Neutrale ambtenaar was bepalend

Heeft Hannah Arendt inderdaad, zoals Ger Groot schrijft (Letter & Geest, 27 april), het karakter van SS-Obersturmbannführer Eichmann verkeerd begrepen?

Het doet weinig ter zake voor de stelling van Arendt of Eichmann een overtuigde antisemiet was of een onbenullige ambtenaar. Voor haar was de zogenaamde neutraliteit van de ambtenaar cruciaal. Beslissend was het door laten draaien van de machinerie. Dat moest zo probleemloos mogelijk gebeuren, waarbij essentieel was dat duizenden ambtenaren ieder hun eigen deel volbrachten. Dat was de ‘banaliteit van het kwaad’. De slotfase van het kwaad, de massamoord zelf, was niet zichtbaar in het grootste deel van het proces.
De verantwoordelijkheid voor de gruwelijkheid aan het einde was de ambtenaren afgenomen; ze hoefden niet na te denken over de gevolgen van het handelen. Dat handelen zou echter hetzelfde blijven, of men nu antisemiet was of niet. Dat is dan ook de kern van het betoog van de Poolse socioloog Zygmunt Bauman, die na Arendt stelde dat de Holocaust-machinerie niet een reactionaire, barbaarse terugval van de beschaving was, maar juist een gevolg van de moderniteit.
De vernietigingsmachinerie van de Holocaust is volgens Bauman vergelijkbaar met het moderne productieproces: gebaseerd op arbeidsdeling, overzichtelijke en kleinschalige verantwoordelijkheden en een rigoureus vasthouden aan het opvolgen van de vastgestelde regels en autoriteit. Die verklaring heeft bijzonder pijnlijke implicaties, omdat die het unieke karakter van het proces ter discussie stelt. Anders gezegd, het zou in combinatie met een proces van systematische uitsluiting van mensen weer kunnen gebeuren.

Trouw