De bouw van een raketschild wordt door voorstanders geduid als puur defensief. Zij vergeten dat het de VS gelegenheid zal geven haar belangen na te streven zonder zich rekenschap te geven van de risico’s voor de rest van de mensheid, meent Karel Koster.
Het debat dat tussen de PvdA en het CDA in deze krant gevoerd wordt over het raketschild weerspiegelt principiële tegenstellingen over de manier waarop we in Europa met de wereld omgaan. Het standpunt van Bert Koenders en Frans Timmermans pleit voor interactie met de buitenwereld, het verankeren van de internationale en uiteindelijk ook de nationale veiligheid in een stelsel van verdragen (Forum, 15 september). Bovendien wijzen zij op de noodzaak om het internationale stelsel te hervormen om een herverdeling van rijkdom tussen de ontwikkelde en onderontwikkelde wereld te bewerkstelligen.
Mevrouw Van Ardenne en Maxime Verhagen tonen zich warme voorstanders van het opbouwen van een antiraketschild, een vermeende bescherming tegen raketten afgevuurd door zogenaamde ‘schurkenstaten’ (Forum, 25 september). In hun wereld komt het erop aan de rijke wereld te beschermen, over het afbreken van de ongelijkheid laten ze zich in dit verband niet uit.
Hoewel de CDA-aanpak, zeker na de aanslag van 11 september, de indruk weet te wekken van een realistische kijk op de wereldverhoudingen waarbij de PvdA als enigszins zweverig overkomt, leert een nadere beschouwing van de argumenten toch anders. Het plan voor de bouw van het raketschild berust immers op simpel boerenbedrog. Zo werd, tijdens een in juni door ons georganiseerd seminar over missile defence in Den Haag, betoogd door de Amerikaanse expert Geoffrey Forden dat het probleem van de antiraketverdediging niet oplosbaar is met de huidige technologie. Elke test die tot nog toe werd gehouden mislukte of werd door kunstmatige hulpmiddelen een armzalig succes.
Bovendien heeft zelfs een succesvol antiraketschild een beperkt nut. De aanslagen op New York en Washington maakten duidelijk dat het schild niets verdedigt als er andere vervoermiddelen worden gebruikt. Desalniettemin staat vast dat de Amerikaanse begroting voor de ontwikkeling van het ruimteschild in 2002 zal worden verhoogd tot 8,3 miljard dollar. De militair-industriële lobby die in Washington het Congres bewerkt om de miljoenen verslindende projecten te financieren, is hier niet vreemd aan. In het twijfelachtige geval dat het schild ooit op een effectieve manier functioneren – er zijn relatief eenvoudige tegenmaatregelen te nemen, zoals bijvoorbeeld namaakkernkoppen die meegaan met de echte – dan worden door het plaatsen ervan weer een reeks nieuwe problemen bewerkstelligd. Het schild is immers geen puur defensief systeem: net zoals in de Griekse oudheid de hopliet (voetsoldaat) met zijn schild de vijandelijke slagen afhield om des te effectiever met zwaard en speer aan te vallen, zo verbetert een land dat zichzelf deels onkwetsbaar maakt zijn strategische positie.
Dat wil zeggen, de combinatie maakt het mogelijk om driester in de wereld op te treden.
Het is duidelijk dat het CDA geen problemen heeft met het Amerikaanse optreden. Verhagen en Van Ardenne beschrijven de Amerikaanse bescherming van zijn belangen als ‘mondiale defensie-inspanningen’ en lijken te ontkennen dat het Amerikaanse beleid kwalijke gevolgen kan hebben. Het Amerikaanse unilateralisme, dat zich het afgelopen halfjaar een aantal malen heeft gemanifesteerd, is hen kennelijk ontgaan. Zo werden het antiraketverdrag (ABM), het Internationaal Strafhof, het Kyoto protocol over het klimaat en overeenkomsten om de productie en verspreiding van chemische en biologische wapens in te perken bekritiseerd, afgezwakt, dan wel geblokkeerd. Het teststopverdrag (TBT) tegen het nemen van atoomproeven, ondertekend door de VS, werd in 1999 niet geratificeerd door de Senaat.
