paragraaf 63 staat: de “Alliantie handhaaft adequate nucleaire strijdkrachten in Europa” en in paragraaf 64: deze “zullen bestaan uit ‘dual-capable‘ vliegtuigen en een klein aantal Trident-atoomkoppen van het Verenigd Koninkrijk”.
2. In paragraaf 32 van het door de regeringsleiders uitgebrachte communiqué staat: “Alle bondgenoten zijn ondertekenaar van de centrale verdragen verbonden aan ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens, het nucleaire Non-Proliferatie Verdrag, de Biologische en Giftige Wapens Conventie en de Chemische Wapens Conventie, en zijn gebonden aan de volledige uitvoering van deze verdragen.” En: in “het licht van de algemene strategische ontwikkelingen en de verminderde rol van kernwapens, zal het bondgenootschap opties beschouwen voor vertrouwen- en veiligheidsbevorderende maatregelen, verificatie, non-proliferatie en wapenreducties en ontwapening. De Raad in permanente vergadering bijeen zal in december aan de ministers een proces voorstellen om zulke opties te bekijken. De verantwoordelijke NAVO-lichamen zouden dit moeten uitvoeren.”
3. Van Aartsen zei: “verdere opties op het gebied van non-proliferatie, wapenbeheersing, verificatie en vertrouwenwekkende informatie zullen worden besproken, zulks ook in lijn met de motie Koenders/Hoekema (21 april 1999, 26.600 V nr. 66).” Deze motie verzoekt de Nederlandse regering om “zich zo actief mogelijk in te zetten voor een initiatief in NAVO-kader dat identificeert hoe de NAVO kan bijdragen aan versterking van het NPV, waarbij de aangekondigde discussie over actualisering van de nucleaire strategie en de politiek-militaire rol van kernwapens, alsmede versterking van bestaande wapenbeheersingsregimes betrokken worden”.

VD AMOK