Vandaag vertrekken er weer Nederlandse soldaten naar Irak. Verbijsterend dat de Kamer zulke grote risico’s neemt, aldus Karel Koster en Jan Schaake.
Dezer dagen vertrekt de hoofdmacht van de Nederlandse bijdrage aan de Stabilisation Force Iraq. Vlak voor het reces stemde de Tweede Kamer (met uitzondering van SP, GroenLinks en een paar dissidenten van PvdA) in met de uitzending van 1100 militairen naar Irak, om daar deel uit te maken van de Amerikaanse-Britse bezettingsmacht. De lessen van Srebrenica in acht nemend keek de Kamer vooral naar de veiligheid van de eigen troepen en de garanties dat ze in geval van nood te hulp geschoten worden. Er had wat meer aandacht besteed mogen worden aan de politieke omstandigheden waaronder de troepen hun werk zullen moeten doen. Vooral gezien het gestaag oplopende dodental van Amerikaanse en Britse troepen en hun Iraakse belagers.
Op 16 juli erkende generaal Abizaid, militair bevelhebber in Irak, in Washington DC dat er sprake is van een guerrilla-oorlog in Irak. Her en der trekt men de vergelijking met het Vietnam-moeras van de jaren zestig van de vorige eeuw. Senator McCain, voormalig Republikeins presidentskandidaat en zelf Vietnam-veteraan, uitte zijn bezorgdheid al in het openbaar. Het percentage Amerikanen dat denkt dat het slecht gaat in Irak is tussen mei en begin juli gestegen van 13 naar 42 procent. Het is dan ook geen wonder dat de Amerikaanse beleidsmakers graag meer troepen van de bondgenoten aantrekken om de risico’s te delen.
Een bonte verzameling van landen, waaronder Nederland, heeft 12.000 man toegezegd als ondersteuning voor de 148.000 Amerikanen. Maar het zijn er niet genoeg en de Amerikanen willen er nog eens 20.000 voor oktober. Door de weigering van de belangrijkste bondgenoten (Duitsland, Frankrijk en India) om zonder VN-mandaat troepen te leveren, wordt de druk op het Amerikaanse leger nog groter. Amerikaanse soldaten deden hun beklag al in tv-interviews.
NAVO secretaris-generaal Robertson heeft ook al verklaard dat het Atlantische bondgenootschap geen verdere bijdrage zou leveren. De Brits-Amerikaanse bezettingsmacht zal in Irak blijven totdat er verkiezingen zijn gehouden en een democratische regering wordt geïnstalleerd. Dat zal volgens optimistische inschattingen niet eerder dan in 2004 gebeuren. De Democratische presidentskandidaten voor de verkiezingen van volgend jaar zijn ook al bezig een kritischer positie in te nemen tegenover president Bush.
Er heerst grote bezorgdheid onder de politieke leiders die deze situatie hebben bewerkstelligd door het voeren van een illegale oorlog die niet door de Veiligheidsraad gesteund werd. De reden om de oorlog te voeren, de vermeende onmiddellijke dreiging van Iraakse massavernietigingswapens, wordt door een steeds groter deel van de westerse publieke opinie gezien als een propagandatruc. Deze feiten zijn relevant voor het gebrek aan enthousiasme om nu mee te doen, te meer vanwege de politieke situatie in Irak, die immers inhoudt dat de VN een marginale positie innemen en de bezettingsautoriteiten van de Coalitie – de facto de Amerikaanse ‘gouverneur’ Bremer – alle macht houden.
Dat laatste is van groot belang, omdat de enige kans om het verzet te dempen, ligt in het installeren van een autonome en democratische Iraakse regering . De nu geïnstalleerde regeringsraad is een beperkte stap in die richting, maar moet vooral worden gezien als een concessie van Bremer om de steeds fellere oppositie tegemoet te komen. De guerrilla beperkt zich nog steeds grotendeels tot het soennitische deel van het land, maar het geduld van de sjiieten is niet oneindig.
De SCIRI, de belangrijkste vertegenwoordiger van de sjiitische gemeenschap (60 procent van de bevolking) neemt deel aan de raad, maar moet naar haar achterban met resultaten komen, vooral in het proces naar een grondwetgevende raad. Van groot belang voor de bevolking is immers het uitspreken begin juli van een fatwa, een heilig decreet, door de groot-ayatollah Sistani, een gezaghebbend religieus leider die heeft verklaard dat het selecteren van de leden van een grondwetgevende raad door de bezettende macht, ‘onacceptabel’ zou zijn. Conflicten zijn onvermijdelijk als ‘gouverneur’ Bremer een controlerend veto handhaaft op dit proces. Die uitspraak van zo’n gezaghebbend religieus leider is ook van groot belang voor de veiligheid van de Nederlandse troepen, omdat ze terecht komen in een sjiitisch gebied.
Robert Soeterik, Midden-Oosten deskundige die in de Kamer werd ondervraagd over de politieke situatie in Irak, zei dat de ‘grootste inschattingsfout is te denken dat de huidige afwachtende houding van de Iraakse bevolking iets zegt over de nabije toekomst’. Het heikele punt van de invoering van een nieuwe grondwet, waar de politieke invloed van de sjiieten wordt vastgelegd, zou een wijziging in die houding teweeg kunnen brengen. Dat wil zeggen, een eind maken aan de relatieve rust in de provincie Al Muthanna, daar waar de Nederlandse troepen naartoe gaan.
Juist in het sjiitische zuiden ligt deze zaak bijzonder gevoelig. Hier oefende Saddam Hoessein een bloedige onderdrukking uit om elk uitzicht op politieke macht van de sjiieten in de kiem te smoren.
Het Amerikaanse falen om de gebrekkige water- en energievoorziening te herstellen in de zeer hete Iraakse zomer, versterkt de oppositie onder de Iraakse bevolking tegen het bezettingsregime. De bevolking maakt beslist geen onderscheid tussen de Amerikaanse en Nederlandse bezettingsmacht. Het is verbijsterend dat de meerderheid van de Kamer bereid is dergelijke risico’s te lopen. Zoals voor de Amerikanen de herinneringen aan Vietnam worden opgehaald, zo ligt het voor de Nederlandse publieke opinie voor de hand zich te bezinnen op de onkundige politieke besluitvorming die voorafging aan de uitzending van Nederlandse troepen naar Srebrenica.
Medeauteur: Jan Schaake (Platform tegen de Nieuwe Oorlog)
De Volkskrant