Vlucht uit de werkelijkheid

In mei publiceerde de Tweede Kamerfractie van Groen Links haar gedachten over conversie. ‘Defensiematerieel in een veranderende wereld’, zo heet de notitie, is een merkwaardig schrijven.

De kern bestaat uit een mengeling van wensdromen en kritiek op het huidige regeringsbeleid. De beleidsadviezen die door de hele tekst verspreid staan, doen vermoeden dat het hier mede gaat om een poging om een betere aansluiting te vinden bij de defensiepolitiek van de PvdA.

In 1991 ontvouwde Groen Links haar ‘Blauwdruk’ voor het Nederlandse leger. Dat zou omgevormd moeten worden tot een krijgsmacht die hoofdzakelijk in dienst staat van internationale organisaties. (1) In de conversienota wordt deze lijn voortgezet. Centraal staat de wens om de Nederlandse defensie-industrie om te vormen in een bedrijfstak die uitsluitend materieel bouwt dat een omgebouwd Nederlands leger moet gebruiken in VN-operaties.

Groenlinkse droom

De droom van Groen Links bestaat in hoofdzaak uit twee elementen. Het leger moet zich specialiseren in VN-taken en de defensie-industrie moet, voor zover ze niet in staat is om de uitrusting voor dat VN-leger te leveren, converteren. Hieruit volgt de rest: regeringssteun voor te converteren bedrijven, rationalisatie en specialisatie van het leger. Deze opzet komt niet uit de lucht vallen. Een groot deel van de defensie-industrie verkeert in het midden van een grote overproduktie-crisis. De achterliggende redenering van Groen Links lijkt dat deze omstandigheid gebruikt kan worden om het defensie- en wapenexportbeleid om te buigen. Op een drietal hoofdzaken maken de schrijvers een grote vergissing. Dit zijn het blinde vertrouwen in de Verenigde Naties, de miskenning van de aard van het herstructureringsproces van de internationale defensie-industrie en de ontkenning van de nauwe relatie tussen buitenlandse politiek, defensie en wapenexportbeleid.

Blind vertrouwen

Kern van de kritiek op het blinde vertrouwen in de VN is dat de VN niet een neutraal, boven de internationale partijen staand orgaan zijn, maar eerder een ideologische dekmantel voor een beleid dat in essentie niets meer doet dan de bestaande internationale orde in stand houden. De Veiligheidsraad voert slechts dat beleid uit waarover de belangrijkste wereldmachten het eens zijn. Dit beleid is een compromis tussen de belangen van de belangrijkste wereldmachten. Meestal komt het neer op het handhaven van de bestaande orde. Dit kan ten gunste van de bevolking uitpakken (Namibië) maar net zo goed ten nadele (Somalië). De Nederlandse buitenlandse politiek staat pal achter de VN-politiek.
De impliciete vooronderstelling in de Groen Links-nota is dat dit een prima zaak is. Er wordt zelfs gesteld dat “gebruik van geweld noodzakelijk is om mensenlevens te redden”. Dit is een uitermate naïeve en gevaarlijke generalisatie die in de praktijk al vele malen gelogenstraft is.
Hier wordt wellicht de grootste duik in een droomwereld genomen. Het lijkt alsof Groen Links alleen nog kleinschalige vredesoperaties verwacht. In ieder geval gaat de nota er van uit dat dit voor Nederland het geval is.
Op een beetje preutse wijze lopen de auteurs met een boog om de werkelijkheid van ‘zware’ VN-operaties, waar tanks, gevechtshelikopters, vliegdekschepen enz. worden ingezet, heen. Wat moet het Nederlandse leger doen in situaties als in Somalië, waar de ‘vredesoperatie’ van Amerikaanse zijde verdacht veel lijkt op een oorlog? Vrachtwagens leveren ter ondersteuning van het zware werk? Daar lijkt althans de aanbeveling om het Nederlandse leger om te bouwen op te wijzen.

