VS willen nieuwe NAVO-doctrine bepalen

Zoals alle verdragsorganisaties hanteert het Atlantische Bondgenootschap een stelsel ideeën waarin wordt vastgelegd waar men zich mee bezig houdt, een soort verklaring over de doelstellingen.

Dit NAVO-document, het Strategisch Concept, werd voor het laatst in 1991 herzien, vlak na het einde van de Koude Oorlog. Inmiddels is er erg veel veranderd in de internationale politiek en het concept wordt daarom ook herschreven. De NAVO zal in 1999 worden uitgebreid met een drietal nieuwe lidstaten (Polen, Hongarije en Tsjechië). Ruim daarvóór moet men het eens zien te worden over een nieuwe versie van het Strategisch Concept.
Op de vergaderingen van de NAVO-ministers die in december plaatsvinden zal een voorlopige versie van dit document op tafel worden gelegd. Daarbij zullen twee zaken aan de orde komen die voor de vredesbeweging van groot belang zijn. Het eerste is het zogenaamde out-of-area optreden van de NAVO: dat wil zeggen het interveniëren buiten het verdragsgebied. Het tweede betreft de nucleaire doctrine van de NAVO.
Over het eerste onderwerp woedt binnen de NAVO een fel debat aangaande de rechtmatigheid van een optreden zonder VN-mandaat. Tot voor kort werd immers een resolutie van de Veiligheidsraad noodzakelijk geacht voor zo een optreden. Bij de crisis rond Kosovo bleek echter dat de NAVO bereid was om ook zonder VN-mandaat tot militaire actie over te gaan. In de praktijk werd dus een precedent geschapen, voordat er overeenstemming was over het beleid.

Op vragen die hierover in de Eerste Kamer werden gesteld naar aanleiding van de ratificatie van de NAVO-uitbreiding (13 november jl.), antwoordde minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken dat de discussie binnen de NAVO ging om situaties waarbij de NAVO, ondanks tegenstand van een of enkele leden van de Veiligheidsraad, toch zou willen optreden. Hij zei dat hier kan worden gedacht “aan situaties waarbij bijvoorbeeld een derde staat vraagt om een vorm van bijstand, de belangen van bondgenoten buiten het verdragsgebied worden bedreigd of het ontstaan van humanitaire crises.”
In het laatste nummer van het doorgaans goed geïnformeerde BASIC Reports (nr. 66) werd uiteengezet dat het vooral de Amerikaanse regering was die een dergelijke vrijheid om zonder mandaat te handelen nodig vond. President Chirac van Frankrijk waarschuwde ertegen om de NAVO om te bouwen naar een ‘Heilige Alliantie’ met een uitgebreid interventiemandaat. Het compromis dat inmiddels in de maak is lijkt te bestaan uit het formuleren van de wenselijkheid om met een VN-mandaat te opereren, maar ook het vastleggen van de bereidheid om eventueel zonder een dergelijke politieke rugdekking op te treden.
Nu is het zo dat ook een door de Veiligheidsraad gemandateerde operatie niet noodzakelijkerwijs zou leiden tot vreedzame oplossingen, of erger zou voorkomen. Maar een wereld waar een machtsblok zoals de NAVO met haar eigen specifieke (vooral westerse) belangen kan uitmaken waar er wordt opgetreden, is beslist een achteruitgang.

Ook het tweede punt, betreffende de nucleaire doctrine, heeft ernstige gevolgen. Hoewel er in de zomer geruchten waren dat de NAVO overwoog om haar tactische nucleaire wapens (zoals de kernbommen op vliegbasis Volkel) terug te trekken naar de VS, is inmiddels gebleken dat het bondgenootschap niets zal veranderen aan het huidige nucleaire beleid. Aan de nucleaire paragraaf in het huidige Strategisch Concept wordt vastgehouden: men handhaaft de optie om als eerste kernwapens te gebruiken en wijst pertinent elke poging om hierin verandering te brengen af. Hierover ondervraagd in hetzelfde Eerste Kamer debat, stelde minister van Aartsen dat er binnen de NAVO consensus bestaat “dat bij de aanpassing van het Strategisch Concept een wezenlijke verandering van de terminologie rondom het gebruik van kernwapens niet gewenst is….”. Bovendien vertelde hij: “Zolang het risico blijft bestaan of zelfs toeneemt, dat NAVO-landen worden bedreigd met massavernietigingswapens van welke aard ook, is het prudent als afschrikking daartegen een geloofwaardige NAVO nucleaire strategie te behouden.”
Voor beide punten geldt dat er sprake is van een poging om de Amerikaanse strategie over te laten nemen door de NAVO. Er zit immers een opgaande lijn in de steeds vaker voorkomende unilaterale interventies van de VS. Men is bereid om steeds driester op te treden tegen staten of niet-staten die een bedreiging vormen voor de VS, of dat lijken te vormen. Zie daarvoor achtereenvolgens de aanvallen op Afghanistan en Soedan en de bijna-aanvallen op Joegoslavië en Irak. Onderdeel van dit Amerikaanse beleid is de bereidheid om eventueel ook kernwapens te gebruiken tegen staten die dreigen met het gebruik van chemische of biologische wapens, of dergelijke wapens in bezit hebben. Om die reden is het vage antwoord van minister van Aartsen op de vraag die hierover gesteld werd, hoogst verontrustend.
De houding van de Nederlandse regering is ook geheel in tegenspraak met de koerswijziging op het punt van de nucleaire doctrine die de nieuwe Duitse regering lijkt in te zetten. De coalitie van SPD en Grünen wil in het strategisch concept een passage opnemen waarin de NAVO ervan afziet om als eerste kernwapens te gebruiken (no first use verklaring). De nieuwe Duitse positie leidt binnen de NAVO al tot oplopende spanningen.
Daarentegen lijkt de Nederlandse regering juist wel wat te zien in het overnemen van het Amerikaanse beleid in de nucleaire doctrine van de NAVO. Dat zou bijvoorbeeld inhouden dat de Nederlandse atoombommenwerpers op Volkel kunnen worden ingezet onder de al genoemde voorwaarden. Extra reden voor acties tegen die kernkoppen dus.

VD AMOK