Op 21 augustus 2001 werd als klap op de vuurpijl door een Amerikaanse diplomaat in Wenen op een conferentie ter uitvoering van dit teststopverdrag verklaard dat de VS vanaf nu alleen zullen betalen voor het internationale netwerk van meetstations (voor de detectie van ontploffingen), maar niet voor de inspecties die bij het verdrag horen. Anders gezegd, die onderdelen van het teststopverdrag die goed uitkomen worden door de VS ondersteund, andere verworpen.
In dat rijtje hoort ook de verwerping van het ABM-verdrag thuis waar het CDA geen problemen mee heeft. Het systeem van internationale verdragen, dat de bewapening de afgelopen dertig jaar enigszins in banen heeft geleid en in ieder geval uitzicht gaf op ontwapening, wordt er mee op het spel gezet. Gedeeltelijke nucleaire ontwapening zal misschien worden aangeboden in de vorm van eenzijdige stappen, die dus ook weer kunnen worden teruggedraaid en niet door een verdrag worden gecontroleerd.
De Amerikaanse opstelling werd goed weergegeven door de onderminister Bolton, die op 14 augustus zei dat ‘wapenbeheersing een belangrijk onderdeel van Amerikaanse buitenlands beleid is, maar de werkelijke vraag is wat onze nationale belangen ondersteunt’. Als je vindt dat internationale stabiliteit het beste gegarandeerd wordt door een stelsel van verdragen – een uitgangspunt van elke naoorlogse Nederlandse regering – dan moeten deze Amerikaanse stappen wel tot grote verontrusting leiden.
Dit unilateralisme bestaat niet uit het negeren van de Amerikaanse belangen in de wereld. Terecht stellen Van Ardenne en Verhagen dat de VS zich niet noodzakelijkerwijs aan hun ‘verantwoordelijkheden’ zullen onttrekken. De crux is dat ze onder een functionerend raketschild juist hun belangen zullen nastreven op een nog robuustere wijze dan ze al deden, zonder zich rekenschap te geven van de risico’s of gevolgen voor de rest van de mensheid.
Het gaat niet om het al of niet interveniëren, dat van Ardenne en Verhagen kennelijk altijd goedkeuren. Het gaat om het hoe en waarom van een bepaalde interventie. Als je elk Amerikaans beleid goedkeurt, dan ligt het voor de hand om de bouw van een raketschild als een puur defensief systeem te duiden. De veel ambitieuzere plannen voor het voeren van oorlog in en vanuit de ruimte, zoals ze in een door minister Rumsfeld geschreven rapport zijn uiteengezet, passen niet in dit beeld.
Er is een helder onderscheid te maken tussen PvdA en CDA, en het is nuttig voor kiezers om zich daarvan rekenschap te geven. Bij de CDA-filosofie wordt ervan uitgegaan dat bescherming tegen terroristen en boevenstaten met technische middelen mogelijk is. Bij de PvdA is er sprake van ernstige twijfel, versterkt door de aanslag van 11 september. Je kan je niet tegen terroristische aanslagen beschermen tenzij de achtergrond van die aanslagen bij het beleid wordt betrokken.
Terroristen worden niet op een slechte ochtend wakker en beslissen dat ze die dag New York gaan aanvallen. Ze zijn het product van maatschappijen waar bijzonder ernstige bezwaren leven tegen de huidige wereldordening en het beleid van de sterkste macht daarin. Dat beleid moet ter discussie staan, alleen dan neem je de voedingsbodem voor terroristen weg.
Militair-technische oplossingen kunnen hoogstens een secundair hulpmiddel zijn en zouden beslist niet het centrale element van de discussie moeten vormen. Die weg loopt dood en heeft uiteindelijk een grenzeloze escalatie van de strijd tot gevolg.
de Volkskrant