Groen Links wil een (beter) geïntegreerde krijgsmacht, gericht op het snel transporteren van licht bewapende vredestroepen. Dan zijn zware wapens en eigenlijk ook de zwaar uitgeruste luchtmobiele brigade niet meer nodig. Het materieel dat wel nodig is, kan door een deel van de Nederlandse defensie-industrie gebouwd worden. De rest moet converteren met staats- en EG-steun, aldus Groen Links. Bovendien moet de overheid ophouden met het helpen verkopen van tweedehands materieel en het maken van afspraken voor compensatie-orders, die weer een deel van de Nederlandse wapenindustrie in stand houden.

Miskenning

De voorgestelde plannen in de nota zijn dubbelzinnig. Enerzijds wordt ingespeeld op een bestaande ontwikkeling, anderzijds verplaatst men zich al schrijvende in een droomwereld waar fantasieën worden uitgeleefd die niets meer met de werkelijkheid te maken hebben. Zo wordt bijvoorbeeld het vervelende feit genegeerd dat er nog nooit een planmatig conversie-proces heeft plaatsgevonden. Alle grootscheepse conversies uit het verleden vonden plaats onder druk van het ontstaan van immense overcapaciteit in de produktiesfeer.
Het beruchte Eurometaal is deze eeuw al een aantal keren geconverteerd van civiele naar militaire produktie en omgekeerd. Dit gebeurde uit zuiver economische, niet uit politieke, overwegingen. De besluitvorming over investeringen vindt nog altijd plaats in de directiekamers. Dit proces kan alleen worden veranderd als je bereid ben het kapitaalbezit zelf aan te tasten. Een pleidooi daarvoor is in de nota niet terug te vinden.

Ontkenning

Voor het wapenexportbeleid doen de auteurs meer realistische suggesties. Bijvoorbeeld het effectief uitvoeren van bestaand beleid op grond van mensenrechtencriteria. Hierover kan een politiek gevecht gevoerd worden. De overheid moet zich terugtrekken uit het actieve koopmansbeleid ten aanzien van tweedehands wapens en geen ondernemingen meer ondersteunen in hun pogingen afzetmarkten te vinden. Er moet een eenduidig wapenexportbeleid komen voor de EG, met de Nederlandse wetgeving als norm. De daadwerkelijke beperking van de export moet echter bereikt worden door de al eerder genoemde conversie, aldus Groen Links.
Merkwaardig is echter de scheiding tussen wapenexportbeleid en buitenlands beleid: “Daarbij is het ook van belang dat er gewaakt wordt voor vermenging van doelstellingen uit het buitenlands of economisch beleid met het wapenexportbeleid”. Het lijkt er op dat de Groenlinkse kamerleden geloven in zo’n formele scheiding van deze beleidsterreinen. Dat komt ook tot uiting in het simplisme aangaande de oorzaken van oorlog, de gevolgen van wapenexport naar nieuwe markten kunnen “desastreus zijn voor de internationale verhoudingen.”
Zo’n opmerking is altijd waar en dus nietszeggend. Door het alleen over de relatie wapenexport / kans-op-oorlog te hebben verdwijnen in één klap alle politieke overwegingen van de Nederlandse regering om wapens te exporteren.
De scheiding tussen buitenlands beleid en wapenexport is aantoonbaar absurd, maar maakt het Groen Links makkelijk om zich in dit verband te beperken tot commentaar op het al dan niet toepassen van mensenrechtencriteria. Het erbij betrekken van het buitenlands beleid zou een discussie oprakelen die veel breder ligt namelijk over de aard van de internationale orde die mede door dat buitenlands beleid in stand wordt gehouden. Er is sprake van een merkwaardige tweedeling in het Groenlinkse denken: enerzijds beperkte kritiek op de uitvoering van de wapenexportwetgeving, anderzijds (ander tijdstip, andere plaats) kritiek op de internationale verdeling van rijkdom, het optreden van IMF en Wereldbank, de schuldenkwestie. Terwijl de essentie van veel westerse buitenlandse politiek neerkomt op het bestendigen van die ongelijke relatie, zo nodig met gebruik van geweld.
Het scheiden van de westerse buitenlandse politiek en de belangen die het dient en de zienswijze op de manier waarop het VN-beleid tot stand komt zijn de grootste fouten van de auteurs. Daarbij vergeleken valt de verdienstelijke kritiek op het optreden van de overheid als wapenverkoper helaas in het niet.

Noot:
1) Zie AMOK, 1991-4 en VeeDee, 1991-4

VD AMOK