De strijd tegen de wapenhandel

Als er iets opvalt aan de nasleep van de Golfoorlog, dan is het de sterk verhoogde aandacht voor wapenhandel en alles wat daarmee verband houdt.

Overal in Nederland worden informatie-avonden gehouden waar gepleit wordt voor het inperken van wapenhandel en wapenexport. Velen in Nederland, in andere Europese landen en Noord-Amerika, lopen hier warm voor. Het kan gerust een nieuwe aktietrend genoemd worden. De publieke opinie wordt momenteel beheerst door een impliciete morele verontwaardiging. Deze gaat volstrekt voorbij aan de zeer berekenende regeringspolitiek, die soms wel en soms niet tegen wapenhandel is. Als de regering opeens de mond vol heeft over de kontrole op wapenexport, is het raadzaam na te gaan met welke zwenking in de buitenlandse politiek het te maken heeft. De aktievoerders tegen wapenhandel krijgen onverbiddelijk met deze problematiek te maken.

De verandering van de centrale tegenstelling in de internationale politiek is de belangrijkste reden voor de vergrote belangstelling voor wapenhandel bij links en rechts. Het Oost-Westkonflikt is vervangen door de Noord-Zuid-tegenstelling. Arm tegen rijk. Die kloof bestaat al jaren, maar stond in de schaduw van het Oost-West-konflikt. Klanten voor wapentuig in de Derde Wereld konden Oost en West tegen elkaar uitspelen door nu eens de een, dan de andere te steunen. Nu is de situatie veranderd. De geïndustrialiseerde landen (vooral Europa, Japan en Noord-Amerika) hebben vrij spel gekregen in de ontwikkelingslanden. Alleen hun onderlinge konkurrentie werkt nog als een rem.
Een aantal van die klanten kan allang niet meer als onderontwikkeld worden omschreven, maar als gedeeltelijk geïndustrialiseerde machten. Daarmee zijn ze begonnen regionale invloed uit te oefenen. Bovendien en wellicht vele malen belangrijker, massa-vernietigingswapens zijn bereikbaar geworden voor een groot aantal landen. Niet alleen atoomwapens, maar ook biologiese en chemiese zijn binnen bereik gekomen van een tiental staten. Sterker nog, een aantal landen heeft die wapens al in hun bezit en ontbeert slechts nog de draagsystemen (raketten, vliegtuigen) om ze naar hun doel te brengen. Vooral de tweede reden speelde een essentiële rol in het klaarstomen van de publieke Westerse opinie in de Golfoorlog. De wapens zouden wel eens tegen het rijke noorden gebruikt kunnen worden! Daarom ook is de handel in de technologie, noodzakelijk om dergelijke wapens te bouwen, onderwerp van grote politieke belangstelling is geworden.
Maar waarom mogen grootmachten doorgaan met het moderniseren van hun atoom-arsenaal door middel van testprogramma’s, terwijl niemand anders de wapens mag aanschaffen? Waarom mag Israël een atoomstrijdmacht bezitten en de andere landen in de regio niet? Het exkuus is meestal dat we met gevaarlijke diktators te maken hebben. Maar diezelfde diktators worden gesteund door het Westen zodra dat uitkomt. De kernwapentechnologie van Irak is door een aantal Westerse landen geleverd. Als kernwapens in de handen van Saddam Hoessein gevaarlijk zijn, waren ze dat dan niet in die van de Russiese diktator Stalin? Omdat met hem destijds een afspraak was overeengekomen, zodat de Koude Oorlog in ieder geval niet heet werd. De redenen van de regeringen om tegen verspreiding van wapens te zijn worden ingegeven door het behoud van de bestaande internationale machtsverhoudingen. Een verandering van de deze machtsverhoudingen tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden zal nooit worden toegestaan.

Internationale plannen

Daarom moeten de internationale voorstellen voor wapenexportkontrole zoals die in allerlei vergaderingen en topontmoetingen worden besproken met de nodige argwaan worden bekeken. In de Verenigde Naties (VN) wordt dit najaar onderhandeld over het aanleggen van een register waar wapenexportkontrakten, met uitzondering van lichte wapens, zouden moeten worden aangemeld. Het voorstel staat vol goede bedoelingen. Tegelijk zijn er ettelijke bezwaren te noemen door de opponenten van de wapenhandel:
– De Verenigde Naties is geen demokratjes orgaan. Zaken worden vooral gedaan in de Veiligheidsraad, hetgeen betekent dat slechts datgene gebeurt waarover de vijf permanente leden het eens zijn. Dat is niet noodzakelijkerwijs ten gunste van het welzijn van de bevolking op deze planeet.
– Elk mooi stuk papier moet ook gesteund worden door een kontrole-apparaat. Als er ooit een kontrole-apparaat komt, hoe wordt het dan in de hand gehouden? Zal het slechts datgene doen wat de grootmachten van de wereld goed uitkomt?
– De regeringen van de Derde Wereld die in de VN worden vertegenwoordigd zijn zelf al te vaak van een bedenkelijke aard, zoals bijvoorbeeld het Zaïre van Mobutu.

