Verdachte granaten

In het verslag (NRC Handelsblad, 20 oktober) over de vondst door Nederlandse troepen van verdachte granaten in Irak staat een verwarrende slotzin.

U schrijft “De VS en Groot-Brittannië hebben de aanwezigheid van deze wapens aangevoerd als een van de redenen om Irak binnen te vallen”. Daarmee wekt u de suggestie dat het daarbij ging om de gevonden artilleriegranaten.
Maar de kern van de verdraaiingen in de propagandacampagne van de Britse en Amerikaanse regeringen was juist dat er een bedreiging bestond voor het Verenigd Koninkrijk en dus Europa. De implicatie was dus dat langeafstandsraketsystemen of misschien bommenwerpers in staat waren om massavernietigingswapens over lange afstand te lanceren. Het onderzoek van de Britse rechter Hutton naar de dood van de wapendeskundige Kelly heeft juist aangetoond dat het Britse dossier over deze wapensystemen wezenlijk veranderd was, juist op dezelfde manier als u dat doet: namelijk het door elkaar halen van korteafstandswapensystemen voor slagveldgebruik met langeafstandsystemen die ons in Europa konden bereiken.
Premier Balkenende volgde deze ratio toen hij op 18 maart jl. (aan de vooravond van de oorlog) in de Tweede Kamer verklaarde: “De essentie is echter de ontwapening van een agressor die massavernietigingswapens in zijn bezit heeft.” Het is wellicht overbodig nog op te merken dat er nog steeds geen enkel bewijs geleverd is van de aanwezigheid in Irak van zulke verreikende systemen, die de verklaarde casus belli vormde voor de Britse en Amerikaanse regeringen.

NRC Handelsblad