Een toekomstig trans-Atlantisch blok?

Het is evident dat de wereld zich in een immense economische crisis bevindt, die samenhangt met de roofbouw op de eigen economie door het neoconservatieve oorlogsavontuur van de afgelopen acht jaar.

Dat de crisis doorzet bedreigt ook de bestaande machtsstructuren. De VS worden zwakker en zijn niet meer in staat om hun nationale belangen overal door te drijven. Ze zijn gedwongen om nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan en te aanvaarden dat de bestaande worden gereorganiseerd. Dat betekent een herschikking van de trans-Atlantische relatie, de NAVO. Binnen die relatie hebben altijd spanningen bestaan, vanwege de uiteenlopende belangen van de grote mogendheden. De grootste tegenstellingen waren het gevolg van de unieke vijftig jaar durende Amerikaanse machtspositie die onder de elites in de grootste West-Europese landen weerstand opriep. De huidige crisis heeft in de VS tot bezinning geleid. De samenwerking met de staten van de EU zal substantiëler moeten dan via de coalitions of the willing.

De regering van president Obama is geschikt om dit project in te zetten, vanwege de geslaagde propagandaoperatie waarbij de nieuwe president is afgeschilderd als symbool van change. De voordracht van de belangrijkste bewindvoerders voor buitenlandse en defensiepolitiek maakt echter duidelijk dat deze verandering zeer betrekkelijk zal zijn. De continuïteit van het agressieve buitenlandse beleid is gewaarborgd door het aanblijven van de heer Gates als minister van defensie, de komst van mevrouw Clinton als Minister van Buitenlandse Zaken en voormalig NAVO-opperbevelhebber Jones als nationale veiligheidsadviseur. Daarmee wordt duidelijk dat het fundamentele uitgangspunt van de VS – bepalen wat er in de wereld gebeurt – niet is veranderd. De wijziging zit in de bereidheid om tot afspraken te komen met het nieuwe machtsblok, de EU. Men gaat er niet meer op los slaan en het vervolgens uitleggen. In plaats daarvan gaat men de EU betrekken bij de plannen om er op los te slaan, om zo een bredere legitimiteit en het noodzakelijke soortelijke gewicht in internationaal verband voor zulke operaties te bereiken. Of dat plan zal lukken, hangt af van de reactie van de belangrijkste lidstaten van de EU op nieuwe crises en de omvang van de oppositie tegen nieuwe avonturen. Intussen zijn er wel een aantal meetpunten voor de cohesie van de NAVO.

Bevelsstructuur
De relatie met Rusland vormt de belangrijkste toetssteen. De energiecrisis heeft het belang van Rusland als gasleverancier aan Europa doen toenemen. Dat belang heeft zich vertaald als een beleid van non-confrontatie. Dat komt tot uiting in de reactie op de plannen voor uitbreiding van de NAVO via het lidmaatschap van Georgië en de Oekraïne. Deze zijn voorlopig een halt toegeroepen door Europese oppositie, maar intussen worden er wel talrijke economische en militaire relaties aangeknoopt. Als dat proces doorgaat, dan wordt de formele toetreding slechts het sluitstuk van een beleid dat de confrontatie met Rusland niet schuwt.
In Afghanistan zal de verhouding tussen de EU en de VS ook duidelijker worden, omdat momenteel door de VS wordt gestreefd naar een reorganisatie van de bevelsstructuur om de oorlog intensiever te voeren en alle leden van de NAVO daarbij te betrekken. De mate waarin de Europese lidstaten van NAVO daarin meegaan (en dus afstevenen op een rampzalige nederlaag zoals de Russen eerder ondervonden), is ook een indicatie van hun ondergeschiktheid aan de VS. De realiteit is dat de NAVO-operatie steeds afhankelijker wordt van Rusland, omdat via dit land een deel van de logistieke aanvoer plaatsvindt.
Dat gegeven is ook relevant voor een andere kwestie: het raketschild dat door Rusland als een directe dreiging wordt gezien en tevens past in een nieuwe wapenwedloop in Centraal-Europa. De verklaring van de Franse president Sarkozy eind november dat dit schild geen bijdrage leverde aan de veiligheid van Europa gaf een duidelijk afwijzend antwoord op het Amerikaanse plan om militaire voorposten in Oost-Europa verder uit te bouwen. Toch zijn de Europese lidstaten op de NAVO-ministerraad van december weer akkoord gegaan met het plan, dat bovendien gekoppeld moet worden aan een reeks andere raketschildplannen, mogelijkerwijs een boven Israël. Daarover zal in april duidelijkheid komen op de NAVO-top in Straatsburg.

