Nederland is niet in staat te aanvaarden dat er bij een humanitaire missie doden en gewonden vallen.
Ook andere westerse democratieën zijn daarvoor te kwetsbaar. Dat dwingt de volkerengemeenschap tot de vorming van een huurlingenleger uit minder weekhartige culturen.
In zijn bijdrage in Podium (14 juni) stipt Leon Wecke een centrale vraag aan in het debat over buitenlandse humanitaire interventies: de onwil van de Nederlandse (en de westerse) publieke opinie om verliezen in vredesoperaties te accepteren. Gek genoeg trekt hij daaruit niet de voor de hand liggende conclusie: namelijk dat het dus niet mogelijk is om Nederlandse troepen in te zetten voor zulke interventies. In die blindheid staat hij niet alleen.
Het publieke debat over interventies, recent nog naar aanleiding van de verhoren van de commissie-Bakker en natuurlijk van Srebrenica, wordt beheerst door moralistische (waren de soldaten wel moedig genoeg), juridische (schenden van de soevereiniteit van een staat) of militair-technische kwesties (zijn de soldaten wel zwaar genoeg bewapend).
Het komt blijkbaar bij niemand op om een veel kernachtiger vraag te stellen: is de Nederlandse maatschappij wel in staat om humanitaire interventies, met alle risico’s van dien, te ondersteunen? Wat gebeurt er als er Nederlandse doden vallen in een vredesoperatie? Het is verbijsterend dat die vraag niet aan de orde is bij elk besluitvormingsproces over mogelijke interventies.
De immense publieke druk die ontstaat bij een enkele dode of zelfs gewonde Nederlander in het verleden is veelzeggend. Hoe groot zal de storm van verontwaardiging wel niet zijn, wanneer er wekelijks Nederlandse slachtoffers vallen?
Het lijkt mij dat de publieke steun voor vredesoperaties snel in zijn tegendeel zal omslaan. De gevolgen van deze voorzichtigheid zijn al zichtbaar in de manier waarop interventies worden uitgevoerd. Zo werd in Kosovo door alle NAVO-vliegtuigen boven een bepaalde hoogte gevlogen uit angst voor de Joegoslavische luchtafweer. De politici wisten heel goed wat er met de publieke steun zou gebeuren als er in het Westen televisiebeelden van gevangengenomen of gedode NAVO-piloten zouden verschijnen. Gevechten met grondtroepen (om de weerstand van het Joegoslavische leger daadwerkelijk te breken) waren al helemaal uit den boze.
Maar de in het Westen populairste manier van oorlog voeren, met massale vuurkracht en op afstand, is juist volkomen in strijd met de politieke doelen die men zegt na te streven in een humanitaire interventie: namelijk het redden van mensenlevens.
De waarheid is dat de gevechtsvliegtuigen, fregatten en tanks volkomen nutteloos zijn in situaties waar mensen geterroriseerd worden door milities bewapend met kapmessen of pistolen. Daartegen heeft alleen een bliksemsnelle actie op de grond een beperkte kans van slagen. Uitgevoerd door elitetroepen die verliezen accepteren. In een langdurige campagne kunnen alleen bewapende politie-eenheden een nuttige rol spelen.
Voor diegenen die een militaire oplossing zoeken, rest alleen de inzet van soldaten die zonder gevolgen op het (westerse) thuisfront kunnen worden ingezet. Daaraan voldoet slechts een categorie: huurlingen. Een variant daarop is de inzet van goedopgeleide troepen uit landen waar de dodencijfers er minder toe doen. Of, maar dit is minder realistisch, het oprichten van een VN-interventiemacht die direct onder het gezag van de secretaris-generaal kan optreden. De recente uitspraken van de Amerikaanse VN-ambassadeur Holbrooke zijn misschien een stap in die richting.
Helaas zijn de kansen op een politiek debat over deze beperkingen en alternatieven bijzonder gering. Dat bewees de politiek met de onmiddellijke afwijzing van een recent rapport van Clingendael waarin gepleit werd om bij interventies huurlingen in te zetten. In plaats daarvan gaat men er voor het gemak van uit dat het Nederlandse leger in staat is om een militaire interventie uit te voeren die daadwerkelijk mensenlevens redt.
Gevreesd moet worden dat onder de invloed van mediahypes en emoties nieuwe operaties zullen plaatsvinden waar wederom in de praktijk het redden van de burgers op de tweede plaats komt te staan, ver onder het eerste doel: het behouden terugbrengen van de eigen soldaten. Elke westerse politicus die dit -het belangrijkste criterium- niet hanteert, gaat een nederlaag in de volgende verkiezingen tegemoet.
Trouw