Ook de vijf machtigste landen hebben de laatste maanden verklaringen afgelegd over de wenselijkheid van ‘arms control’. In die terminologie schuilt misleiding. Kontrole impliceert geenszins stopzetting, zelfs niet afname. Vermoedelijk gaat het om een onderonsje van grootmachten die de wapenexport grotendeels zien als een exponent van hun buitenlandse politiek. Daarin passen ook de vele verklaringen over de exportkontrole op wapens naar het Midden-Oosten. In dit laatste geval is de tegenstrijdigheid evident. Terwijl men bezwerende formuleringen uitspreekt over de noodzaak van kontrole, worden waardevolle kontrakten afgesloten voor de leverantie van wapens aan Saoedi-Arabië, Israël en Koeweit. Tegelijk wordt door politieke druk verhinderd dat Tsjecho-Slowakije een graantje meepikt. De voorziene tankleveranties aan Syrië zijn voorlopig stopgezet. De essentie van de internationale maatregelen is dan ook kontrole en zelden werkelijke vermindering van konventionele wapenleveranties. Dit ligt anders bij de massavernietigingswapens. Het ziet er naar uit dat men hierover een daadwerkelijk monopolie wil uitoefenen in de geïndustrialiseerde wereld.

De Nederlandse kontrole

Er bestaat in Nederland nog steeds een zeer levendige wapenindustrie. Er is door de verlaagde defensiebudgetten in de geïndustrialiseerde wereld, een teruggang in de wapenhandel en daarom ook in de industrie teweeggebracht. Ook het gebrek aan koopkracht in de ontwikkelingslanden speelt een rol. Toch valt er nog wel te verdienen aan de handel des doods, ondanks de begonnen afbraak van de Nederlandse wapenindustrie. Ongeveer 5000 van de 25.000 arbeidsplaatsen staan de komende 5 jaar op het spel. Volgens een Belgies rapport zou er in de periode 1980-1988 gemiddeld fl. 4 miljard aan wapens geproduceerd zijn in Nederland. Hiervan werd fl. 1,3 miljard geëxporteerd, 40% ging naar de Derde Wereld.
De belangstelling voor deze industrietak vanuit de vredesbeweging is terecht. De vraag is natuurlijk, waarom slagen leveranties van Delft Instruments en Melchemie aan Irak en Muiden Chemie aan Iran, terwijl de exportwetgeving geacht wordt ze te verhinderen? Er is een aantal antwoorden op die vraag.
– Ten eerste de gebrekkige kontrole door de douane, die vaak volstaat met papieren kontroles en niet overgaat tot het openmaken van ladingen.
– Ten tweede de slechte kontrole op de eindbestemming. Volgens antwoorden op Kamervragen gesteld naar aanleiding van de dit jaar uitgebrachte Nota Wapenexportbelcid van de regering, worden Nederlandse diplomaten slechts een tiental keren per jaar ingeschakeld om na te gaan of het als eindbestemming opgegeven land inderdaad de eindbestemming is van een leverantie.
– Ten derde, de gaten in de wet die het mogelijk maken om wapens te exporteren. Ook naar krisisgebieden. Van deze ontduikingsmogelijkheden is de Benelux-route het meest interessant. De journalisten Colijn en Rusman, die veel onthullingen over Nederlandse wapenexport op hun naam hebben staan, wezen er in een artikel in Vrij Nederland op dat wapenhandelaren hier gretig gebruik van maken. Elk Benelux-land wordt geacht de wapenexportwetgeving van de anderen toe te passen op goederen die van dat land vandaan komen. In werkelijkheid gebeurt dit niet, waardoor de export via het buurland een aantrekkelijke bezigheid wordt voor de andere twee landen.
– Ten vierde, en dit is het gevolg van de formuleringen van de exportwet, kijkt men bij de kontrole slechts of er sprake is van een militair goed. Dit is een produkt dat pas als militair produkt wordt beschouwd als het op de lijst van strategiese goederen staat. Er wordt uitdrukkelijk niet bekeken of een produkt een militaire toepassing kan hebben. Zo werd het mogelijk om Argentinië, tijdens de diktatoriale periode tussen 1976 en 1982, transportvliegtuigen te leveren en kleine marinevaartuigen aan Iran tijdens de eerste Golfoorlog.
– Ten vijfde, het exporteren van komponenten die vervolgens worden ingebouwd in een groter wapensysteem. Bijvoorbeeld vuurgeleidingsapparatuur van Hollandse Signaal voor in Duitsland gebouwde fregatten, die vervolgens naar Chili zijn gestuurd. Het gaat hier om legale procedures. Er zijn natuurlijk ook illegale wegen. Men gebruikt valse eindgebruikercertifikaten, zodat verhuld wordt dat een goed naar een spanningsgebied gaat. Men liegt over de inhoud van een kontainer en men verandert de bestemming van een vracht als het eenmaal op zee is.