Een andere toetssteen voor de cohesie is het nucleaire beleid: de NAVO heeft een militaire nucleaire doctrine, waarbij gebruik wordt gemaakt van Amerikaanse kernbommen die moeten worden afgeworpen door de vliegtuigen van Europese lidstaten, waaronder Nederland en België. De omvang van die nucleaire slagkracht is aanzienlijk afgenomen, maar wordt in minimale vorm gehandhaafd. Anders gezegd, de NAVO staat haar nucleaire paraplu niet af en eist daarmee een uitzonderingspositie op voor zichzelf ten opzichte van de rest van de wereld. Het meest waarschijnlijke scenario, het in stilte terugtrekken van de laatste Amerikaanse kernbommen van Europees grondgebied, terwijl tegelijk de nucleaire doctrine wordt gehandhaafd (gegarandeerd door andere kernwapens) zou een goede illustratie zijn van de nieuwe verhoudingen binnen de NAVO. Een andere kant van dit nucleaire beleid is die van de non-proliferatie: de stappen die door de Atlantische landen worden ondernomen om de nucleaire brandstofcyclus te controleren via een multilateraal mechanisme waar ze doorslaggevende invloed op uitoefenen. Een dergelijk beleid biedt immers de kans om aan landen die geen lid zijn van de NAVO een aanbod te doen (levering van nucleaire brandstof) in ruil voor een tegemoetkomende houding ten aanzien van de beleidsdoelen van het Atlantische blok. Speciale privileges worden dan verleend aan bevriende landen elders in de wereld, de potentieel concurrerende machtspolen van de nieuwe wereldorde. Het met India afgesloten verdrag is daar een voorbeeld van. Tegelijkertijd worden er afspraken gemaakt om landen die een nucleaire infrastructuur in eigen beheer willen houden, te straffen – zie Iran. Dat is de achterliggende gedachte bij de pleidooien om de positie van het internationaal atoomagentschap IAEA te versterken. Dit aan de VN verwante orgaan heeft al als taak om te controleren dat nucleair materiaal niet omgeleid wordt voor militaire doeleinden.

Interventieoorlogen
Ten slotte is het beleid ten aanzien van de VN zelf van belang. Als de Europese lidstaten meegaan in het unilaterale optreden van de NAVO zonder tussenkomst van de Veiligheidsraad, zoals in het bombarderen van Kosovo in 1999, en het erkennen van Kosovo als onafhankelijke staat in 2008, dan ligt een optreden samen met de VS in andere crises voor de hand. De implicatie daarvan is dat de moeizaam ontwikkelde EU-defensiepoot slechts een tak zal vormen van een trans-Atlantisch verbond dat haar gezamenlijke belangen in de komende crises, verenigd wil behartigen. Daar wordt vanzelfsprekend de VN ondergeschikt aan gemaakt. Een gesprek van de secretaris generaal van de NAVO de Hoop Scheffer met die van de VN Ban Ki-Moon, afgelopen september, was een veeg teken aan de wand. Er werd een overeenkomst tussen NAVO en VN ondertekend, waarin de wereldorganisatie die volgens haar uitgangspunten moet streven naar ontwapening, een belangrijke rol toekende aan de NAVO in dit proces. Er werden afspraken gemaakt voor verdergaande samenwerking, ondanks protesten van de Russische Minister van Buitenlandse Zaken Lavrov. Zo’n samenwerkingsverband creëert een gevaarlijk raamwerk voor de toekomst. Interventieoorlogen kunnen dan worden afgeschilderd als vredesoperaties. Het belang ervan voor de NAVO is propagandistisch: door zichzelf te positioneren als ‘regionale’ veiligheidsorganisatie en uitvoerder van VN-beleid, wint ze een valse soort legitimatie. Als daarbij de twee poten van het bondgenootschap ook volledig verenigd zijn in hun buitenlandbeleid, dan worden confrontaties met de rest van de wereld onvermijdelijk.

Vredesmagazine