Bosnische oorlog zonder einde

Als er een kans op vrede is in voormalig Joegoslavië dan is die bijzonder klein. De gebeurtenissen van de afgelopen zomer wijzen eerder op een hervatting van de oorlog of eigenlijk een intensivering van een strijd die geen enkel ogenblik gestaakt is.

Twee politieke gebeurtenissen zijn het afgelopen half jaar van cruciaal belang geweest. De eerste was de totstandkoming in maart jl. van de Bosnisch-Kroatische federatie, die de burgeroorlog tussen Bosnische Kroaten en moslims tot een eind bracht. Een gezamenlijke regering kwam pas eind juni tot stand en aan de bestendigheid van het nieuwe verbond valt ernstig te twijfelen. Desalniettemin was het onmiddellijke gevolg een dramatische verbetering in de slagkracht van het Bosnische regeringsleger, dat zich nu volledig tegen de Bosnische Serviërs kon keren. Bovendien werden door het bondgenootschap met Kroatië de smokkelroutes van Bosnië naar de buitenwereld vermenigvuldigd. Dit had een scherpe toename van het aantal wapens dat het regeringsleger tot zijn beschikking had tot gevolg. Behalve mortieren en een aantal tanks zijn in groten getale ook anti-tankraketten ingevoerd. Het al bestaande overwicht van het regeringsleger in manschappen (110.000 tegen 80.000), kan nu ook een gepantserde vuist krijgen (zie kader).

De tweede gebeurtenis was de sluiting door Servië van haar grenzen met het Servische deel van Bosnië begin augustus. Dit was de reactie van de Servische president Milosevic op de afwijzing van het vredesplan voorgesteld door de ‘contactgroep’, een in april opgezet samenwerkingsverband van Rusland, VS, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Door deze blokkade komt er geen benzine of olie meer aan bij de Bosnisch-Servische eenheden. Deze hebben de afgelopen drie jaar een oorlog gevoerd, die gebaseerd is op vuurkracht: op tanks en kanonnen die verplaatst moeten worden met gemotoriseerde middelen. De olieboycot betekent dat de slagkracht van het Bosnisch-Servische leger direct wordt aangetast. Het is de combinatie van deze twee politieke gebeurtenissen die de onderstroom vormt van een tij dat zich langzaam maar zeker ten gunste van de Bosnische regering begint te keren.

Versterking

De met veel publiciteit omgeven onderhandelingen geleid door de contactgroep vormden een tussenfase in die machtsverschuiving. De overeenkomst die aan de partijen werd voorgelegd was voor geen van beide acceptabel. De Bosnische regering wilde een regeling die het hele grondgebied onder haar gezag zou stellen; de Bosnische Serviërs wilden de mogelijkheid om een deel van Bosnië af te splitsen en het samen te voegen met Servië. Geen van beide eisen werd ingewilligd, maar er werd wel een situatie geschapen waar een van de partijen, de Bosnische regering, op den duur een militair overwicht zou krijgen.
Volgens het verdrag moeten de Bosnische Serviërs een deel van het door hen beheerste gebied afstaan; verder mogen ze slechts een zelfstandige, niet-erkende politieke entiteit vormen, die alleen deel mag uitmaken van Bosnië, dus niet van Servië. Dit laatste, de eis dat de oorspronkelijke grenzen van de voormalige Joegoslavische deelstaat Bosnië-Herzegowina worden bewaard, is vermoedelijk een poging om een deel van het afgebrokkelde gezag van de westerse machten te herstellen.
De Bosnische regering ging tandenknarsend akkoord met de kaart, tegelijkertijd zich beklagend dat de toegekende regio’s economisch niet levensvatbaar zijn. Het toch meegaan was waarschijnlijk gebaseerd op de calculatie dat de Bosnische Serviërs de voorgestelde verdeling van Bosnië toch zouden afwijzen (omdat volgens hen de meeste economische hulpbronnen juist aan de Bosnische regering werden toegekend). Onderwijl kan de regering tijdens de toestand van semi-oorlog haar leger uitbreiden, opleiden en beter bewapenen voor de komende verovering van Bosnisch-Servisch gebied. Intussen wordt in het noorden van Bosnië, bij Brcko en Doboj, de militaire druk op de vitale verbindingscorridor tussen het oostelijke en westelijke deel van het door de Bosnische Serviërs beheerst gebied zonder pauze gehandhaafd.