Politieke invloed

De Nederlandse regering wijst er op dat haar exportwetgeving onderhavig is aan de internationale rechtsorde. Dat geldt voor wapenexporten ook. De problemen komen tot uiting in de debatten over het leveren van wapensystemen aan landen die het niet zo nauw nemen met de mensenrechten. Officieel wordt een aantal kriteria toegepast op de exportaanvragen. Mensenrechten, spanningsgebied en het aanwezig zijn van een internationaal embargo.
Dat klinkt mooi, maar de toepassing van deze regels geldt voor ieder geval apart. Dan blijkt vaak dat de regels rekkelijk zijn. Men kan bijvoorbeeld wapens leveren aan Turkije, omdat dit land een NAVO-bondgenoot is en omdat de wapens niet kunnen worden gebruikt voor het martelen van gevangenen. Of men kan vliegvelden bouwen in Saoedi-Arabië, omdat de mensenrechtensituatie alleen relevant is met betrekking tot het wapensysteem.
De export vertoont dus flexibiliteit en is vaak onderwerp van politieke krachten. De voortgezette export van nachtkijkers door Delft Instruments aan Irak, lang nadat dit feit bekend was geworden, is een goed voorbeeld van een leverantie die niet vreemd was gezien de politieke wens om Irak te steunen in haar oorlog tegen Iran. Irak werd in feite gebruikt als politieagent van het Westen in het Midden-Oosten. In dat kader moeten de massale wapenleveranties aan dat land gezien worden, ook die van Delft Instruments. Toen de populariteit van Irak bij de westerse regeringen sterk terugviel nadat het Koeweit was binnengevallen, sloeg het exportbeleid van het Westen ten aanzien van dat land plotseling om. Opeens werden bedrijven die al jarenlang wapens leverden aan Irak, achter de vodden gezeten. Die omslag kan alleen politiek verklaard worden. Er was immers allang bekend dat Delft Instruments en anderen aan Irak leverden. Een verandering van de buitenlandse politiek was opeens belangrijk genoeg om deze aanvoer af te snijden? Dit ligt niet zo voor de hand als men zou denken. De Nederlandse regering veranderde niets aan haar wapenexport naar Indonesië, ook niet nadat dat land Oost-Timor was binnengevallen.

Oplossingen

Hoe kunnen anti-wapenhandelaktivisten optreden tegen de wapenhandel? In ieder geval is het niet voldoende om te vertrouwen op de aktiviteiten van de overheid, onder andere vanwege de zwaarwegende staatsbelangen die vaak in het geding zijn. Er zijn twee hoofddoelen, die in elkaar overlappen:
A. Zorgen dat de illegale wapenhandel goed gekontroleerd wordt.
B. Aktievoeren tegen de ‘legale’ wapenhandel.

Het eerste is een nuttig takties tussendoel, omdat veel mensen in ieder geval vinden dat de illegale wapenuitvoer moet worden gestopt. Omdat de officiële kontrole zo slordig is, is er ruimte voor de aktiviteiten van samenwerkende aktivisten, journalisten, onderzoekers, parlementariërs, gemeenteraadsleden en zelfs de Economische Controle Dienst.
Voor het stopzetten van alle wapenhandel, zal het nodig blijken om allianties op te bouwen met solidariteitsgroepen die aktief zijn voor de landen waar naar toe geëxporteerd wordt. Een duidelijk voorbeeld van het laatste is de export van ’tweedehands’ oorlogsmateriaal, jachtbommenwerpers, naar Turkije, waar ze gebruikt worden om Koerden te bombarderen.
Aktievoerders kunnen in de nabije toekomst ook te maken krijgen met een nieuw verschijnsel, een open markt in de Europese Gemeenschap. Een gevolg daarvan kan zijn dat alle wapens die in het EG-gebied geproduceerd worden onder dezelfde exportwetgeving gaan vallen. Daarvoor worden de eerste aanzetten al gegeven. Als het zover is, zal de noodzaak voor een Europees anti-wapenhandelkampagne groter dan ooit zijn. Er bestaat reeds een internationaal netwerk, het Europees Netwerk tegen de Wapenhandel, dat bestaat uit anti-wapenhandelaktivisten, onderzoekers en journalisten. Dit kan in de toekomst worden uitgebreid. De noodzaak hiervoor is vanzelfsprekend. Het is bovendien zaak om niet alleen de wapenexport te bestrijden, maar ook het beleid waarin deze export past. Dat betekent dat ook de Noord-Zuid verhouding, de kwestie van de rijke wereld tegen de arme, aan de orde moet komen. Te verwachten valt dat dit in de nabije toekomst zal gebeuren op een wijze, die alleen tot doel heeft om de overheersing van de ontwikkelingslanden door het Noorden te bestendigen. Zo wilde een IMF-rapport verlaagde defensie-uitgaven afdwingen als voorwaarde voor leningen. Dit lijkt me een politiek die we nooit moeten steunen, gezien de rol die het IMF in het algemeen speelt in het bevestigen van bestaande uitbuitingsrelaties.

AMOK