Uitbreiding NAVO in strijd met geest Non-proliferatieverdrag

Over de gevaren die aan de uitbreiding van de NAVO verbonden zijn, is al veel geschreven en gezegd, maar het is opvallend dat de discussie vooral gaat om de veiligheidspolitieke gevolgen voor Centraal-Europa.

Opiniemakers en politici wijzen vooral op de uitwerking die uitbreiding op de Russische binnenlandse politiek zal hebben, die een uitbreiding niet anders kan zien dan als een bestendiging van de Russische nederlaag in de Koude oorlog. Maar er is nog een probleem, dat helaas nauwelijks aan de orde is gesteld, en dat betreft de legaliteit van de kernwapens in dit proces.
In 1995 heeft de Nederlandse regering het Non-proliferatieverdrag (NPV) ondertekend. Een centraal element daarvan is de verplichting (in art. I) om ‘geen kernwapens of enig ander nucleair explosief apparaat of de controle over zulke wapens’ aan anderen over te dragen, of (art. II) om ze te ontvangen. De eerste verplichting slaat op de vijf door het Verdrag ‘erkende’ kernwapenstaten, de VS, Rusland, Groot-Brittannië, Frankrijk en China, de tweede op elke andere staat.

Strijdig
Nu is de positie van Nederland, als kernwapen controlerende en eventueel gebruikende staat (de Koninklijke Luchtmacht heeft nog altijd een NAVO-kernwapentaak) in het licht van dit verdrag toch al twijfelachtig. Volgens het ‘strategisch concept’ van de NAVO uit 1991 is het voor een ‘geloofwaardige nucleaire houding’ noodzakelijk dat Europese geallieerden die betrokken zijn bij collectieve verdedigingsplanning, ‘breed participeren in nucleaire rollen, in het in vredestijd baseren van kernwapenstrijdkrachten op hun grondgebied en in de afspraken over bevel, controle en consultatie.’
De Nederlandse nucleaire taak is dus al strijdig met de bedoeling van de artikelen I en II van het NPV, waarin zo’n overdracht van controle expliciet verboden is. Dat geldt evenzo voor de andere NAVO-lidstaten die kernwapentaken hebben (Duitsland, Turkije, Griekenland, Italië en België). Bovendien zijn zelfs de lidstaten die geen kernwapens op eigen grondgebied wensen (Noorwegen, Denemarken, Spanje), het wel eens met de nucleaire grondslag van het ‘strategisch concept’.

Nu gaat de NAVO een stapje verder. Het Atlantisch bondgenootschap wil nog meer landen uitnodigen om lid te worden en stelt daarbij als eis dat ook zij de kernwapendoctrine onderschrijven. Dat daarbij geen kernwapens op het grondgebied van die nieuwe staten worden gestationeerd, doet in dit verband niet ter zake. Cruciaal is dat een situatie tot stand komt waarin de NAVO kernwapens kan gebruiken als het betrokken raakt bij een conflict in Centraal-Europa (de NAVO handhaaft de optie om als eerste gebruik te maken van kernwapens).
De Nederlandse regering trekt graag een vroom gezicht als het gaat om non-proliferatie van kernwapens en onderschrijft het Non-proliferatieverdrag waarin dit wordt nagestreefd. Helaas is die betrokkenheid ver te zoeken als het gaat om haar eigen kernwapentaak en ook bij het debat over de nucleaire gevolgen van een uitbreiding van de NAVO. Die uitbreiding betekent ook uitbreiding van het gebied waarvoor de twijfelachtige nucleaire ‘bescherming’ geldt.
Niet doen, dus.

Trouw