Servische invloed

In principe kon de Bosnisch-Servische leider Karadzic de opgelegde overeenkomst negeren: dat deed hij dan ook, met als argument dat de herverdeling van het land te nadelig voor zijn kant was en dat er geen politieke zelfstandigheid werd toegekend. Er was echter een essentiële factor die niet genegeerd kon worden: de positie van de Servische regering van Milosevic, tot voor kort steun en toeverlaat van Karadzic. Servië staat al een paar jaar onder zware economische druk en heeft door het VN-embargo het punt bereikt waar men het welletjes vindt en bereid is tot een overeenkomst, in ruil voor de opheffing van de sancties.
De eerste tekenen van deze ommezwaai waren begin mei al zichtbaar, toen de door de Servische regering beheerste staatstelevisie begon te berichten over massale corruptie in de Bosnisch-Servische regering.
Het was deels de druk van het embargo dat Milosevic tot zijn reuzenzwaai bracht en daarmee ook het tweede cruciale keerpunt teweegbracht. Maar er speelde zeker nog een factor mee: de koele berekening van de Servische leiding dat de Bosnisch-Kroatische federatie geen blijvende kan zijn en dat op den duur een deal mogelijk is met de Kroatische regering. Als daarbij de korte termijnbelangen van de Bosnische Serviërs moeten worden opgeofferd, dan zal dat ook gebeuren. Sommige berichten speculeerden zelfs op een mogelijke coup tegen Karadzic met behulp van zijn militaire stafchef Mladic. Hoe dan ook: zonder Servische steun redt Bosnisch-Servië het op den duur niet. Als de grens inderdaad goed is afgesloten, dan zal dit betekenen dat vroeg of laat de regering van Karadzic om moet. Daarom zijn de gebeurtenissen in een gevaarlijke stroomversnelling gekomen. Het is immers onwaarschijnlijk dat de Bosnische Serviërs zich zomaar zullen neerleggen bij de huidige toestand. Daarvoor hebben ze enkele troeven in handen: de steun voor hun zaak in Servië zelf, en een voorlopig nog bestaand militair overwicht in vuurkracht op het slagveld, plus aanzienlijke steun onder de Bosnisch-Servische bevolking. Als Milosevic volhardt in zijn grenssluiting dan ligt het voor de hand om die troeven uit te spelen, bijvoorbeeld door zijn regering omver te werpen. Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een belangrijk deel van de Servische bevolking is immers oorlogsmoe en wil opheffing van de sancties. Als Milosevic dit gedaan kan krijgen door de Bosnische Serviërs onder druk te zetten, dan zal hij daar aanzienlijke steun voor krijgen. De traditioneel extreem-rechtse vleugel van de Servische politiek verzet zich tegen deze lijn. De vraag die begin september speelde is of ze in staat was voldoende steun te mobiliseren om Milosevic te wippen. Zoals altijd speelt de loyaliteit van het Servische leger hierin een cruciale rol.

Verdeeldheid

Het aanbod van de contactgroep dat er begin september lag, was bepaald niet aantrekkelijk voor Milosevic: in ruil voor de toestemming voor de stationering van waarnemers om het grensverkeer met Bosnisch-Servië in de gaten te houden, zou het vliegveld van Belgrado weer opengesteld kunnen worden en Joegoslavië weer mee mogen doen aan internationale sportevenementen. Zo’n ‘aanbod’ geeft te denken. Het betekent immers geen enkel soelaas voor de bevolking van Servië en Montenegro. Waarom zouden ze Milosevic in zijn nieuwe beleid steunen, als er toch niets mee bereikt wordt?
De bedoelingen van deze manoeuvres van de contactgroep zijn nogal duister, de val van Milosevic als gevolg van het ontbreken var elke verbetering zou immers een mogelijke vrede nog meer achter de horizon doen verdwijnen. Niet voor niets was er sprake van verdeeldheid tussen de VS enerzijds en de Westeuropese landen plus Rusland anderzijds. In het Amerikaanse Congres wordt er steeds harder gepleit voor de eenzijdige opheffing van het wapenembargo, namelijk dat tegen Bosnië. Het zou niet de eerste keer zijn dat de buitenlandse politiek van de VS een belangrijke rol gaat spelen in binnenlandse verkiezingen. Deze worden in november gehouden voor een deel van de zetels van het Congres. Het is er president Clinton veel aan gelegen om een sterk imago te hebben. Daarnaast is er in Midden- en Oost-Europa ook sprake van concurrentie tussen de VS en West-Europa. De Europese Unie heeft in voormalig Joegoslavië haar gebrekkige slagkracht bewezen. De VS kunnen door sterk optreden bewijzen dat zij nog altijd de internationale macht met de meeste invloed zijn. Als het nodig is om Westeuropese en Russische gevoeligheden op de Balkan te bruskeren, dan zullen de VS het niet laten.

VD AMOK